vrijdag 16 november 2007

Elvis Presley

Op 16 augustus 2007 was het precies dertig jaar geleden dat Elvis Presley overleed. Ik herinner me nog goed dat ik het bericht hoorde op de radio en dat ik meteen aan mijn schrijfmachine ging zitten om een in memoriam te schrijven voor De Rode Vaan. Ik wist toen nog niet dat De Rode Vaan zich ooit nog actief had ingezet om het kwaad dat the King verspreidde te proberen indijken (*), al had ik daar wel een vermoeden van. Anderzijds wist ik wel zeker dat er “andere tijden gekomen waren”, zoals dat andere Amerikaanse icoon zingt. Wat hieronder staat is evenwel niet mijn tekst voor De Rode Vaan destijds. Die zit nog ergens tussen mijn paperassen en zal ik ooit wel eens opdelven.

De jaren '50. Economische hoogbloei in de Verenigde Staten. Iedereen heeft werk, ook de jongeren. Die jongeren hebben geld. En uiteraard willen ze ook beslissen wat ze met dit geld gaan doen. Hoe kan de consumptie-industrie nu dat geld binnenhalen? De jeugd zet zich af tegen de generatie van haar ouders, die verslaafd zijn aan Glenn Miller en andere brave big-band muziek. Tegengewicht: een solo-star, agressief van uiterlijk en nieuw van sound. Elvis Presley (geboren op 8/1/1935) vult deze blanco-behoefte in. Op het kleine Sun-label neemt hij in 1956 "That's all right ma" en "So glad you're mine", beide van Arthur "Big Boy" Crudup uit 1946, en "Blue moon of Kentucky" en "Mystery train" op.
Een kapitalistische wet functioneert nu: ene Colonel Parker, een Hollander die tot dan toe aan de kost kwam met “dansende kiekens” (**), dringt zich op als manager en verkoopt Elvis aan de multi­national RCA-Victor. Of: de rijkere heeft de macht zichzelf nog rijker te maken. De agressiviteit van de jongeren-als-groep wordt in maatschappelijk ongevaarlijke banen geleid via de rock'n'roll. Anderzijds heeft Sam Phillips (1923-2003) van Sun altijd ontkend dat hij zou "gerold" geweest zijn. Voor het bedrag dat men hem aanbood, kon hij namelijk een totaal nieuwe studio inrichten. Wat later zou volgen, kon niemand voorzien en zou zonder de steun van een multinational ook niet mogelijk geweest zijn.
En wat volgde dat was in eerste instantie "Love me tender", "Blue suede shoes", "Heartbreak hotel", "My baby left me" (opnieuw van Crudup, deze keer uit 1950) en "Hound dog", waarvan Elvis (ongewild?) de tekst heeft gewijzigd. In de originele versie van Big Mama Thornton gaat het over een prostituée die haar pooier aan de deur smijt en ze zegt dan ook: "You can wag your tail but I ain't gonna feed you no more". Elvis had het nummer echter in Las Vegas leren kennen, waar Freddie Bell & the Bell Boys zongen: "You ain't never caught a rabbit and you ain't no friend of mine" en hij nam dit ter goeder trouw over. Al zal het de verspreiding wel niet geschaad hebben...
In 1957 is er nog "Jailhouse rock", algemeen beschouwd als een van Elvis’ beste films. Tijdens de beroemde dansscène speelde The King echter een tandkroon kwijt, die in zijn long terechtkwam. Een chirurg verwijderde de kroon via zijn keel, waardoor hij (Elvis, niet de chirurg) een paar dagen hees klonk. Dat gaf echter niet want Vince Everett, zijn personage in de film, sukkelt ook met stemproblemen. Veel erger was dan ook Judy Tyler, Elvis’ tegenspeelster, een paar weken na de opnames omkwam in een auto-ongeluk.
Deze keer schreven Leiber en Stoller “Jailhouse rock” wel degelijk voor Elvis zelf, maar tegelijk luidde dit het einde in van hun samenwerking: "We waren niet bepaald dol op die Elvis-films: ze begonnen ons al snel te vervelen, we hadden niet veel zin om er nog langer muziek voor te schrijven." Bovendien: "Een blanke die de blues zingt, kon volgens ons niet. Daar waren we heel strikt in: het moest authentiek blijven, of anders deugde het niet."
Maar ze bleven hem wél producen! "In de studio was hij een lammetje, en hij werkte heel hard. Dat hij zo'n ontzettend werkpaard was, is volgens mij zijn grootste verdienste. De nummers die we voor hem schreven lieten we door demo-zangers (o.a. P.J.Proby, RDS) inzingen, en nauwgezet kopieerde Elvis die demo-zangers, tot het geringste stembuiginkje toe. (...) Hij had geen persoonlijkheid. Hij was veel te onzeker om een eigen persoonlijkheid te ontwikkelen. Daarom kopieerde hij de demo-zangers woord voor woord, zelfs al zongen ze in een toonaard die veel te hoog voor hem lag." (resp. Mike Stoller en Jerry Leiber in Humo)
“Jailhouse rock” was de laatste Elvisfilm in zwart-wit. Nog datzelfde jaar werd “Loving you” immers in kleur gedraaid. Aangezien Vernon en Gladys Presley hun zoon een bezoekje brachten op de set, liet regisseur Hal Kanter hen plaatsnemen in het publiek tijdens het laatste nummer in de film. Een jaar nadien zou Gladys overlijden en Elvis, die een serieus moedercomplex torste, zou naar verluidt daarom de film nooit meer bekeken hebben.
Rock'n'roll schokt de ouderen wel, maar het laat het maatschappelijk bestel onaangetast. Rocken is een ongevaarlijk afreageren, is opgaan in de dromen over een eigen wagen, een knap lief, onbehoorlijk stevig vrijen. Het idool, de big star, is het kwadraat van die droom: gouden Cadillacs, horden moordgrieten, stinkrijk zijn en het kunnen tonen. "11.000.000 fans can't be wrong" en "One night", "A fool such as I", oorspronkelijk van Hank Snow uit 1952 (***), "A big hunk of love", "I got stung" en "I need your love tonight" zijn er als bewijs. Op dat moment is Elvis reeds aan zijn derde gitarist toe. Scotty Moore van Sun werd bij RCA vervangen door Chet Atkins en nu was Hank Garland (1930-2004) in de plaats gekomen, die daarnaast ook nog o.a. met Roy Orbison, The Everly Brothers, Patsy Cline en Charlie Parker werkte.
En hoe zat het met de “receptie” van Elvis in ons land? Ooggetuige Guy Mortier in Humo (10/8/2007): “Elvis, gewoon door wat hij uitstraalde, zorgde bij wie van hem hield voor een gevoel van trots: you walked tall. Helaas waren er maar heel weinig mensen die hem hier in Vlaanderen in zijn begindagen kenden. Je wilde je passie uitdragen, maar er was bijna niemand om er mee over te praten. Alleen op de kermis vond je de gelijkgezinden, aan de boxen bij de botsauto’s. In die tijd draaiden ze op de kermis echt fantastische muziek, hé, muziek die je bijna nergens anders kon horen: Elvis, Jerry Lee Lewis, Buddy Holly, Fats Domino – àlles.”
De massa begint echter slechts positief te staan t.o.v. het fenomeen Elvis wanneer hij zich in 1958 ontpopt als een soor­tement model-dienstplichtige. Dat dit a.h.w. het voorspel was van zijn voortaan onvermijdelijke afgang hadden wij moeten weten, maar de borende wurm der reflectie had toen nog onze hersenpan onberoerd gelaten.
Elvis kon makkelijk aan zijn legerdienst ontsnappen. Hij wist echter zeer goed waarom hij soldaat werd. In een koude-oor­logstijd is het de populaire G.I., het idool in soldatenpak in Europa. Wie kan dan nog boos zijn om het militaire vertoon van de V.S. in Europa? De politici zijn dus blij met Elvis, de militairen evenzeer. En ook de businessmen: na de Amerikaanse, ligt nu ook de Europese platenmarkt aan hun voeten.
Jan Mestdagh: "Ik herinner het mij als de dag van gisteren. Het was een late namiddag en ik liep door de door de zon gestoofde straten van Torhout, een (toentertijds en nu nog altijd) slaperig marktstadje op een twintigtal werst ten zuiden van Brugge, toen ik het ongelooflijke hoorde: "It's now or never/Come hold me tight/Kiss, me my darlin'/Be mine tonight/Tomorrow will be too late/It's now or never/My love won't wait". Jawel, "O sole mio", gezongen door een slijmerige baritonstem die aan hot dogs en hamburgers deed denken en die (o eindeloze secon­den van niet-begrijpende ontzetting) die van Elvis Presley bleek te zijn. De aarde beefde niet toen en bij mijn weten bleef ook het voorhang van de plaatselijke tempel geheel intact, maar de slagschaduwen werden langer en harder en met een onhoorbare maar oorverdovende dreun sloeg de poort van een tijdperk dicht. De jaren vijftig behoorden definitief tot het verleden en de rock 'n'roll mét hen - al zal hier het tegenovergestelde worden gepredikt. Maar werd het niet voorspeld dat valse profeten zouden opstaan om de koopkrachtigen onder ons te misleiden? Jaren later, nu, in the autumn of my years, kijk ik eens te meer naar het stapeltje drukwerk dat mij, doordrenkt van tranen en bezoedeld door biervlekken, vergezeld heeft doorheen de even troost- als uitzichtloze jaren na de noodlottige dag dat Elvis het koningschap over de hele rockscharen inruilde voor een plaats aan de rechterhand van de suikeren God van Las Vegas. Het zijn de nummers 23 tot 48 van het maandblad Song Parade, dat mij eind 1956 initieerde in het toenmalige hitwezen. Dat men van Elvis een nieuwe James Dean wil maken, aldus een verbolgen jazz-medewerker Pierre De Bie "is een smaad op de goede faam die Dean achterliet". In het januarinummer van 1957 wordt al wat positiever over Elvis geschreven, maar enkele bladzijden verder recenseert L.J. van Rijmenant "Love me tender" als volgt: “Elvis' populariteit mag ons doen glimlachen, toch heeft hij 'iets', dat een artiest populair kan maken. Hij is voorzeker géén vocalist, doch heeft bepaald iets in de mars. Doch is deze nu niet, benevens een goed emotioneel ‘performer’ een degelijk filmspeler? Wij gunnen Presley wél zijn succes!"
En blijkbaar deed het publiek dat ook, want mocht hij voor de critici dan zijn roots hebben verraden, de films deden het goed en hun bijbehorende soundtracks belandden in het begin van de jaren zestig steevast op de eerste plaats van de elpee-hitparade, met als absolute uitschieters “G.I.Blues” uit 1960 en “Blue Hawaii” uit 1961.
Nog in 1960 bracht Elvis de gospel-elpee "His hand in mine" uit, met daarop o.a. "Crying in the chapel", een hitje voor ene Darrell Glenn in 1953. In 1961 was het echter gedaan met Hank Garland. Hij was betrokken in een auto-ongeluk, waarbij hij verscheidene maanden in de coma bleef. Garland zou achteraf volhouden dat het een aanslag was vanuit Nashville. Elvis van zijn kant verving Garland door James Burton.
Wanneer in de jaren zestig de nieuwe beatgeneratie dus het jongere volkje inpalmt, wordt het imago van Elvis met stroop bijgewerkt: de middenklasse, de net-niet-meer-jongeren kunnen Elvis blijven koesteren, de molen van het kapitalistische geldgewin kan blijven draaien. Elvis werd in een aantal domme films gecast met bijbehorende mallotenmuziek. Hij had er zelf zo’n hekel aan dat hij in augustus 1965 het vertikte om naar Vlaanderen te komen om hier enkele scènes te draaien voor “Double Trouble”. Jos Clauwers, de zanger van The Jokers, deed dan maar het vuile werk, samen met Paula Geerts, die tegenspeelster Annette Day verving.
The Beatles zelf waren toch nog altijd onder de indruk toen ze bij Elvis op bezoek mochten in de nacht van 27 augustus 1965. Behalve Paul dan. Die vond dat de rollen stilaan omgekeerd waren. En eens ter plekke viel ook John uit zijn rol van beate aanbidder. Toen hij een lampekap in de vorm van een huifkar opmerkte, die was geschonken door Lyndon B.Johnson, sloegen bij de pacifistische Lennon de stoppen door. Hij nam dan maar wraak door met Priscilla te beginnen stoeien, die zich dat nog liet welgevallen ook. Kortom, het "historische" bezoek was een complete ramp.
In 1969 maakte Elvis dan toch eindelijk eens een vuist. De film “Change of habit” (een film over nonnen, for god’s sake!) deed voor hem definitief de deur dicht en hij maakte dankzij twee composities van gitarist Jerry Reed een come back met echte rocknummers als "Guitar man" en "U.S.Male".
Met "In the ghetto" ging Elvis Presley zelfs de protest-toer op. En met "The wonder of you" (1970) keert hij nog eens terug naar het einde van de jaren vijftig, want dit nummer werd oorspronkelijk in 1959 uitgebracht door Ray Peterson (vooral bekend van "Tell Laura I love her" en "Corrina Corrina"). In "My boy" van niemand minder dan Claude François weet hij dan weer oprecht te ontroeren.
In 1977 schreef Bruce Springsteen "Fire" voor Elvis Presley. De demo kwam echter pas enkele weken voor zijn dood toe, zodat The Pointer Sisters het uiteindelijk kregen toegewezen. Elvis zelf stierf immers op 16 augustus 1977 en vier dagen later werd de eerste elpee van een nieuwe Elvis (Costello) gelanceerd: "My aim is true". Op de begrafenis van Elvis trad zijn idool de blanke gospelzanger Jake Hess (1927-2004) op, die dat bijna 25 jaar eerder ook reeds had gedaan op de begrafenis van countrylegende Hank Williams.
Maar ook een lijk kan zijn handelswaarde behouden zodat Colonel Parker zelf nog lang en gelukkig kon leven (hij had voor zichzelf meer dan 50 % van Elvis' inkomsten gereserveerd). Hij stierf begin '97 op 87-jarige leeftijd. Andreas Wilhelmus ("Dries") van Kuijk was overigens geen "echte" colonel, dat was een "eretitel" die hij had meegekregen van de gouverneur van Louisiana in 1948.
Bij een laatste interview vroeg Chris Hutchins, de journalist die het Beatle-bezoek had geregeld, hem "of Elvis soms de zoon was die hij zelf nooit had gehad"?
"Ik heb hem nooit als een zoon beschouwd. Maar hij belichaamde wél het succes waar ik altijd van gedroomd heb," antwoordde de man die de begrafenis van zijn poulain had bijgewoond in een T-shirt en met een baseballpet op het hoofd. En die er geen traan voor gelaten had.
Tot slot vraagt Hutchins hem dan maar welke platen van Elvis hij nu nog draait? "Geen enkele," is alweer het ontnuchterende antwoord. "Ik luister alleen naar het gerinkel van de kassa. Daar betaalde hij me toch voor?"
Hopelijk zag Elvis dan toch ook een deel van de opbrengst van de "I hate Elvis"-speldjes die de kolonel in de handel had gebracht. Niet dat het nu werkelijk zó erg was, maar hij had ingezien dat voor ieder die een "I love Elvis"-speldje kocht, er misschien ook wel iemand te vinden was die niet van Elvis hield...

Ronny De Schepper
(met dank aan Miel Appelmans)

(*) Vic Van Saarloos over The Beatles: “Och, wij hadden daar hoegenaamd geen belangstelling voor. Maar dat was in feite al een vooruitgang, want in de jaren vijftig hebben we werkelijk nog vurige pamfletten geschreven tegen Elvis Presley en zo. Dat is bij mijn weten in het geval van The Beatles nooit gebeurd.”
(**) In werkelijkheid zette hij de kippen op een gloeiend hete plaat: waar is Michel Van Den Bossche als je hem nodig hebt?!?
(***) Hank Snow is ook diegene die ervoor zorgde dat Elvis, tegen het protest van de rednecks in, kon optreden iun de Grand Ole Opry. Dat was twee jaar later, in 1954. Toen stelde Snow hem ook voor aan Colonel Parker, waardoor hij zichzelf buitenspel zette wat de verdere carrière van Elvis betreft.

Geen opmerkingen: