zondag 9 december 2007

Cecilia Bartoli

De mezzo-sopraan Cecilia Bartoli (1966, Rome) bracht in 2007 een nieuwe CD uit. De titel ervan was “Maria” en Maria dat is de voornaam van La Malibran, een diva uit het begin van de negentiende eeuw. Naar eigen zeggen was Cecilia reeds van in haar jeugd geïnteresseerd in Maria Malibran (1808-1836), onder meer omdat ze allebei les volgden bij hun ouders. Inderdaad, Cecilia volgde les bij haar moeder, de koorzangeres Silvana Bazzoni, en bij haar vader die ook deel uitmaakte van het koor van de opera van Rome (*). "Mijn ouders waren echter niet zo streng als de vader van Maria, de Spaanse tenor Garcia (**)," lacht Cecilia.
Volgens de ene bron is de vader van Cecilia Bartoli overleden, volgens de andere is het echtpaar ondertussen gescheiden en leeft hij nu in Rimini. Ikzelf heb het haar nog niet kunnen vragen, al was ik er wel bij toen ze in Brussel eens een acte de présence kwam geven op een uitreiking van de jaarlijkse prijzen van de Belgische Muziekpers. Maar voor zover ik weet, heeft ze toen geen interviews toegestaan.
Net als La Malibran is Cecilia Bartoli ook gespecialiseerd in Rossini. Zo werd ze (Cecilia) via het festival in Rossini’s thuishaven Pesaro (ze zong Lucilla in "La Scala di Seta") op 20-jarige leeftijd aangeworven voor de opera van Rome. Daar werd ze ontdekt door Von Karajan die met haar in Salzburg de mis in si-klein van Bach wou opnemen. Door zijn dood werden deze plannen in de kiem gesmoord, maar ze mocht wel o.l.v. Barenboim Mozarts Requiem zingen.
Het opvallendste aan deze CD is overigens dat ze wordt begeleid op “period instruments”. Men doet alsof dat nieuw is, maar men is blijkbaar vergeten dat ze reeds in 1993, na haar succestournee met de "arie antiche" van Parisotti, opnamen van Händel, Vivaldi en Mozart (Sesta in "Clemenza di Tito") heeft gemaakt met Christopher Hogwood. Toegegeven, tegelijk zong ze ook Despina met Dohnànyi in Salzburg. Toen was ze immers nog jong en kon nog geen eigen stempel op haar opnamen drukken. Nu kan ze dat wel en vooral bij “Casta Diva” uit “Norma” van Bellini en ook de bekendste aria uit diens “La sonnambula” is het verschil opmerkelijk. Uiteraard op de eerste plaats wat de instrumentatie betreft (net als Emma Kirkby wijst ze erop dat de menselijke stembanden over de eeuwen heen minder gewijzigd zijn dan, zeg maar, de snaren die men op de violen spant), maar toch ook wat de interpretatie en de tempi aangaat.
Wie “Casta Diva” zegt, denkt uiteraard ook aan die andere diva, misschien wel de laatste die bij het uitkomen van de Malibran-CD precies dertig jaar overleden was. Als er nu nog een diva is in de klassieke muziek dan is het zeker Cecilia Bartoli zelf, maar kan men dat zo wel stellen? “Nu heeft ‘diva’ een negatieve bijklank (***),” zegt ze tegen Johan Van Cauwenberghe op Klara, “maar ikzelf ben zeker geen diva. Ik kan me b.v. niet herinneren dat mijn fans, net zoals bij La Malibran destijds een hele nacht voor mijn hotelka mer bleven camperen. Alhoewel, nu ik erover nadenk, dat is wél eens gebeurd. Alleen was het niet voor mij, het was voor Michael Jackson die toen in de kamer boven mij sliep. Dat was overigens die keer toen hij zijn baby uit het raam hing.”
In 1994 zong Cecilia Bartoli Cherubino bij Chéreau en Barenboim nogmaals in Salzburg, maar ook in Ferrara met Abbado. En dan ook nog Zerlina in de Scala met Muti, in een reprise van de regie van Strehler. Opmerkelijk is dat Dorabella in deze opsomming ontbreekt. "Ik heb dat al gedaan," zegt Cecilia Bartoli, "maar wat men er ook van moge beweren, Cosi is eigenlijk een tragische opera en ik voel mij op dit moment dichter bij het komische repertoire of het dramma giocoso zoals Cenerentola." Deze opera heeft ze dan ook opgenomen o.l.v. Riccardo Chailly. Daarnaast heeft ze met het Weens Kamerorkest o.l.v. György Fischer ook de concertaria's van Mozart opgenomen.
Op 11 augustus 1994 zou Jos Van Immerseel Cecilia Bartoli begeleiden op het festival van de oude muziek in Brugge. "Toen men mij daarvoor opbelde, dacht ik dat het een grap was, want deze dame is heel grote klasse. Een tweede Maria Callas, kom."
Het wàs ook min of meer een grap, want uiteindelijk ging het niet door. Volgens Jos was het uitgesteld tot het jaar daarop, maar uitstel werd afstel. We wachten dus nog altijd op deze unieke combinatie, die toch niet uitgesloten is, aangezien Bartoli zich meer op barok wil concentreren, sinds ze met Harnoncourt "L'anima del filosofo" heeft doorgenomen of m.a.w. de Haydn-versie van "Orfeo ed Euridice". Anderzijds krijgt de vergelijking met Callas steeds meer kritiek, een verwijzing naar Teresa Berganza zou veel meer op z'n plaats zijn, vindt Erna Metdepenninghen.
Zelf is Bartoli wel gevleid door deze vergelijking, maar toch houdt ze het zelf eerder op Conchita Supervia, "een zangeres die op een opmerkelijk actuele manier met muziek bezig was". Daarnaast heeft ze ook nog een grote bewondering voor tenoren als Tito Schipa of Aureliano Pertile: techniek is immers uiterst belangrijk voor belcanto, maar het voornaamste blijft emotie, aldus nog Cecilia en dat bewees ze datzelfde jaar nog door de "arie antiche" op CD te zetten samen met György Fischer en een CD met Italiaanse liederen van Beethoven, Mozart en Haydn, die ze met Andràs Schiff maakte.
Naast barok en belcanto wil ze natuurlijk ook ooit Carmen zijn. "Ik zie haar niet als een femme fatale, maar als een tragische figuur," zegt ze tegen Erna (De Standaard Magazine, 4/10/96). En tegen Lukas Huybrechts (Knack) verduidelijkt ze: "Ik zie ze eerder als intellectueel. Dus niet in het rood en zwart met de roos tussen de tanden. Zo is ze een stripfiguur, dat is ze niet. Ze is dramatisch, dieper. Ik moet dus het juiste moment afwachten." En dat moment kan nog een tijdje op zich laten wachten, want ze wil de rol eerst op scène zingen, vooraleer de opera op te nemen, maar dan moeten wel regisseur, dirigent én bezetting naar haar zin zijn. En ze wil een versie met gesproken dialogen. "Het beeld van Carmen is tegenwoordig geridiculiseerd. We zien Carmen in de arena van Verona, in de grote theaters. En dat als je ziet waar Carmen geboren is: in de Opéra Comique in Parijs, in een klein zaaltje waar ze echt theater maakten! In die tijd was het orkest niet groter dan vijftig, zestig muzikanten, zelfs dat niet. Alles moet opnieuw zijn juiste afmetingen krijgen. Men moet er een theaterstuk van maken, geen stadionstuk."
Lukas wijst er een beetje ongelukkig op dat ze nu reeds iets van Bizet heeft opgenomen met castagnetten. Hij krijgt meteen lik op stuk: "Ik speel castagnetten omdat ik, voor ik zangeres was, eerst enkele jaren flamencodanseres ben geweest. En zo heb ik castagnetten leren bespelen en geleerd om te dansen. Maar nog eens, dat heeft niets met Carmen te maken!" (Knack)
Verder houdt ze wel van Verdi, maar ze denkt niet dat ze dat ooit zal zingen, ook al omdat er geen grote Verdi-rollen in haar stemtype zijn. En jammer genoeg zullen we haar dus ook nooit in Puccini horen en geen Mascagni of geen Leoncavallo. “Het is geen kwestie dat mijn stem ongeschikt zou zijn voor die dramatische rollen. Het is eerder een kwestie van geest."
En toch bestààt er al een Puccini-opname van haar: in 1993 was ze Musico in de Manon Lescaut van James Levine (met Mirella Freni in de titelrol en Luciano Pavarotti als haar tegenspeler!). Maar wellicht is het geen toeval dat het hier eigenlijk een optreden van een madrigaalzanger betreft...
Hoezeer zij haar stem in overeenstemming kan brengen met een bepaalde rol, mag blijken uit de CD-opname van "L'anima del filosofo ossia Orfeo ed Euridice" van Haydn (o.l.v. Christopher Hogwood). Daarop zingt ze immers twee rollen, zowel die van Euridice als die van Genio, de spirituele gids van Orfeo. Nu gebeurt dat (meestal om bezuinigingsredenen) wel meer, maar het uitzonderlijke bij Bartoli is dat deze twee rollen op een bepaald moment met elkaar converseren. En dat hóórt men ook!
Voorlopig beperkt ze zich tot twee opera-producties per jaar, enerzijds omdat ze graag ook lied-recitals geeft, maar anderzijds ook omdat ze echt wil betrokken zijn bij zo'n productie. In tegenstelling tot andere "vedetten", wil ze niet zo maar in een voorstelling "gedropt" worden, maar wil ze ook uitgebreid tijd uittrekken voor repetities. Liedrecitals genieten echter haar voorkeur, al vindt ze dit het moeilijkste: "Je staat als het ware naakt op het toneel. Er is geen enscenering, er zijn geen kostuums, geen collega's." Ze zou wel willen afwijken van de geijkte formule met piano en er een groep musici bij betrekken (****): "In het eerste deel kunnen we dan bijvoorbeeld cantates of motetten van Vivaldi vertolken, in het tweede verscheidene klassieke liederen - alles in chronologische volgorde."
Zo spant ze zich b.v. in om de composities van Pauline Viardot, de zus van Maria Malibran, te promoveren: "Ik wilde wat ruimte bieden aan vrouwen. Niet alleen aan mannen."
"Is dat een feministische kant van u?" vraagt Lukas Huybrechts.
"Nee, niet feministisch. Het is eerder uit een gevoel voor rechtvaardigheid. Men heeft altijd de muziek van de mannen voorgetrokken. Terwijl interessante vrouwen en uitzonderlijke muzikanten als een Clara Schumann bijvoorbeeld, in hun tijd als componiste moeilijk naar buiten konden komen. Maar het is niet alleen terwille van dat vrouwelijke aspect. Het is interessante muziek en bovendien ook nog van een vrouw. Voilà."
Cecilia Bartoli heeft nog een jongere zus Federica (die decorontwerpster is). Ze had ook nog een oudere broer Gabriele, altviolist, die in 1998 aan kanker is overleden. Maar ze is geen familie van de wielrenner Michele Bartoli. Al spreekt ze soms wel in wielertermen, b.v. als Lukas haar vraagt, waar ze over tien jaar zal staan.
"Ik denk niet dat er een daar is. Je hebt een hier. Het is niet goed om aan daar te denken. Je moet weten waar je bent, welke dingen je wil doen. Er bestaat niet zoiets als een aankomstlijn."
Kortom, Cecilia Bartoli is zowat het beste wat er te krijgen is, het enige probleem is dat ze zo graag eet, wat stilaan ook aan haar figuur is te zien. Maar kom, Stephan, ze is toch al verloofd, en wel met Claudio Osele, een fan-wijnbouwer, die haar via het sturen van exquisite wijnen heeft veroverd.
In 2003 bracht ze een CD uit met aria's uit onbekende opera's van Antonio Salieri, waarvoor ze heel wat lof kreeg toegezwaaid, maar bij de promotie van haar CD haalde ze net iets te veel uit naar de film "Amadeus". Met alle respect voor mevrouw Bartoli, die ik als zangeres nog altijd zeer bewonder, maar die uithalen zou ze beter achterwege laten. De waarheid is dat het stuk van Peter Shaffer méér voor Salieri heeft gedaan, dan eender wie, tenzij juist de verfilming ervan door Milos Forman. Als Shaffer en Forman er niet geweest waren, was Salieri allicht totaal onbekend bij het grote publiek. Dat het stuk niet helemaal de ware toedracht verhaalt, doet niet terzake. "Richard III" van Shakespeare is van het eerste tot het laatste woord gelogen, maar is het daarom minder een meesterwerk dan zijn andere stukken?
Bovendien is het uitgangspunt van Shaffer wél juist: de seniel geworden Salieri beschuldigde zichzelf inderdààd van de moord op Mozart. Ik vrees gewoon dat een deel van het klassieke establishment het moeilijk heeft met de populariteit van "Amadeus". De Gentse professor Hugo Van den Enden zei me eens dat hij de film maar niks vond, terwijl hij tegelijkertijd toegaf dat hij hem nooit gezien had. Op mijn voor de hand liggende vraag hoe hij dan kon weten dat hij niet goed was, antwoordde hij: "Hij is te populair. Wat populair is, kàn niet goed zijn." Nou moe.

Ronny De Schepper

(*) Niet te verwonderen dat ze naar de patrones van de muziek werd genoemd!
(**) Deze Garcia zong de wereldcreatie van “De Barbier van Sevilla”, componeerde zelf ook opera's en stichtte in 1825 in New York de eerste operacompagnie van de Nieuwe Wereld. Het was trouwens in New York dat dochter Maria op zeventienjarige leeftijd haar eerste successen oogstte. Om aan zijn tirannie te ontkomen trouwde ze even later met de veel oudere Franse zakenman Eugène Malibran, die twee jaar later evenwel failliet ging. Zijzelf vluchtte naar Europa, werd er een superster en hield er openlijk een minnaar op na, de Gentse violist Charles de Bériot. Pas in 1836 konden ze trouwen. Ze gingen in Elsene wonen, in het huidige gemeentehuis, maar hun geluk was van korte duur, want na enkele maanden reeds stierf Maria door een val van haar paard in het Londense Hyde Park. Ze ligt begraven in Laken. Sacha Guitry draaide in 1944 een film over haar leven, iets wat de Duitse regisseur Werner Schroeter nog eens overdeed in 1972.
(***) Zonder negatieve bijklank wordt het woord op dit moment wel te pas en vooral te onpas (altijd te onpas eigenlijk) gebruikt in de popmuziek. Een of andere zangeres die met haar kont staat te draaien of haar borsten voor de camera laat zwaaien wordt al gauw “een diva” genoemd.
(****) Dat heeft ze ondertussen inderdaad al gedaan, met La Giardino Armonico o.a.

Geen opmerkingen: