woensdag 5 december 2007

Bruce Springsteen

Bruce Springsteen is vooral bekend als singer-songwriter. Als hij dus een nummer van iemand anders opneemt, dan moet dat wel een heel speciale reden hebben. En inderdaad, met "Jersey girl" van Tom Waits is dit zeker het geval (*). Hij kent ze immers goed, de Jersey girls, Bruce Springsteen. Werd hij immers niet geboren op 23 september 1949 in deze stad aan de overzijde van de Hudson, ten opzichte van New York?
Hij kreeg er een streng katholieke opvoeding, wat deze Weegschaal niet erg zinde. Dat leidde vooral tot conflicten met zijn vader, zoals hij zelf vertelt op de live-versie van "The River". Later zouden de plooien gladgestreken worden en, gevraagd naar de lievelingssongs van zijn zoon, zou vader Springsteen zelfs geantwoord hebben: "Die welke over mij gaan."
De jonge Springsteen vlucht in de muziek. Midden de jaren zestig debuteerde hij eerst met folk in Greenwich Village en nadien speelde hij gitaar bij hardrock-groepen als Steel Mill, Dr.Zoom and the Zonic Boom en The Castilles (waar hij enkel een Dylan-cover mocht zingen). "Zoals Elvis ons lichaam bevrijdde, zo bevrijdde Dylan onze geest," moet Bruce ooit eens gezegd hebben.
In "Hail hail rock'n'roll", de concertfilm rond Chuck Berry, verklaart Bruce Springsteen dat hij net als alle jonge Amerikanen in de jaren zestig Chuck Berry heeft leren kennen via de Engelse beatgroepen, meer bepaald via Keith Richards, de man die Berry overigens in het concertgedeelte begeleidt. Zoals algemeen geweten is Berry ook verschrikkelijk zuinig, zodat hij altijd optreedt met muzikanten van ter plaatse. En zo heeft Springsteen rond 1965 eens als begeleider van hem gefungeerd. Nadien vormde hij (Bruce dus uiteraard) Earth, een rocktrio in Jimi Hendrix/Cream-stijl, waar hij zich ook nog vooral op z'n gitaarspel toelegde. Maar hij voelde dat hij ook iets te zeggen had en daarom speelde hij, via de bemiddeling van manager Mike Appel, in 1973 zijn nummers voor aan John Hammond van CBS, de ontdekker van Bob Dylan. Deze laat hem een eerste elpee opnemen, "Greetings from Asbury Park".
De elpee heeft slechts een lokaal succes, omdat hij ten onrechte als een nieuwe Bob Dylan wordt gelanceerd. Alleen The Hollies, die reeds enkele Dylan-nummers hadden opgenomen, zien op die manier wel iets in hem en hebben met hun versie van "Sandy" een hit in Nederland. Daar wordt het nummer later ook vertaald en gezongen door acteur Theu Boermans ("Venlo '67").
Ondertussen bouwt Springsteen zich, een beetje zoals Elvis Presley, een stevige live-reputatie op in kleine clubs. De beste muzikanten van New York komen zich stilaan rond hem scharen, zodat de E Street Band ontstaat met Steve Van Zandt op gitaar, Roy Bittan en Danny Federici aan de toetsen, Garry Tallent op bas en Max Weinberg op drums.
Het meest kleurrijke lid (letterlijk en figuurlijk) is echter saxofonist Clarence Clemmons. Op de video "Glory days" vertelt Bruce over de grappige manier waarop hij met hem kennismaakte: "Op een avond zijn we in een kleine club aan het spelen en plotseling vliegt de deur open. Een boom van een kerel heeft ze met hengsels en al eruit gerukt. 'Mag ik meespelen?' vraagt hij ons. Nou, wie zou er tegen zo een kleerkast 'neen' durven zeggen? Achteraf bleek wel dat het eigenlijk door een stormwind was dat de deur was afgebroken, maar ondertussen was Clarence al lid van de groep en wilden we hem voor geen geld meer missen."
Met de E Street Band nam Springsteen in 1974 "The wild, the innocent and the E Street Shuffle" op, een plaat die al een bredere verspreiding kent, zij het hier in Vlaanderen enkel nog bij insiders zoals André De Bruyn in Tliedboek.
Met de volgende, "Born to run", een jaar later, is echter het hek van de dam. Producer Jon Landau lanceert de beroemde slogan: "Ik heb de toekomst van de rock'n'roll gezien; zijn naam is Bruce Springsteen." Manager Mike Appel neemt de woorden van Landau wat al te letterlijk op en zet een grootse, typisch Amerikaanse publiciteitscampagne op, tegen de zin van Springsteen zelf. Dat leidt tot een ruzie die Springsteen gedurende een paar jaar noodgedwongen werkloos maakt, want zolang ligt hij nog onder contract bij Appel. Om de tijd te doden schrijft hij dan maar nummers voor anderen.
In 1977 schreef hij zo o.m. "Fire" voor Elvis Presley. De demo kwam echter pas enkele weken voor zijn dood toe. Hij gaf het dan maar aan The Pointer Sisters. Ook Patti Smith kan met "Because the night" een hit scoren.
Een jaar later is het dan eindelijk zo ver, Springsteen mag een nieuwe elpee uitbrengen, deze keer helemaal onder de hoede van Jon Landau. "Darkness on the edge of town" wordt begrijpelijkerwijze een beetje een sombere elpee en er staan bijgevolg ook geen echte "hits" op. Al zou "Candy's room" dit zeker hebben verdiend.
Van 19 tot 23 september 1979 organiseerde MUSE (Musicians United for Safe Energy) "No Nukes" ten voordele van de bewegingen tegen kernenergie. The Doobie Brothers, Jackson Browne, Crosby, Stills & Nash, James Taylor, Bruce Springsteen, Carly Simon, Bonnie Raitt, Tom Petty & the Heartbreakers, Nicolette Larson, Ry Cooder, Jesse Colin Young, John Hall, Poco, Chaka Kahn, Gil Scott-Heron en Sweet Honey in the Rock traden op en het geheel werd op film vastgelegd door Julian Schlossberg, Danny Goldberg, Anthony Potenza, Haskell Wexler en Barbara Kopple. Hier speelde hij voor het eerst "The river", wat een jaar later als dubbelalbum verscheen met verder o.a. nog "Independence day" en "Hungry heart", dat Springsteen zelf eigenlijk niet op de elpee wilde, maar dat er dankzij het aandringen van Jon Landau toch op geraakte. Naar eigen zeggen is het een evocatie wat The Beach Boys en Frankie Lymon and the Teenagers voor Springsteen hebben betekend. Hij laat zich in het achtergrondkoortje dan ook bijstaan door Flo & Eddie alias Mark Volman en Howard Kaylan, eerst van The Turtles, later van Frank Zappa's Mothers of Invention.
Voor een van zijn andere idolen, Gary U.S.Bonds, gaat Springsteen nog een stapje verder. Gary Anderson alias U.S.Bonds scoorde in het begin van de jaren zestig enkele gigantische hits, maar zijn populariteit daalde zeer snel door een schrijnend gebrek aan variatie en vernieuwing. Daar zou Bruce eens eventjes verandering in brengen met de elpee “Dedication”.
Om die te promoten kwam Gary U.S.Bonds o.a. ook in de Brusselse Ancienne Belgique langs en ik was erbij. De Louisianaklassieker "Jole Blon" vormde het startpunt, en via de werken van meester Dylan ("From a buick") en Jackson Browne ("The Pretender") werd de hele "Dedication"-elpee afgehaspeld zonder dat het gebeuren ook maar iets aan kracht, enthousiasme of competentie verloor. Enkel bij de bisnummers kreeg het concert een balorkestachtige wending, een slechte gewoonte overigens van vele Springsteeniaanse groepen (**). Een kleine smet evenwel, want het bleef gezellig. De sympathieke Bonds bespeelde het publiek en visueel was het allemaal best genietbaar. Toch hing de naam Springsteen als een schaduw boven het concert.
Het is aan Gary U.S.Bonds om zelf uit te maken of dat nu negatief of veeleer positief is, alleszins zal één en ander duidelijk worden als straks de nieuwe elpee bij mekaar moet worden geschreven en Springsteen "well papa say goodbye now, it's independance day" zal staan zingen.
Die plaat zal er wel ooit gekomen zijn, maar succes heeft ze zeker niet gehad, aangezien ik er geen enkele weet van heb. Maar “Dedication” is wél een plaat gebleven waarnaar bezoekers van mijn nederig stulpje steevast vragen. Eén en ander heeft zeker te maken met de Bruce Springsteen-rage die nog altijd het Vlaamse land tussen Gent en Brussel teistert. Inderdaad. Bruce heeft zijn talent als producer, songwriter en tweede stem én zijn band uitgeleend aan zijn vroeger idool dat hij uit de kroegen van New York heeft gesleept (Bonds heeft nog een kleine hitje gehad in 1967, maar zijn echte succesperiode dateert uit de vroege jaren zestig met onder andere "New Orleans" dat ikzelf bezit in een versie van... The Cousins: kun je nagaan met wat voor oude sok we hier te doen hebben).
En gek is dat. Want zingt Springsteen nu als Bonds of Bonds als Springsteen? Alleszins zijn het twee perfecte bondgenoten op kant A met de opener "Jolé Blon" (een rockbewerking van een cajun-traditional), de singlehit "This little girl", "Your love" waar andere oude glorie Ben E. King ook nog wat vocale steun komt verlenen, de titelsong en tenslotte Bonds' credo "Daddy's come home, back where he belongs... It's been a long time for us".
Droog even je tranen, want het is tijd om de plaat om te draaien en dan kan je verder sterven van nostalgie met een Memphis soul-achtige bewerking van John Lennons "It's only love". Jackson Browne en Bob Dylan liggen Bonds misschien iets moeilijker in de mond en dat zelf componeren wil ook niet zo lukken. En Bonds die alleen mag fietsen wanneer Springsteen als een zorgzame vader het zadel heeft losgelaten, zeker niet.
Terwijl hij bij wijze van spreken zijn E Street Band aan Bonds uitleent, neemt Bruce bij hem thuis, gewoon op een viersporen-bandopnemer een akoestische elpee op, "Nebraska", die eigenlijk een hulde wil zijn aan de bekende protestzanger Woody Guthrie.
In 1984 stijgt de populariteit van Bruce Springsteen tot ongekende hoogten. Eerst was er zijn bijdrage in de Band Aid-actie van Bob Geldof, meer bepaald in het Michael Jackson en Lionel Richie-nummer "We are the world" (USA for Africa). En dan is er de single "Dancing in the dark", die de puriteinen wel even de wenkbrauwen doet fronsen. Niet alleen wordt ze voor het eerst met een videoclip gelanceerd (waardoor Courtney Cox overigens tot het sterrendom wordt gecatapulteerd), maar zo dicht tegen disco heeft The Boss nog nooit aangezeten! De grappenmakers van Big Daddy maakten er trouwens een heerlijke pastiche op, door het nummer te vermengen met "Love letters in the sand" van Pat Boone.
Wie echter vreesde dat Springsteen hiermee de platgetreden paden van de commercie zou inslaan, komt gelukkig bedrogen uit. "Dancing in the dark" is nadien terug te vinden op de elpee "Born in the USA" die met o.a. "I'm on fire", "My hometown", "Glory days" en "Cover me" zelfs één van zijn hardste blijkt te zijn en dus niet enkel tekstueel maar ook muzikaal teruggrijpt naar zijn sixties-periode. Dat wordt in datzelfde jaar trouwens ook bevestigd met een spetterende versie van de traditional "Santaclaus is coming to town", die in de jaren zestig ook nog door een meisjesgroep van Phil Spector op plaat was gezet. Phil Spector, die naar eigen zeggen samen met Bob Dylan, zeker de grootste inspirator is voor Bruce Springsteen.
Uiteraard volgt er een sensationele wereldtournee en om de talrijke piraten-live-elpees de wind uit de zeilen te nemen, brengt CBS in 1986 de lang verwachte definitieve live-elpee uit. Alleen... het is niet één elpee, zelfs geen dubbele, maar een box met vijf elpees! De meest gedraaide nummers zijn uiteraard die welke nog niet in een studio-versie zijn verschenen. Zo b.v. Springsteens eigen interpretatie van de reeds genoemde "Jersey girl", "Because the night" en "Fire", maar ook een aangrijpende versie van Edwin Starrs "War", waarin hij nogmaals afrekent met het Vietnam-trauma van zijn generatie.
Op het einde van de "Born in the USA"-tournee trouwde Springsteen met Julianne Phillips. Toen het huwelijk twee jaar later op de klippen liep en hij een relatie begon met Patti Scialfa, een zangeres uit zijn nieuwe backing-groep, stortte de roddelpers zich gretig op de affaire. Springsteen reageerde met "Tunnel of love", opnieuw een meer ingetogen elpee over de onmogelijkheid van ware liefde, zij het dat muzikaal deze keer niet zozeer de folk (zoals op "Nebraska") maar eerder de country aan de basis lag (wat overigens ook door de hoesfoto van Annie Leibowitsj werd geïllustreerd). In 1991 huwt hij met Scialfa (al vlug zullen er kinderen volgen), waarna de boss twee CD's tegelijk uitbracht: "Lucky town" en "Human touch". Commercieel bleek dit een enorme flater te zijn, maar voor Bruce zelf was het "een manier om opnieuw met zijn voeten op de grond terecht te komen".
Ondertussen hebben we in 1988 de heropstanding van Roy "Pretty woman" Orbison meegemaakt, dankzij "friends" als Bruce Springsteen en Elvis Costello (zie de video "A night in black and white"). “Op mijn eerste elpees bouwde ik mijn songs als kleine opera’s op, een song moest voor mij niet noodzakelijk de traditionele twee strofen-refrein-strofe-refrein-structuur volgen. Dat idee had ik van Roy Orbison.”
Neil Young en Bruce Springsteen vochten daarna om de soundtrack van "Philadelphia" te mogen doen. Men besliste dat ze beiden een song mochten schrijven. Die werden beide ook genomineerd, maar het was Springsteen die de oscar in de wacht sleepte. In 1995 verzamelde Springsteen nog eens zijn E-Street Band om hun grootste hits nog eens over te doen. Het resultaat was de zeer genietbare concertvideo "Blood Brothers" en een CD met drie nooit voorheen uitgegeven songs.
Dertien jaar na "Nebraska" volgde dan met "The ghost of Tom Joad" (een personage uit "The grapes of wrath" van John Steinbeck) opnieuw een "intieme" CD. In de afsluiter "My best was never good enough" zet Bruce zich met het citaat "life is a box of chocolates" expliciet af tegen de algehele verdwazing die steeds meer omvang aanneemt in de V.S., zodanig zelfs dat een nitwit als Forrest Gump er als een soort held wordt vereerd.
Op dat moment was hij mij echter al helemaal kwijt. Hij mocht dan immers nog preken voor het goede doel, het is en blijft preken en staat dus mijlenver af van de “one, two, three, four, let’s rock”-mentaliteit die popmuziek zou moeten kenmerken. Als Jon Landau destijds dus “de toekomst van rock’n’roll” had gezien, dan is die rock’n’roll volgens mij wel op sterven na dood. Toen ik vijftien jaar geleden een onderzoek deed bij jongeren over hun geringe belangstelling voor klassieke muziek, was ik vooral getroffen door het antwoord: “Bij popmuziek zie je tenminste dat de muzikanten zich amuseren!” Wel, die tijden zijn blijkbaar voorbij, de leden van een barokorkest amuseren zich op het podium veel meer dan zogenaamde rockers die erbij lopen als zombies. Dat laatste is nu weliswaar niet het geval bij Springsteen maar de zelfingenomenheid die blijkt uit een “optreden” als “Storytellers” in het Two Rivers Theater in Red Bank, New Jersey, op 4 april 2005, waarbij Springsteen het bestaat om elk nummer minutenlang van commentaar te voorzien is er bij mij ver over!
Gelukkig herpakte hij zich een jaar later met een tribute-CD voor Pete Seeger. En hoe! Het bijhorende live-optreden met een uitgebreide en zeer gediversifieerde band was één van de muzikale hoogtepunten van dat jaar.
Pete Seeger is vooral bekend van zijn hymne uit de jaren 60: "We shall overcome". Toen werd het overal gezongen: op straten, op pleinen, op scholen, op fabrieken, aan universiteiten, in kazernes... Nu hoor je het nog zelden. "De onverschilligheid der jaren negentig" weetjewel. Maar misschien wordt het stilaan tijd dit lied nog eens opnieuw op te diepen? Bruce Springsteen deed het!
In het najaar van 2007 pakte hij dan uit met "Magic", dat opnieuw een samenwerking met The E Street Band was.

Ronny De Schepper

(*) Tom Waits had het wel over één welbepaalde “Jersey girl”, met name de toneelschrijfster Kathleen Brennan.
(**) Ik heb mijn recensie van destijds in De Rode Vaan zo onaangetast mogelijk gelaten, want nu zou ik zoiets zeker niet meer schrijven. Blijkbaar was ik toen nog op zoek naar “kunst” in de popmuziek, een ambitie die ik ondertussen helemaal heb laten varen. Ik zoek nu in popmuziek alleen nog maar fun. Als ik “kunst” wil, dan zal ik wel een klassieke plaat opleggen, zeg ik vaak, maar als ik eerlijk ben, geef ik ook in de zogenaamde “klassieke” muziek de voorkeur aan divertimenti en dergelijke. De leeftijd zeker?

Geen opmerkingen: