dinsdag 19 februari 2008

Alfred Hitchcock

De blondjes van Hitchcock
De échte detectiveroman richt zich vooral tot het rationele deel van de mens en de thriller tot het emotionele. Beide kunnen echter samengaan in verhalen zoals Hitchcock die zo graag verfilmde: men kent de dader, de vraag is echter wie wordt z’n volgende slachtoffer en op welk manier zal hij haar (gek dat deze opdeling naar het geslacht onderbewust zo aangevoeld wordt) van kant maken (emotioneel) en wanneer zal men hem betrappen of ontmaskeren (rationeel)?
Eigenlijk is Hitchcock de grondlegger van de erotische thriller. Dat was b.v. reeds duidelijk te zien in één van zijn vroegste films, een stomme film over een Engelsman die met een Polynesisch meisje is getrouwd. Als hij haar verstoot, wandelt ze het water in om zich te verdrinken. De man schiet zijn kleren uit en rent haar achterna. Ze ziet hem komen en spreidt reeds uitnodigend de armen naar haar “redder”, als hij haar juist een kopje onder duwt!
Veel naakt is er - ondanks de plakkende kleren - in deze scène natuurlijk niet te zien, maar dat belet niet dat de jonge Hitch hiervoor wel altijd belangstelling heeft gehad. Denken we maar aan “The Pleasure Garden” uit 1926, een voyeuristisch filmpje over revuemeisjes in een nightclub. “Happy hooker” Xaviera Hollander vertelt over hem: “Alfred Hitchcock bestelde altijd een groep schoolmeisjes. De meisjes moesten in uniform naar een verduisterde, met zwarte gordijnen behangen kamer, waarin een doodskist lag. Ze moesten het deksel van de kist optillen. Hitchcock lag - uiteraard onherkenbaar geschminkt - opgebaard. Hij lag te masturberen en kwam met een ijselijke kreet rechtop als het deksel van de kist werd getild. Het gegil van de meisjes deed ‘m komen.” (Humo, 30/10/2001)
Als men Alfred Hitchcock vroeg vanwaar zijn fascinatie voor angst afkomstig was, dan vertelde hij meestal dit (verzonnen) verhaal: nadat de kleine Hitch eens stout was geweest, stuurde zijn vader hem naar het politiebureau met een (gesloten) briefomslag, waarin stond dat ze hem maar eens een lesje moesten leren. En Fredje werd (niet beseffend wat er gebeurde) achter de tralies gedraaid. Ikzelf hoef dit verhaal niet te verzinnen. Toen ik als kleine dreumes mijn vader eens op zijn werk (het politiebureau dus) ging bezoeken, draaide hij mij dezelfde loer...
Alfred Hitchcock (°1899, Londen) werd opgevoed in een streng jezuïetencollege, waaraan hij zijn fascinatie voor angst zou overhouden. Hij deed ingenieurstudies, waardoor hij zijn films zo nauwgezet opbouwde. Er was ook altijd plaats voor humor (o.a. door eigen “cameo”-rolletjes). Hij was (samen met Cecil B.De Mille) de eerste regisseur die (ook in de ogen van het grote publiek) belangrijker was dan de acteurs. En zeggen dat hij begonnen was met het illustreren van “captions” of “title-cards”. Zijn debuut was “Downhill” (1919), maar erkenning kwam er pas met “The lodger” (1926) en “The Farmers Wife” (1929). Deze "kleine Britse komedie" was de zevende film die Hitchcock regisseerde. Een Engelse landbouwer denkt opnieuw aan trouwen als zijn dochter het huis uit is. Met de hulp van zijn meid (Lilian Hall‑Davis) maakt hij een lijst op van alle huwelijkskandidaten in de onmiddellijke omgeving. Maar zijn veroveringspad loopt niet altijd over rozen. Johan Daisne verloor als vijftienjarige zijn hart aan Lilian Hall‑Davies, een grote ster in de stille film. Hij had zelfs concrete plannen om een biografie over haar te schrijven maar het leek erg moeilijk om veel gegevens over haar leven te weten te komen. Hij schreef uiteindelijk enkele artikels en ijverde ervoor dat haar naam niet in de vergetelheid verdween.
In Engeland draait Alfred Hitchcock met het als gewaagd gekwalificeerde “Blackmail” de eerste “talkie”. Er bestaat echter ook een “stille” versie, waaraan kenners de voorkeur geven. In 1934 volgt “The thirty-nine steps”, daarna “Young and innocent” en in 1936 is er “Sabotage”. Carl Verloc (Homolka) baat ogenschijnlijk een buurtbioscoop uit, maar in werkelijkheid is hij de leider van een anarchistische groep, die overal in Londen bomaanslagen pleegt. Zijn vrouw Sylvia (Sidney) begint iets te vermoeden... Deze film, gebaseerd op de roman “The Secret Agent” van Joseph Conrad, nadert zijn hoogtepunt wanneer de man het niets vermoedende broertje van zijn vrouw op weg stuurt met een tijdbom. Deze thriller bevat niet alleen enkele klassiek geworden suspensescènes, het is ook de somberste van alle Engelse Hitchcocks. Alhoewel het één van zijn beste thrillers is, werd het toch een flop aan de kassa.
In 1938 is er ‘The Lady Vanishes’ met Margaret Lockwood en Michael Redgrave, de laatste Hitchcock uit zijn Britse periode. In ‘The Lady Vanishes’ ontmoet een jonge vrouw een oudere gouvernante tijdens een treinreis in Midden‑Europa. Even later verdwijnt de gouvernante op mysterieuze wijze. De andere passagiers van de trein ontkennen dat zij de gouvernante ooit hebben gezien. En wat hebben een non op hoge hakken en een onbetrouwbare dokter met de verdwijning te maken? ‘The Lady Vanishes’ is spannend, humoristisch en leidt de toeschouwer op geraffineerde wijze om de tuin. Kortom, alle ingrediënten uit de latere films van de meester zijn aanwezig.
In 1939 tekende Hitchcock een contract bij Selznick om in Hollywood de ondergang van de Titanic te draaien. Aangezien dit niet doorging, kreeg Hitch de verfilming van “Rebecca”, de roman van Daphne Du Maurier, voorgeschoteld. Hij kreeg hiervoor een oscar, maar was toch niet tevreden. Dat kwam omdat hij teveel toegevingen moest doen aan producer David O.Selznick. Deze vond dat hij te zeer van het originele boek afweek en was “verwonderd dat deze Hollywoodziekte ook al tot in Engeland was doorgedrongen”. Hitchcock had daar uiteraard een heel andere mening over: hij vond dat een boek en een film twee verschillende media waren en dat ze beide met de geëigende middelen dienden te worden aangepakt.
Toch ging hij verder met “Foreign correspondent”, een ode aan de oorlogscorrespondenten, de zogenaamde “soldaten van de pers”. Ik geloof dat het hierin is dat ook Dorothy Parker een cameo-rolletje mag spelen als zijn echtgenote. Parker heeft trouwens meegewerkt aan het scenario, met name de passage waarin Robert Cummings en Priscilla Lane door een groep circusartiesten worden meegenomen.
Daarna volgde in 1943 “Shadow of a doubt”. Deze film met Joseph Cotton, Teresa Wright en Hume Cronyn, heeft muziek van Dimitri Tiomkin, gebaseerd op de wals uit “De Lustige Weduwe”, omdat het over een moordenaar van weduwen gaat, even cynisch maar minder grappig als “Monsieur Verdoux”. Thornton Wilder krijgt een speciale vermelding voor het scenario, maar daarin zaagt men toch hout van dikke planken! Deze thriller/film noir toont o.a. door location shooting hoe het kwade huist in de 'normale' en 'veilige' ruimte van de Amerikaanse middenklasse in een klein dorp. Een man (Uncle Charlie) die rijke weduwen misbruikt en vermoordt, gaat op visite bij zijn zus en haar gezin. Hij charmeert iedereen, maar zijn jonge nicht ontdekt de waarheid. “Shadow of a Doubt” is wel een prachtige illustratie van hoe er in een filmtekst gebruik kan worden gemaakt van “points of view”. We zien hoe de kennis van de kijker via Uncle Charlie's point of view gereduceerd wordt. De narratie is dan ook restrictief en potentieel subjectief.

Datzelfde jaar is er ook nog “Suspicion” naar de roman “Before the fact” van Francis Iles. Joan Fontaine (die reeds de titelrol had vertolkt in “Rebecca”) kreeg een oscar voor haar rol als vrouw, die vermoedt dat haar man een moordenaar is, maar toch uit liefde bij hem blijft. Oorspronkelijk zou het einde als volgt geweest zijn: haar man brengt haar een glas vergiftigde melk, terwijl zij in een brief naar haar moeder uiteenzet dat hij een moordenaar is, maar dat ze verkiest te sterven dan zonder zijn liefde te moeten leven. Ze wil echter wel dat de rest van de maatschappij tegen hem dient te worden beschermd, vandaar deze brief. Vooraleer het glas melk te drinken, kleeft ze de brief dicht en geeft hem aan haar man. “Wil je deze brief even posten?” vraagt ze. Hij belooft het te doen en zij drinkt de melk. Als ze reeds gestorven is, zie je de man dan fluitend langs de straat lopen en de brief in een brievenbus deponeren. Jammer genoeg is dit prachtige einde nooit verfilmd omdat de rol van de echtgenoot in kwestie werd vertolkt door... Cary Grant. De studiobonzen wilden niet hebben dat hun geliefde acteur de rol van een moordenaar zou spelen. Hitchcock voegde zich alweer naar hun wensen. Toch zou hij later nog driemaal een beroep doen op de populaire acteur, met name voor “Notorious” (1946), “To catch a thief” (1955) en “North by Northwest” (1959).
Daarna draait Alfred Hitchcock “Saboteur” met Robert Cummings en Patricia Lane. Barry Kane en Kenneth Mason werken samen in een vliegtuigfabriek. Wanneer er brand in het gebouw uitbreekt, sterft Mason, omdat één van de brandblussers die Kane hanteerde petroleum bleek te bevatten. Volgens Kane werd dat blusapparaat hem door ene Frank Fry aangereikt, maar de politie gelooft zijn verhaal niet en beschuldigt hem van moord. Hij kan echter ontsnappen en gaat zelf op zoek naar de saboteur.
Daarna draaide Hitchcock van zijn kant draaide twee propagandistische kortfilms in het bevrijde Frankrijk: “Bon voyage” en “Aventure Malgache”. Daarna volgt “Lifeboat” (1944) met de bekende anekdote dat Alfred Hitchcock oorspronkelijk geen filmmuziek wilde. "Waar zou in godsnaam die muziek op zee vandaan komen?" spotte hij. Componist Hugo Friedhofer sneerde echter terug: "Als hij me zegt waar die camera op zee zich bevindt, zeg ik 'm meteen waar de filmmuziek zit.",
In 1945 volgt “Spellbound”, daarna “Notorious”, “The paradine case” (flop) en “Rope”. Alfred Hitchcock baseerde zich hierbij op een ware gebeurtenis van twee homo’s die in 1924 een kind vermoordden uit superioriteitsoverwegingen maar hij deed dit met weglating van alle homoseksuele referenties. Dit “Raskolnikov”-gegeven werd in 1959 nog eens verfilmd door Richard Fleisher als “Compulsion”, naar een scenario van Richard Murphy (1912-1993). De hoofdrollen worden hierin vertolkt door Dean Stockwell en Bradford Dillman, die voor de rechter door niemand minder dan Orson Welles worden verdedigd. In 1993 kwam er nog een remake waarin het homofiele aspect juist volop wordt beklemtoond. Dat was dan “Swoon” van Tom Kalin met Craig Chester (Nathan Loeb) en Daniel Schlachet (Richard Leopold).
De Hitchcock-“Rope” is vooral bekend omdat het slechts in een achttal shots werd gedraaid, een techniek die hij ook in “Under Capricorn” toepaste. Daarna draait Hitchcock “Stage fright” en “I confess”, gevolgd door “Strangers on a train” in 1951 met Farley Granger, Robert Walker, Ruth Roman en Leo G.Carroll. Het scenario is van Raymond Chandler (naar het boek van Patricia Highsmith) en dat is er ook aan te merken! De keurige tennisspeler Guy en de neurotische playboy Bruno ontmoeten elkaar toevallig op de trein. Bruno, een fan van Guy, blijkt verrassend goed op de hoogte van diens woelige privé‑leven. Guy heeft een relatie met de dochter van een senator en wil scheiden. Volgens Bruno kunnen onbekenden ongestraft elkaars moorden plegen en hij stelt Guy een bizarre deal voor. Bruno zal Guy’s vrouw vermoorden, en in ruil verwacht hij dat Guy zijn gehate vader doodt. Guy’s vrouw wordt even later inderdaad vermoord en er komt een spiraal van verdenking en chantage op gang, die de toeschouwer geregeld de adem afsnijdt. De finale op de paardjesmolen is de filmgeschiedenis ingegaan.
Daarna volgt “Dial M for murder” (1953), dat dus gedraaid is nà “Sorry, wrong number” (1948) van Anatole Litvak, zodat Litvak, die we ook nog kennen van “La dame dans l’auto avec des lunettes” uit 1970, moeilijk als een epigoon kan worden beschouwd.
Hitchcock zit nu volop op z’n hoogtepunt met “Rear window” (1954), wat men de beste “voyeursfilm” aller tijden noemt. Daar ga ik echter niet helemaal mee akkoord. Toevallig zag ik deze film onlangs nog eens terug en dan moet je toch toegeven dat hij eigenlijk erg statisch is en ook zeer weinig spanning opwekt. Alleen het feit dat de decorateur zich eens heeft mogen uitleven met de huizen rond die binnenkoer spreekt me aan.
Jaren later zou er een remake volgen met “Superman” Christopher Reeve in de hoofdrol, die op dat moment volledig verlamd was na een val van een paard. Men kan het smakeloos vinden, maar anderzijds kan men ook zeggen dat dit een vorm was van werkgelegenheid verschaffen aan gehandicapten. ‘t Is maar hoe je ‘t bekijkt. Veel cynischer is alleszins dat Reeve een jaar voor het ongeval, in 1994 dus, ook al de rol van een verlamde politieman speelde in “Above suspicion” van Steven Schachter.
Daarna volgden “To catch a thief” (1955), “The man who knew too much”, een remake van zijn eigen film die hij in 1934 in Engeland had gedraaid met als scenarist Emlyn Williams (1906-1987), “The trouble with Harry”, “The wrong man”, “Vertigo” en “North by northwest” (1959). “North by Northwest” is een geraffineerde spionagethriller, die wordt gekruid met de nodige actie, geheimzinnigheid en zwarte humor. Roger Thornhill (rol van Cary Grant), een charmante New Yorkse publiciteitsagent, wordt door een groepje spionnen verward met de geheime agent George Kaplan. De spionnen, geleid door James Mason en een zeer gluiperige Martin Landau, kidnappen Grant. Zij zetten hem dronken achter het stuur van een wagen, maar hij overleeft de dolle rit en vlucht naar Chicago. Op de trein ontmoet hij de mysterieuze Eva Marie Saint, die hem afwisselend helpt en in de val lokt. Thornhill vlucht verder landinwaarts, maar komt in steeds hachelijker situaties terecht.
“Psycho” (1960) was gebaseerd op het boek van Robert Bloch (1917-1994). Deze klassieker van Hitchcock zit vol suspense en verwarring. Marion Crane (Janet Leigh) is een moderne, jonge vrouw die de sleur van het leven meer dan beu is. Als haar gevraagd wordt om een grote som geld te storten, ziet zij haar ultieme kans om het saaie Phoenix, Arizona te ontvluchten. Na deze impulsieve beslissing valt ze ten prooi aan paranoia en wanneer de vermoeidheid toeslaat, besluit ze de nacht door te brengen in het Bates Motel, waar de zonderling Norman Bates (Anthony Perkins) bizarre verhalen vertelt over zijn moeder. De legendarische douchescène ging de filmgeschiedenis in als het toppunt van de gruwel die door de strak georchestreerde camerastandpunten en de uitgekiende montage meesterlijk in beeld wordt gebracht. Hitchock bespeelt de emoties, de sympathieën en de identificatie van de toeschouwer terwijl de muziek van Bernard Herrmann de suspense zorgvuldig helpt op te bouwen. Voor Janet Leigh (1927-2004) was het zowat de enige interessante rol uit haar carrière. Voor de rest werd ze immers meestal naast en vooral in de schaduw van haar man Tony Curtis gecast. Haar belangrijkste bijdrage tot de filmgeschiedenis is dan ook het feit dat ze het leven heeft geschonken aan Jamie Lee Curtis.
In “The birds” uit 1963 gooit Hitchcock het eeuwenoude conflict tussen mensen en vogels om: hier zitten de mensen in kooien en zijn de vogels buiten een constante dreiging. Het huis wordt een geïsoleerd toevluchtsoord, een gevangenis waarin de bewoners zich misschien kunnen beschermen tegen de vogels, maar waar ze ook - beperkt in hun bewegingsvrijheid - kunnen wegrotten in hun poging te overleven. “Binnen” blijkt bovendien niet de bescherming te bieden die we verwachten. In de beroemde eindscène escaleert het geweld; alle barricades die Mitch Brenner (Rod Taylor), Melanie Daniels (Tippi Hedren) en Annie Hayworth (Suzanne Pleshette) opstellen om zich te verdedigen, blijken onvoldoende. De zware houten tafel voor het haardvuur stopt de vogels niet om toch langs de schoorsteen naar binnen te komen, stenen missen hun doel en het donkere plafond wordt claustrofobisch laag in beeld gezet. Kortom het is de beurt aan honderden, zo niet duizenden stijfkopjes, want de vogels uit de gelijknamige film van Alfred Hitchcock zitten toch wel met een bijzondere hardnekkigheid achter Tippi Hedren aan. Anderzijds kan men met recht en reden ook Tippi als een “stijfkopje” bestempelen, maar dan niet zozeer in de figuurlijke zin. We bedoelen dan eerder dat het blonde hoofdje van mooie Tippi toch wel goed de aanvallen doorstaat.
En let op, in die tijd waren er nog geen computertechnieken om die aanvallen te simuleren! Hitchcock droeg medewerkers op vogels naar haar te gooien ofwel werden ze van kortbij uit een kooi losgelaten. En wegens de vele close-ups kon men natuurlijk ook niet met een stand-in werken. Ja, er komt soms wel meer kijken bij acteren dan louter met een diepzinnige blik naar een doodshoofd staren en “to be or not to be” mompelen...
Over doodshoofden gesproken, het is tijdens het draaien van deze film dat Hitchcock aan het dochtertje van Tippi Hedren, de latere actrice Melanie Griffiths, een Barbie-pop in een doodskist ten geschenke gaf. Een op z'n zachtst gezegd “merkwaardig” geschenk, zeker als men dan ook nog aan het verhaal van Xaviera Hollander denkt...
Daarna volgden nog o.m. “Marnie”, “Torn curtain”, “Topaz” en “Frenzy” (1972). Tot slot is er nog “Family plot”. Dochter Patricia Hitchcock antwoordt op de vraag van Kurt Vandemaele in Humo van 14/10/1997 wie als opvolger van haar vader kan worden bestempeld: “Ik zal je zeggen wie het meest op mijn vader lijkt, al spreek ik dan niet zozeer over filmgenres: Steven Spielberg. Omdat hij films maakt voor het publiek, niet voor zichzelf. Ik vind het spijtig dat mijn vader nooit 'E.T.' heeft kunnen zien. Hij zou er dol op zijn geweest.”
Spielberg zelf heeft nochtans nooit een thriller gedraaid, laat staan dat-ie vol referenties aan Hitchcock zou zitten, wat bij tal van films het geval is. In “Last embrace” van Jonathan Demme uit 1979 b.v. zitten “citaten” uit “Vertigo” (de klokketoren), “Psycho” (de douche-scène uiteraard) en “North by northwest” (waarbij de Rocky Mountains wel vervangen werden door de Niagara Falls), maar toch is het als geheel niet gelukt als Hitchcock-hulde, aangezien Demme de fout maakt te zondigen tegen “de eenheid van actie”, toch wel een conditio sine qua non bij Hitchcock. In “Last embrace” lopen twee plots eerder toevallig parallel, waarbij één verhaallijn een vals spoor blijkt te zijn. Toch slaat de titel hierop wat nog meer afbreuk doet aan een voor de rest loflijke poging.
Een tiental jaren later zou Demme het reeds veel beter doen met “Something wild” waarin Melanie Griffiths schittert (ook weer niet toevallig natuurlijk!). En dan is er natuurlijk nog “Basic instinct” (Verhoeven ziet zijn film als een hulde aan zijn idool Alfred Hitchcock). Ook in de openingsscène van “Sliver” zitten al meteen tal van referenties aan de meester van de suspens. Want, natuurlijk, Brian De Palma heeft het weer niet kunnen laten om zich door zijn groot voorbeeld te laten inspireren, net als in 1980 voor “Dressed to kill”. Hij is ongetwijfeld de grootste Hitchcock-aanbidder, die de meester soms bijna klakkeloos imiteerde (“Body double”). Een aanstekelijke parodie is anderzijds “Foul play” uit 1978 van Colin Higgins (1941-1988).
Ronny De Schepper
(met dank aan Christel Stalpaert)

Geen opmerkingen: