zondag 16 december 2007

Boksfilms

Omdat de vrouwen er dol op zijn...

Sportfilms zijn "box-office poison" zegt men altijd. Europeanen begrijpen geen snars van baseball of American Football en omgekeerd hebben Amerikanen duidelijk geen kaas gegeten van ons voetbal en zeker niet van wielrennen (denk aan het rampzalige "American flyers" met Kevin Costner). Maar vooral: vrouwen houden er niet van! Zij het met één uitzondering: boksen. En daarom zijn er dus ook veel films over boksen.
CHIPPENDALES
Enkele jaren geleden sprak ik hierover met Guido Claus, de ondertussen overleden broer van onze nationale schrijver en gewezen boksverslaggever voor Vooruit, en bokskampioen Freddy De Kerpel in Guido's eigen Hotsy Totsy. Voor hem was het duidelijk waarom boksfilms wel in de gratie van het vrouwelijke publiek vallen: "Boksers worden geadoreerd door vrouwen. Daar kan Freddy van meepraten. En ze hoeven nog niet eens zo schoon te zijn als Freddy, 't mag zelfs 'ne lelijkaard zijn die een beetje 'gemarkeerd' is, vrouwen zijn daar gek op. En dat is geen cafépraat, hé. Ik heb ontzettend veel wedstrijden gezien en ik had mijn ogen niet in mijn zak zitten. Trouwens, dat is ook erg begrijpelijk, enerzijds is er die bewondering voor de overwinnaar, anderzijds is er de verliezer die moet bemoederd worden. Jaja, neem maar van mij aan: vooral vlak na een kamp oefenen boksers een enorme aantrekkingskracht uit op het vrouwelijke geslacht. Er bestaan tal van verhalen van boksers die je na een wedstrijd niet meer kunt terugvinden. Die zijn als het ware 'ontvoerd' door een of andere vrouw."
"Een tijdje geleden is hier bij mij nog een bokser in het café geweest. Hij was met een hele bus uit Amsterdam gekomen. Hij was van de Zeedijk, je weet wel de verzamelplaats van pooiers en zo. En die vertelde een verhaal over een vriendin van mij, nochtans een eerbare dame, die zodanig onder de indruk was van hem, tijdens een wedstrijd die hij nota bene heeft verloren, dat hij een paar dagen bij haar is blijven logeren."
Freddy De Kerpel vult aan: "In Parijs was Catherine Deneuve er altijd, als er gebokst werd. En Ursula Andress en Mireille Darc."
Any d'Avray, organisatrice van bokswedstrijden, alludeert duidelijk op erotiek als men naar haar motivatie vraagt: "J'aime voir les hommes qui se battent". Yvonne Kroonenberg maakt in "TV-Express" zelfs een vergelijking met de mannelijke strippers The Chippendales: "Ze (de vrouwen) weten niet wat er op het toneel zal gebeuren, maar ze weten dat ze lekker mogen schreeuwen, dat ze zich mogen laten gaan, dat het programma voor hen bedoeld is. En dat is heel bijzonder: iets dat speciaal voor vrouwen bedoeld is, waarbij ze zich mogen uitleven en dat ook nog met erotiek te maken heeft. Eindelijk worden we naar waarde geschat. Het is alsof we naar een bokswedstrijd mogen waar alleen vrouwen toegelaten zijn. Daar zou je waarschijnlijk dezelfde sfeer krijgen. Misschien vinden vrouwen dat zelfs nog stukken erotischer."
POLITIEK
Maar de uitzonderingspositie van boksfilms geldt niet enkel voor vrouwen. Ook Robbe Dehert zegt: "Ik hou absoluut niet van sport, maar ik ben wel een heel grote fan van boksen." Hij draaide dan ook ooit nog een kortfilm over Jean-Pierre Coopmans, ten tijde van diens beroemde match tegen Cassius Clay.
Beide Belgische vedetten, Jean-Pierre Coopmans en Freddy De Kerpel, verzorgden ook de finale van "Camping Cosmos", de tweede film van Jan Bucquoy, die zelf (zij het in de figuur van Jean-Henri Compère) tijdens deze bokskamp marxistische gedichten voordraagt. Niet helemaal verrassend staan bokskampen namelijk ook vaak symbool voor sociale en politieke evenementen. Guido Claus: "Omdat de opgang naar de roem en het daarop volgende verval de mensen zo aanspreekt. Dan is het immers een voorbeeld voor het leven als zodanig."
Vooral in Engeland werden recent veel boksfilms uitgebracht met een sociale inslag. De meest bekende is allicht "The boxer" van Jim Sheridan met Daniel Day Lewis in de hoofdrol (1998), maar er is ook nog "Real Money" van Ron Peck en "TwentyFourSeven" (1997), het filmdebuut van Shane Meadow. Hierin wil de vijftigjarige Darcy (gespeeld door Bob Hoskins) zichzelf en de vele werkloze jongeren in Nottingham een nieuw doel in het leven geven door een boksclub op te richten. Een gegeven dat Arne Sierens ook in "Niet alle Marokkanen zijn dieven" heeft verwerkt, zij het enkel in het theater, niet op het witte doek.
KONING VAN DE WERELD
Het komt zelfs aan bod in de recentste boksfilm “Firmin”, de film van Dominique Deruddere (2007). Het betreft hier uiteraard geen échte boksfilm, aangezien Firmin Crets een (geestige) creatie is van Chris Van den Durpel. Net daarvoor was er echter “Koning van de wereld” in een regie van Guido Henderickx.
Aan het eind van Wereldoorlog II ontmoet de jonge Stan Vandewalle (Kevin Janssens) bokstrainer Max (Jan Decleir) in een gevangenkamp. Max herkent in de sterke linkse vuist van Stan een groot bokstalent en wordt zijn trainer. Na de oorlog leeft Stan met zijn hoofd in de wolken. Tot het noodlot toeslaat en zijn lichtbegaafde jongere broer Aloïs sterft. Als eerbetoon aan zijn verongelukte broer zweert Stan de grootste bokser ter wereld te worden. Hij wint de éne kamp na de andere met zijn broer Romain (Koen De Bouw) als bookmaker aan zijn zijde.
Stan geraakt echter in de invloedssfeer van Kets (Frank Vercruyssen) één van de machtigste figuren in de bokswereld die Stan razendsnel omhoog helpt tot kampioen van internationaal niveau: Brussel, Parijs, Havana... Samen met zijn ware liefde Julie (Natali Broods) danst hij door het Cubaanse nachtleven van jazz, rum en drugs. Stan ontmoet er ook de naar Cuba uitgeweken broer van zijn vader, nonkel Platon (Josse De Pauw). Platon ziet het bokstalent van Stan en gaat met hem terug naar België om eindelijk grote zaken te doen met Kets. Maar dan ontdekt Stan dat Platon bevriend is met de Cubaanse maffia en dat zijn kampen gemanipuleerd worden ...
Scenarist Marc Didden in GVA 12/12/2007: “De serie is gebaseerd op het leven van Cyriel Delannoit, de bokser die zich vanuit het Vlaamse slijk naar de wereldtop omhoog vocht. Over 'Tarzan' Delannoit wqren al twee documentaires gemaakt, één door Cas Vander Taelen en een andere door Guido Henderickx. Uit respect voor Cyriel zijn we uiteindelijk van zijn verhaal afgestapt want Guido wilde ook een verhaal over manipulatie en over de onderwereld van de bokssport. Laten we zeggen dat Cyriel de vlam was die ons geïnspireerd heeft. (...) Het boksen hebben we gebruikt als metafoor voor de strijd van het individu tegen het establishment.”
MOHAMMED ALI
Dààrvoor was er "Ali" van Michael Mann met Will Smith in de rol van Cassius Clay, of beter gezegd Mohammed Ali. Toch is dit geen "boksfilm" in de traditionele zin van het woord. De mens Mohammed Ali staat de laatste tijd erg in de belangstelling omwille van zijn humanitaire impact en alhoewel de film wel degelijk over de jonge Mohammed Ali gaat, toch is hij vooral in dit opzicht gedraaid. Dat het via de bokssport is dat Ali zijn huidige morele status heeft behaald is in die zin bijna "bijzaak", vandaar dat deze biopic geen typische boksfilm is geworden, evenmin als de overigens prachtige documentaire "Rumble in the jungle" van Leon Gast die destijds werd gedraaid ter gelegenheid van de match tussen Mohammed Ali en Georges Foreman in Kinshasa 1974.
Zelfs Alfred Hitchcock heeft ooit "The Ring" gedraaid en één van de eerste kortfilms van Stanley Kubrick was in 1951 "The Day of the Fight", over de laatste voorbereidingen van de Ierse bokser William Cartier op zijn kamp tegen Bobby James.
Maar het blijft hoofdzakelijk een Amerikaans genre. Reeds op 20 mei 1895 werd op Broadway een gefilmde bokswedstrijd vertoond, al toonden ook de Duitse broertjes Max en Emil Sklandanowsky op 1 november van datzelfde jaar in de Berlijnse Wintergarten zeven minuten film met onder meer een boksende kangoeroe. Tegen zo'n beest heeft ook Woody Allen het ooit nog opgenomen (zie de uitstekende BBC-reeks "Before they were famous") en alhoewel hij daar smadelijk de aftocht moest blazen, is zijn liefde voor de bokssport erdoor niet bekoeld. In zijn film "Mighty Aphrodite" speelt hij bijvoorbeeld een sportjournalist die zijn relaties in de bokswereld aanspreekt om een mogelijke partner op te snorren voor de biologische moeder van zijn geadopteerd kind.
Ook James Dean was "before he was famous" te zien in een piepklein boksersrolletje in "Sailor beware" (1951) met Jerry Lewis en Dean Martin. Later zou hij gevraagd worden voor "Somebody up there likes me" van Robert Wise (1956), maar door zijn voortijdige dood kreeg Paul Newman hierdoor de kans om door te breken als bokser Rocky Graziano.
Als rond diezelfde tijd (in 1954 om precies te zijn) "Carmen" van Georges Bizet door Otto Preminger wordt omgewerkt tot een all-black "Carmen Jones", dan krijgt het zwarte equivalent van Don José niet met een stierenvechter te maken, maar met een bokser.
Vijftien jaar later, in 1969, kreeg James Earl Jones overigens een Tony-award voor zijn rol als de eerste zwarte kampioen-zwaargewichtbokser Jack Johnson in het toneelstuk "The Great White Hope" van de blanke auteur Howard Sackler. Maar Jones was natuurlijk al te oud toen het stuk in 1996 ook werd verfilmd door de zwarte regisseur Reginald Hudlin.
ONDERDEURTJE
Alle filmvedetten lijken wel eens in de ring te willen stappen, zelfs al heten ze Charlie Chaplin ("The Champion") of Buster Keaton ("Battling Butler"). Maar soms wordt ook de sentimentele snaar betokkeld als een onderdeurtje als James Cagney bijvoorbeeld zich verrot laat slaan om zijn broertje naar de universiteit te kunnen laten gaan ("City for Conquest"). Of Mickey Rooney in "Killer McCoy" (Roy Rowland, 1947). In "The Bells of St.Mary's" neemt Ingrid Bergman, voor de gelegenheid verkleed als kloosterzuster, zelfs een bokshandleiding door om een gepeste leerling "the noble art of self-defence" bij te brengen...
Een typisch staaltje van method acting laat Robert de Niro dan weer zien als bokser Jake La Motta in "Raging Bull" van Martin Scorsese. Beroemd is het feit dat hij hiervoor nog liever dertig kilogram aan gewicht won in plaats van met opgevulde kleren te werken. Een andere (oudere) method actor, namelijk Kirk Douglas, had hem dit reeds voorgedaan in "Champion" van Mark Robson uit 1949. Het betekende voor de jonge Douglas (die er een oscarnominatie aan overhield) niet enkel de doorbraak in de filmwereld, het was ook een illustratie van die vrouwelijke fascinatie. Topactrice Joan Crawford nodigde hem immers prompt bij haar thuis uit en begon onmiddellijk met hem te vrijen voornamelijk omdat... hij zijn oksels had geschoren voor de film. Kirk Douglas: "Ik had geen idee waarover ze het had, maar wat een opmerking op zo'n moment! Wat een afknapper! Op slag was ik van al m'n fantasieën over mevrouw Crawford verlost." (Humo 9/8/2002)
Het leven van een beroemde bokser verfilmen kan overigens altijd op belangstelling rekenen, zeker als hij dan ook nog een passionele verhouding met een beroemde zangeres heeft gehad ("Edith et Marcel" van Claude Lelouch).
Een ander steeds weerkerend thema is de gewezen bokser die na een dodelijk incident nog weigert te vechten: de vertolking van Montgomery Clift in "From Here to Eternity" is briljant, maar er is ook Marlon Brando in "On the Waterfront" en zelfs John Wayne in "The Quiet Man".
En dan is er natuurlijk ook nog Sylvester Stallone als Rocky... Freddy De Kerpel: "Films als Rocky degouteren mij, want ze geven boksen een slechte naam."
Veel beter is inderdaad "My life as a dog", waarin een Zweedse knaap met rode oortjes de kampen van Ingemar Johansson op de radio volgt.
In 1941 had Errol Flynn reeds de hoofdrol vertolkt in "Gentleman Jim" van Raoul Walsh, over de opkomst en glorietijd van bokser Jim Corbett, gedraaid naar diens autobiografie. Wanneer later Flynns eigen biografie wordt gedraaid, wordt zijn rol vertolkt door de Canadese ex-bokser Duncan Regehr, die in 1989 ook de rol van Zorro zou vertolken in een nieuwe televisieserie.

Ronny De Schepper

Geen opmerkingen: