vrijdag 22 februari 2008

"CHAINS, MY BABY'S GOT ME LOCKED UP IN CHAINS"

Volgens de Amerikaanse seks-columniste Anka Radakovich zijn de erotische trends voor de toekomst: meer bloot, meer voyeurisme, meer masturbatie. De aidsgeneratie nietwaar, de schrik voor het directe contact zit er al goed in, maar de behoeften blijven dezelfde. Meer zelfs, door de frustraties die de angst voor aids met zich meebrengt worden ze steeds groter: "Vrouwen die het beest willen uithangen en mannen die niets anders van hen verwachten. SM wordt steeds populairder en blijft dat. Wees eerlijk: het bestaan is stresserend geworden en een goed pak slaag kan lekker ontspannend zijn."
AUROUSSEAU
Tegelijk zorgt deze omschrijving voor heel wat misverstanden. SM is méér, maar ook minder dan "een goed pak slaag". SM is op de eerste plaats zich houden aan codes. Daarom is het verwijt van Olivia in “In pale battalions” (van Robert Goddard) aan haar stiefkleindochter (“je moeder deed het ook graag op die manier”) totaal ten onrechte. Niet alleen wordt de kleindochter op het moment dat ze “betrapt” wordt gewoon mishandeld, ook haar moeder komt enkel tegemoet aan de gewelddadige wensen van de Amerikaan Mompesson (die het wil doen zoals hij met zijn slavinnen gewoon was) omdat deze haar in zijn macht heeft. Dit is dus duidelijk geen SM, maar “gewoon” sadisme.
Maar zelfs mét instemming kan die grens voor iedereen anders liggen. Iemand vastbinden en blinddoeken en dan heel lekker verwennen (strelen, likken, plagen...) kan met andere woorden ook SM zijn. De geslachtsdelen met naalden bewerken kan dat anderzijds óók zijn, het hangt er maar van af wat de onderdanige, het slaafje/slavinnetje graag heeft. Want hij/zij is - ondanks het feit dat de partner "meester(es)" wordt genoemd - eigenlijk de baas van het spel. Vandaar dat de veroordeling van de Mechelse rechter Koenraad Aurousseau in september 1997 terecht was. De confrater die hem veroordeelde stipuleerde trouwens heel duidelijk in het vonnis dat de man zich niet aan de codes hield. Wat echter wél aanstootgevend was in deze zaak was dat zijn toenmalige vrouw Magda helemaal geen klacht had ingediend, het gerecht was namelijk via een andere zaak op een videoband gestoten. Maar het blijft een feit dat ze herhaaldelijk om genade vraagt (terwijl ze de rechter oraal moest bevredigen, werd door een politieman - niet in dienst - haar vagina dichtgenaaid, létterlijk wel te verstaan) en dat er geen gevolg werd gegeven aan haar verzoek. Ook de reden waarom dit gebeurde is zeer laakbaar in SM-kringen: de rechter en zijn companen waren zo dronken dat ze een videoband nodig hadden om zich te herinneren wat ze juist hadden uitgehaald! En dat terwijl drank en drugs juist taboe zijn bij SM, precies omdat zowel bij meester als slaaf de grenzen gaan vervagen.
Het dient gezegd dat deze versie van de feiten wel uit de katholieke krant "De Standaard" komt. In het liberale "Het Laatste Nieuws" staat er dat de rechter slechts één keer nog een stroomstoot toedient, nadat zijn vrouw genade had geroepen. Bovendien blijkt de band met het naaien e.d. een compilatie van eigen activiteiten te zijn, waar de vrouw 's nachts placht naar te kijken, als de kinderen in bed lagen. Van dronkenschap wordt in HLN niet gesproken. Daar staat dan weer tegenover (enerzijds, anderzijds) dat "De Gazet van Antwerpen" dezelfde versie als "De Standaard" publiceert. Maar die zijn dan ook even katholiek natuurlijk.
Net zoals procureur-generaal Eliane Liekendael, die in haar "mercuriale" bij het begin van het gerechtelijk jaar 1998-99 een verwijzing maakte naar de Sade. Etienne Vermeersch reageerde verbolgen in Knack van 9/9/98: "Wat met wederzijdse instemming gebeurt tussen volwassen mensen, gaat haar niet aan. Buitenstaanders hoeven zich niet te moeien met wat bijvoorbeeld de Mechelse rechter Aurousseau in zijn privé-leven uitspookt, zolang hij de wet niet overtreedt. Mevrouw Liekendael mag als persoon het gedrag van anderen 'losbandig' of 'walgelijk' vinden, maar in haar functie van procureur-generaal heeft zij zich daarover niet uit te spreken. Zij moet waken over de correcte toepassing van de rechtsregels. Bij mijn weten komt de Sade niet voor in de strafwet. Hoe kan je als magistraat nu betreuren dat de strafwet je niet toelaat iemand te vervolgen voor privé-zaken?"
Anderzijds dient ook gezegd dat in februari 2001 in Gent een 41-jarige man werd vrijgesproken, die door zijn 36-jarige ex-vrouw werd beticht van verkrachting, foltering en opsluiting. Het bleek echter om een SM-relatie te gaan, waaraan de vrouw - zolang alles goed ging - haar volledige medewerking had verleend. Nu werden die feiten echter aangehaald in het kader van - u had het al kunnen denken - een strijd over de bezoekregeling van de kinderen. De rechter oordeelde dan ook dat deze aanklacht ongegrond was.
SIGMUND FREUD
Freud wist het al: SM-gevoelens zijn eigenlijk heel "normaal", want veel voorkomend. Hij onderscheidde drie "soorten" en twee daarvan zijn wijdverspreid. Het eerste niveau is dat van pijn die ook genot verschaft. In zijn extreme vorm is dat misschien wel aberrant, maar op een lager niveau is dat een veel voorkomend verschijnsel. Scheppen wij niet allen behagen in een lied of een film die op de traanklieren werkt b.v.? Of wat met horrorfilms of -boeken, waarmee wij met plezier onszelf de stuipen op het lijf jagen?
Ten tweede is er ook het schuldbesef dat ermee gepaard gaat. Dit is zelfs zo wijd verspreid dat de godsdiensten hun succes daaraan te danken hebben: zij spelen gretig in op de schuldgevoelens die in ieder van ons huizen.
Alleen het derde niveau is een beetje speciaal. Hier heeft Freud het trouwens enkel over mannen en dan wel mannen die de schuld op zich nemen voor het afstotelijke hanige gedrag van de meeste van hun seksegenoten tegenover de vrouwen. Daarom onderwerpen zij zich onderdanig ten overstaan van een meesteres, waarbij zij zich vaak ook laten "feminiseren" door kledij, door zich te laten penetreren enz.
De twee "naamgevers" van SM zijn uiteraard Leopold von Sacher Masoch met zijn "Venus im Pelz" en de markies de Sade met o.a. "Justine ou les malheurs de la vertu" (alhoewel deze laatste paradoxaal genoeg zelf eigenlijk eerder masochist was). Beide schrijvers interesseren mij echter maar matig (Masoch) tot helemaal niet, integendeel zelfs (Sade). Mijn eigen belangstelling is terug te voeren op mijn collegetijd. Niet dat er daar nog lijfstraffen werden gegeven, zoals op sommige Engelse scholen het geval was (alhoewel op de knieën zitten ook ferm pijn kan doen; ik herinner me nog altijd de vernedering toen ik huilend moest toegeven dat ik het niet langer kon uithouden), maar de absolute afwezigheid van vrouwen en/of meisjes maakte opgroeiende pubers natuurlijk razend benieuwd naar dat mysterieuze andere geslacht.
En precies op die ontvankelijke leeftijd kreeg ik van een oudere klasgenoot twee werkjes in handen gestopt, "L'Atlantide" van Pierre Benoit en "She" van Rider Haggard, waarin een mysterieuze vrouw een zodanige aantrekkingskracht uitoefent op mannelijke passanten, dat ze bereid zijn de grootste vernederingen te ondergaan om in haar gunst te komen. Ze zullen zelfs niet terugschrikken voor moord en doodslag als het erop aankomt rivalen uit de weg te ruimen.
Deze vrouwen, respectievelijk Antinea en Ayscha, genieten een soort van goddelijke status, waarbij geïnsinueerd wordt dat ze over het geheim van de eeuwige jeugd beschikken. En er wordt trouwens nog veel meer geïnsinueerd, want beide werken zijn ontstaan bij het begin van de vorige eeuw. Wat maakt dat er dus weinig plaats is voor expliciete beschrijvingen, maar precies daardoor is het vreselijk intrigerend wat er zich wel allemaal achter de wanden van hun paleizen zou kunnen afspelen...
De illustrator van de sixties-uitgave, waarover ik beschikte, lichtte alvast een tipje van de sluier op, om het met een goedkope woordspeling te zeggen.
Ook "De Vrouwenclub" van Isaac Faro is erg van belang geweest, denk ik, omdat ik dit boek eveneens op deze erg "ontvankelijke" leeftijd heb gelezen. Hier wordt immers het thema bespeeld van een man overgeleverd aan de willekeur van meerdere vrouwen.
"Les onze milles verges" ("Elfduizend roeden") van Guillaume Apollinaire (eig. Wilhelm Apollinaris von Kostrowitski, 1880-1918) hoort eveneens in deze categorie thuis. De titel is in het Frans een woordspeling op de elfduizend maagden van de Heilige Ursula die in de 5de eeuw door de Hunnen werden omgebracht, maar in het Nederlands krijgt de woordspeling uiteraard een àndere dimensie... Die 11.000 roeden zijn van Japanse makelij en maken in 1904 tijdens de Russisch-Japanse oorlog een einde aan het leven van een Roemeense prins Mony Vibescu, die zich tot dan toe in steeds grotere perversiteiten had gestort. Apollinaire, die onder de titel "Bibliothèque des Curieux" een groot aantal klassieke erotica heeft uitgegeven en zelf nog een andere pornoroman en drie erotische dichtbundels heeft geschreven, mag dan nog een parodie op de Sade hebben willen plegen, het brengt hem toch in hetzelfde vaarwater als Pascal Bruckner (°Parijs, 1948), de auteur van "Lune de fiel" (door Roman Polansky verfilmd als "Bitter moon"), waar de heimelijke bedoeling toch moraliserend blijkt te zijn: steeds geraffineerder erotische spelletjes uitvinden loopt uiteindelijk slecht af.
GIRLS JUST WANT TO HAVE FUN
Het is opvallend hoezeer vrouwelijke auteurs gefascineerd zijn door sadomasochisme. Jeanne de Berg, Pauline Réage, Elfriede Jelinek, ze hebben het bijna uitsluitend dààrover, maar ook Emmanuelle Arsan en Régine Deforges, die wat men zou kunnen noemen 'soft seksboeken' schrijven ('vanilleseks' noemen SM'ers dat), hebben er belangstelling voor. Dat blijkt b.v. ook heel duidelijk uit het boek "To turn you on" uit 1975, waarin de Amerikaanse Terry Garrity, die zich helaas een beetje belachelijk vermomt als J.Aphrodite, een aantal masturbatiefantasieën voor vrouwen heeft neergeschreven. Hierbij nemen SM en lesbianisme een veel "natuurlijker" plaats in dan dit bij gelijkaardige mannenliteratuur het geval zou zijn (om nog te zwijgen over het samengaan van de twee: voor lesbische SM is het boek "The lesbian heresy" van Sheila Jeffreys, uitgegeven bij Women's Press in 1993, een aanrader).
Ook Anne Rice heeft een paar SM-verhalen geschreven: "I think pornography is completely worthwhile. I wanted to write the kind of delicious S&M fantasies I'd looked for but couldn't find anywhere. I'm really rather proud of it, shocking though that might be. I feel that if I'm read 200 years from now, it'll be as much for that as anything else." (New York Times, 7/11/1988)
Belangrijk is wel dat Garrity aanstipt dat je sommige fantasieën in de werkelijkheid nooit hoopt te beleven, dit maar om alweer de discussie over verkrachtingsfantasieën uit de weg te gaan. Toch wil de Amerikaanse Tama Janowitz vrouwen geruststellen die verkrachtingsfantasieën hebben: "Die zijn normaal in deze tijd waarin geen enkele man nog echt graag seks wil". Dat illustreert ze o.m. met haar kortverhaal, "Kurt and Natasha: a relationship", waarin een man eveneens overgeleverd is aan de macht van een vrouw die (ook letterlijk) boven hem uitgroeit. Nochtans was hij het die haar oorspronkelijk met SM had laten kennismaken. En hij was het ook die haar eerst had willen laten zitten voor haar (bijna identieke) zuster. "Maar dan viel hem iets te binnen. Misschien had Natasha thuis nog wel twee, drie of zelfs meer zussen. Hij beeldde ze zich in, telkens een replica van Natasha en telkens ook een beetje kleiner van gestalte, zoals die Russische poppetjes die in elkaar passen. En hij zag zichzelf met de jaren kleiner en kleiner worden, naarmate iedere zus opgroeide en het tijd voor hem werd om haar van dienst te zijn." Een SM-versie van "The incredibly shrinking man"!
HISTOIRE D'O
Volgens velen zijn deze boeken echter niet door vrouwen geschreven. Zelfs over Emmanuelle Arsan beweert Sylvia Kristel: "In werkelijkheid was haar man de auteur. Hij was diplomaat en kon dergelijk werk natuurlijk nooit onder eigen naam publiceren."
Het is uiteraard niet verwonderlijk dat de bekende misogyne criticus Herwig Leus lange tijd heeft beweerd dat Pauline Réage, de vrouw achter "L'histoire d'O" (1954), in feite de bekende erotische auteur André Pieyre de Mandiargues (1909-1991) zou zijn geweest. Maar ondanks het feit dat De Mandiargues reeds ervaring had, zowel met pseudoniemen als met censuur (in 1953 had hij onder de schuilnaam Pierre Morion "L'Anglais décrit dans le château fermé" gepubliceerd dat door de rechter als "één grote apologie van de perversie" werd bestempeld), toch is er niks van aan (*). Zelf heb ik "Le lys de mer" (1956) gelezen en was nogal ontgoocheld, ondanks de rituele ontmaagding die het vrouwelijke hoofdpersonage voor zichzelf plant. Aan "La Motocyclette" (1963) ben ik zelfs niet meer toegekomen, nadat ik de filmversie met Alain Delon en Marianne Faithfull had gezien. Mandiargues was wel een van de weinigen die (in "Critique") een positieve recensie over "Histoire d'O" heeft geschreven! (De enige andere positieve recensies kwamen van Georges Bataille in "La nouvelle revue française" en van Claude Elsen in "Dimanche-matin".)
Als andere "kandidaten" voor het auteurschap werden o.a. André Malraux, Raymond Queneau, Henry de Montherlant en zelfs de Amerikaan George Plimpton genoemd. Kortom, bijna eender wie, als het maar een man was. Zelfs Erica Jong zei over O.: "Walgelijk. Ik kan niet geloven dat een vrouw dit schreef."
De belangrijkste kandidaat was lange tijd Jean Paulhan, een geacht lid van de Académie Française. Hij zou dan niet alleen de schrijver van het "woord vooraf" van "O", maar ook de auteur van het boek zelf zijn. Alleszins is het deze Paulhan, die samen met uitgever Jean-Jacques Pauvert door het gerecht werd vervolgd en niet de schrijfster zelf, toen er een klacht tegen het boek was neergelegd. (De uitkomst van de klacht was dat er geen publiciteit voor het werk mocht worden gemaakt - een effectieve maatregel blijkbaar, want het was géén bestseller, het werd eerder 'doorgegeven' - maar het werd niet uit de handel genomen.)
In het boek "O m'a dit" van Régine Deforges gaat Pauline Réage echter in de clinch met Jean Paulhan. Dat zou de schizofrenie wel heel erg ver drijven, vond ik. Bovendien wordt er dan voor Réage een imaginaire biografie opgesteld die weinig interessant is. Dat leek me dus allemaal teveel "deuxième degrée" om nog fictie te zijn. Ik veronderstelde dus toen al dat Réage was wie ze ook bleek te zijn: de respectabele echtgenote van een respectabel man, die zich eens één keer aan iets buitensporigs heeft gewaagd en daarom sterk aan haar anonymiteit was gehecht. Pas in juli 1994, toen ze al 86 was, heeft ze aan The New Yorker haar ware identiteit onthuld: het betrof de schrijfster, vertaalster, uitgeefster en lid van de jury van de Prix Femina, Dominique Aury, schrijversnaam voor Anne Desclos (1908-1998). Met haar pseudoniem wou ze verwijzen naar Paulhan, maar ook naar Pauline Borghese en Pauline Roland, een socialistische strijdster voor de rechten van de vrouw op het einde van de 19de eeuw. Réage is de landstreek waar haar vader destijds een huis had.
Ze bevestigde tevens wat ze reeds in de inleiding van het vervolg ("Retour à Roissy", 1969) had geschreven en het verhaal dat ze aan Deforges heeft verteld in '75, namelijk dat ze het boek heeft geschreven om de tanende interesse van haar minnaar voor haar opnieuw aan te wakkeren. En die minnaar was... Jean Paulhan, die overigens op dat moment reeds meer dan zeventig was. Bovendien is het haar gelukt, want ze bleven geliefden tot zijn dood op 83-jarige leeftijd.
Het ultieme bewijs werd echter geleverd toen de uitgeverij van Pauvert overkop ging en men de boeken ging nakijken. Toen kon men vaststellen dat aan Dominique Aury fabelachtige sommen werden uitbetaald, alhoewel ze zogezegd geen enkel boek had gepubliceerd bij Pauvert.
DE HOGEPRIESTERES VAN HET BIZARRE
Wat echter met "L'image" van Jean de Berg? Dit is toch een mannennaam? Is het dan een vrouw die een mannelijk pseudoniem gebruikt? Ondanks het feit dat de ik-persoon in het verhaal ook een man is?
Vraagtekens, vraagtekens, die door niemand minder dan Hugo Claus zullen worden uitgeveegd.
Mijn verhaal begint bij "Le chagrin des Belges", de Franse vertaling van het werk van de Meester himself.
Toen deze (overigens uitstekende) vertaling was verschenen, werd Claus immers uitgenodigd in het alombekende programma voor literaire masturbators, "Apostrophes", waar ook een gesluierde dame - gesluierd omdat ze onherkenbaar wilde blijven - aanwezig was die haar boek "Cérémonies de Femmes" kwam voorstellen. Terloops gezegd, zij was blijkbaar de enige die ook het "Chagrin" had gelezen of er alleszins toch in lovende bewoordingen over sprak.
De dame maakte zichzelf bekend als Jeanne de Berg, weliswaar een pseudoniem (want als echtgenote van "een bekend Fransman" wilde ze haar ware identiteit niet prijsgeven) maar toch een vrouwelijk pseudoniem. Nochtans was in de loop van de uitzending ter sprake gekomen dat ze vroeger reeds een boek had gepubliceerd, maar dan onder het mannelijke pseudoniem Jean de Berg. Het betreft hier uiteraard "L'image".
Onmiddellijk na de uitzending heb ik me beide werken aangeschaft. Ik stelde echter vast - en dat zei ik later ook tegen Claus - dat "L'image" stukken beter was dan "Cérémonies de Femmes". Tot mijn stomme verbazing antwoordde hij daarop dat dit nogal logisch was: "L'image" was immers wel degelijk door een man geschreven. Hààr man dan nog wel. En die man was... Alain Robbe-Grillet. Dat zou dan ook betekenen dat ze Cathérine zou moeten heten en dat ze op die manier ooit ook nog werd genoemd als één van de vele mogelijke auteurs van "L'histoire d'O". Wat vast schijnt te staan is dat ze, verkleed als strenge schooljuffrouw, eens Vladimir Nabokov onder handen heeft genomen. In 1985 verscheen bij Editions de Minuit overigens het fotoboek "Droits de regards" van Marie-Françoise Plissart, gebaseerd op de SM-sessies die Cathérine Robbe-Grillet organiseerde.
Het spreekt vanzelf dat ik aan Claus méér geloof hechtte dan aan Leus, Hugo Claus was immers bevriend met Alain Robbe-Grillet. Omgekeerd is daarmee ook de lof van 'Jeanne' voor "Le chagrin" te verklaren. Niet dat "Het verdriet" geen lof verdient uiteraard, maar ze had zich net als de andere Fransen in de uitzending achter haar chauvinisme kunnen verschansen.
Er is overigens nog iets merkwaardigs aan het auteurschap van "L'image". Dit boek dateert immers reeds uit 1956. Kent u een auteur die 29 jaar wacht om een tweede boek te schrijven? Vooral niet als uit het op dit moment in universitaire kringen erg populaire "receptie-onderzoek" blijkt dat het boek weliswaar onmiddellijk verboden werd, maar "onder de toonbank" toch een groot succes kende.
Nogmaals, kent u een auteur die zou nalaten een succes "op te volgen"? Zeker als het een domein betreft dat geen opzoekings- of documentatiewerk vraagt maar waar je zo maar uit je eigen ervaring kan putten: staat Jeanne/Dominique immers niet bekend als "de hogepriesteres van het bizarre"?
PAULINE REAGE
Hiermee is ze overigens totaal de antipode van Pauline Réage, die de avonturen van O naar eigen zeggen allemaal uit haar fantasieën heeft gehaald, fantasieën die ze trouwens reeds op heel jonge leeftijd had. Op 14-jarige leeftijd had ze reeds werken van Pierre Louÿs gelezen ("Aphrodite", "Chansons de Bilitis"), die toen erg veel indruk op haar maakten, alhoewel ze deze later als slechte literatuur zou bestempelen. De Sade heeft ze pas nadien gelezen, toen ze dertig was ongeveer. In de bibliotheek van haar vader had ze wel Boccaccio, Crébillon e.a. nogal "scabreuze" verhalen gelezen, maar die hebben geen invloed op haar gehad, het taalgebruik (vooral voor geslachtsorganen of geslachtsgemeenschap) stoorde haar zelfs. De ideeën van een geheime sekte haalde ze eerder uit romantische literatuur à la Walter Scott en Ann Radcliff.
Dat kan dan ook de reden zijn waarom er ook van Réage nadien niet zo heel veel meer werd vernomen, want de twee andere delen die later samen in één boek verschenen, namelijk "Une fille amoureuse" en "Retour à Roissy", vormden eigenlijk een onderdeel van het oorspronkelijke manuscript, al wilde Réage eigenlijk dat "Retour à Roissy" nooit samen met "Histoire d'O" als één boek mocht verschijnen, omdat het eigenlijk een soort "tegengestelde" is. In plaats van de verheerlijking van de liefde van O. voor Sir Stephen volgt hier de aftakeling omdat O. begint te vermoeden dat Sir Stephen haar gewoon voor zakelijke bedoelingen aan zijn vrienden "uitleent".
Alhoewel het boek op één uitzondering na (de ontvangst van O. in Roissy door Anne-Marie en Monique) niet bijzonder geslaagd is (het is veel te expliciet; we wéten dat het eigenlijk allemaal niet kan, terwijl nu post factum een aantal dingen toch "verklaard" worden; zo blijkt Anne-Marie plotseling een dokter te zijn b.v.), is het einde toch verrassend, want het is niet O. die sterft, zoals de mythe circuleert, maar wel een onbeschofte Belg Carl (ja, de Belgenmoppen én de vermenging met Duitsers zitten er wel diep in bij de Fransen) die O. aan Sir Stephen trachtte te ontfutselen. Aangezien Sir Stephen deze voormalige zakenvriend zonder boe of ba vermoordt, wordt hij door de politie "vogelvrij" verklaard en kan hij zich in Frankrijk niet meer laten zien. O. is dus vrij. Maar ze kan natuurlijk ook altijd in Roissy blijven, zoals Anne-Marie suggereert...
Uiteindelijk is "Histoire d'O 2" dus niet de anti-Histoire d'O die sommigen (waaronder de auteur zelf) erin zien. Op een speelse wijze is dit wel het geval voor "La Storia di R" (1994) van de Italiaanse Gaia Sarvadio. In die zin dat de mannen- en vrouwenrollen hier worden afgewisseld. Ik heb het nog niet gelezen maar het lijkt me alvast leuker dan "True Romance" (1994) van Helen Zahavi, die hiermee haar eigen "anti-boek" wil schrijven. Haar vorige, "Dirty weekend", over een vrouw die mannen verkracht en vermoordt was vanuit een bepaalde hoek immers als "feministisch" begroet. Om nu te bewijzen dat er geen ideologie achter de wraakacties stak, wordt in "True Romance" een immigrante tot slavin gemaakt.
Ook "Lunch" (1994), het debuut van de New Yorkse journaliste Karen Moline, exploreert het vage terrein van onderworpenheid en instemming. Journalisten blijken ook een zwak te hebben voor dit onderwerp, vooral als ze zich dan als "investigative journalists" kunnen ontpoppen. Zo gaf de Belgische Anne Vanderdonck van "L'Instant" zich (uiteraard om puur journalistieke redenen) voor een SM-adepte uit om in die milieus door te dringen, net zoals Leen Destoop van "Kwik". En daarnaast is er ook nog Pascale Renaux van "Le Soir", die in lyrische bewoordingen over de verleidingsmogelijkheden van de porte-jarretelles schrijft.
KARIN SPAINK
In Nederland is er op de eerste plaats Karin Spaink. Zij schreef in januari 1988 het eerste artikel over SM in "Opzij". Maar vooraleer ons over haar twee kernvragen te buigen, namelijk: is SM onderdrukkend of juist bevrijdend, en is SM feministisch, wil ik eerst nog eens op de dichter Anton Ent wijzen, die naast poëzie onder zijn eigen naam ook dichtbundels publiceerde onder de naam Marieke Jonkman, overigens bijna identiek aan de naam die zijn dochter na haar huwelijk heeft aangenomen. Het wordt nog troublanter als de gedichten van "Marieke Jonkman" duidelijk alluderen op onderworpenheid ("trek uit je blouse, je broek... kleed je eens uit"), al dicht ook Anton Ent zelf: "Je streelde me en bond me aan een harde leer", waarbij de "je" dan weer op zijn moeder blijkt te slaan...
Maar goed, "waarom SM feministisch zou zijn, is nooit echt duidelijk geworden," schrijft Spaink. "Aanvankelijk was de redenering simpel: wij zijn feministen; wij zijn SM-sters; SM is dus feministisch. Op dezelfde manier valt natuurlijk te bewijzen dat spruitjes eten feministisch is.
Het tweede argument was dat ze, juist door aan SM te doen, veel feministischer werden. SM leert je immers omgaan met macht, en juist vrouwen hebben moeite om met machtsverhoudingen overweg te kunnen. Vooral voor vrouwen is SM, met z'n nagebootste machtsrelaties in een relatief veilige omgeving, een uitstekende leerschool. Dat lijkt een legitimering achteraf. Als het je om een beter begrip van macht is te doen, kun je waarschijnlijk beter een cursus volgen bij de Stichting Burgerschapskunde; dat is wat eenvoudiger, dunkt me. Het is goed mogelijk dat je via SM iets wijzer wordt over macht; maar dat is dan niets meer dan een prettig nevenverschijnsel. Daar dóe je het niet voor. SM doe je omdat je het lekker vindt, omdat je erdoor geboeid bent, en niet uit sociologische liefhebberij.”
“Maar de vraag waaróm SM feministisch zou moeten zijn werd eigenlijk nooit gesteld,” besluit Spaink. “Wat zonde is,” zegt ze, “want hoewel SM en feminisme inhoudelijk geen klap met elkaar te maken hebben, kan de vrouwenbeweging wel iets leren van de SM-beweging. Want ook al zet ik kanttekeningen bij de strategie van de VVSM, inhoudelijk zijn ze op minstens één punt een stuk verder dan de vrouwenbeweging: plezier. Want met alle energie die de vrouwenbeweging steekt in het inventariseren van de ellende, wil nog wel eens vergeten worden dat seks meer is dan onderdrukking alleen. Veel meer. En het is ontegenzeggelijk waar dat de vrouwenbeweging op seksueel vlak veel te braaf, misschien zelfs wel angstig is geworden. Lust, geilheid, en opwinding zijn termen die je in de vrouwenbeweging haast niet meer tegenkomt. Het besef dat seks spannend en overrompelend kan zijn, lijkt - in ieder geval in de theorie - compleet verloren te zijn. Wat dat betreft is het optreden van de SM-dames heel verfrissend."
ONDERDANIG WIL IK ZIJN
Om de een of andere reden zijn masochistische mannen een veel meer geaccepteerd fenomeen dan vrouwen met dezelfde gevoelens van onderwerping. In feite heeft het feminisme ervoor gezorgd dat deze groep vrouwen het nog moeilijker heeft dan vroeger om voor hun masochisme uit te komen, want onderdanigheid bij vrouwen mag in feite niet meer.
Maar volgens die vrouwen is masochisme juist een bewijs van grote geëmancipeerdheid. Immers, er wordt vanuit een onafhankelijke positie juist gekózen voor onderdanigheid.
Hierover en over talloze andere aspecten van vrouwen en masochisme heeft de Duitse Sina-Aline Geisler een heel lezenswaardig boek geschreven, "Onderdanig wil ik zijn", dat inmiddels in een Nederlandse vertaling bij Bruna is verschenen.
In "Onderdanig wil ik zijn" (1990) vertelt Sina-Aline Geisler een heel persoonlijk relaas, dat in bepaalde opzichten beschouwd kan worden als een soort 'coming out'. Niet alleen bij zichzelf, maar ook bij een aantal geïnterviewde eveneens masochistische vrouwen gaat ze na in hoeverre dergelijke gevoelens al tijdens de (vroege) jeugd bestonden en hoe daarmee werd omgegaan.
Het is onthutsend te lezen dat de schrijfster, eigenlijk altijd een modelkind, een paar maal werkelijk crimineel gedrag ging vertonen omdat ze zo graag pijnlijk gestraft wilde worden.
Het mooiste verhaal uit "Onderdanig wil ik zijn" vond ik zelf eigenlijk dat van Vera/Cora, die in het dagelijks leven een succesvolle zakenvrouw is met bovendien haar partner als ondergeschikte, maar thuis, als ze Cora is, zijn de rollen precies omgekeerd. Zo ontstaat een bizar soort evenwicht.
Hoewel de auteur niet probeert uit te leggen waarom iemand masochistische gevoelens koestert, gaat ze wel op zoek naar verklaringen in de literatuur, met name bij psychologen. Natuurlijk blijft Freud niet onvermeld, maar voor hem blijft masochisme toch een vorm van perversie en dat wil dit boek juist bestrijden.
Simone de Beauvoir en nota bene Friedrich Nietzsche blijken nog de meest bevredigende uitspraken over masochisme gedaan te hebben, de laatste zelfs zonder het woord ooit te noemen. Wat opvalt is dat Geisler zo haar eigen interpretatie heeft van teksten die elke zichzelf respecterende feministe behoorlijk tegen de borst stuiten. In elk geval heeft de schrijfster met dit boekje een taboe doorbroken door de lezers, ongeacht of ze zelf wel of geen masochistische vrouwen zijn, duidelijk te maken dat ook masochisme een vorm van liefde is.
RETOUR A O.
In 1975 verscheen dus in boekvorm een interview met Pauline Réage onder de titel "O. m'a dit", interview dat werd afgenomen door Régine Deforges. Voor zover ook dit geen mystificatie was natuurlijk, net als het interview dat bij het verschijnen van "Histoire d'O" door Jacqueline Demornex in "Elle" werd afgenomen.
Over Pauline Réage lezen we op de omslag: "Il n'est pas très important de connaître son identité. L'auteur d'Histoire d'O et d'Une fille amoureuse ne la révèlera jamais. Il est trop tard. 'Les images, les rêves m'ont quittée,' dit-elle. 'J'ai écrit pour un homme qui est mort, et moi je mourrai bientôt. Je n'ai plus guère de temps pour m'expliquer." Daarom dus dit lange interview, en ook omdat het Deforges was die het afnam. Tenzij Deforges wel erg aan zelfbevrediging heeft gedaan, zou Réage immers verklaard hebben dat de mooie Deforges er eigenlijk zo uitziet zoals zijzelf er zou moeten hebben uitgezien. Bovendien zou ze ook de moed moeten hebben gehad die Deforges wel had om openlijk met erotische werken uit te pakken. "Eigenlijk ben jij Pauline Réage," zegt Réage.
Elders geeft ze dus, zoals eerder gezegd, toe dat ze het boek heeft geschreven om die man waarover sprake te verleiden, of beter gezegd om hem te behouden. "Het was een beetje als Sheherazade," zegt Pauline Réage. Het is ook de man die wou dat het boek werd uitgegeven, zijzelf heeft daar nooit aan gedacht, zo zegt ze.
Terecht vraagt Deforges of dit nu geen uitnodiging was aan haar minnaar om haar fantasmen in praktijk te brengen. Réage geeft toe dat ze daaraan gedacht heeft, maar de fysieke kwellingen zou ze in de realiteit nooit kunnen verdragen. De man van zijn kant mocht er niet aan denken dat hij haar zou "wegschenken". De twee elementen van het fantasme hieven dus elkaar op en er gebeurde helemaal niets.
En in het interview zegt ze o.a. dat ten tijde van het proces tegen Paulhan en Pauvert de politie wel degelijk achter haar identiteit was gekomen, maar dat ze toch buiten het onderzoek werd gehouden, wellicht omdat ze "van goeden huize" was...
Ze vertelt ook een geloofwaardig verhaal dat bij haar thuis plaatsvond. Een vriend des huizes, zeer belezen en lid van een soort van literatuurclubje, zegt plotseling tot haar: "Wij zijn ervan overtuigd dat jij de schrijfster bent van L'histoire d'O." Haar moeder antwoordt in haar plaats: "Dan heeft ze er ons toch nooit iets van gezegd." En daarmee was voor haar de kous af: er zou niet meer over gesproken worden.
Uiteraard verwacht je ook iets over haar erotische avonturen én haar religieuze opvoeding. Nu, dat valt tweemaal tegen. Buiten een merkwaardige inwijding in de seksualiteit (op 14-jarige leeftijd door een neefje, wellicht met medeweten van haar vader) heeft ze op dat vlak eigenlijk niets te vertellen, buiten het feit dat ze graag flirtte met mannen en "dus" wellicht aanleg tot prostitutie had (zegt ze zelf). En op religieus vlak ook geen grote verhalen over strenge nonnenkloosters, wel alweer een ongeloofwaardig verhaal dat zich afspeelt in de Eerste Wereldoorlog (in 1914 was ze zeven jaar oud), wanneer men namelijk ontdekt dat ze, ondanks het feit dat ze al die jaren al naar de kerk ging en sacramenten ontving, eigenlijk niet gedoopt was. Net als het neefjesverhaal (dat ze vooral grappig vond en waaruit ze onthield dat ze toch maar liever een vrouw was dan een man met zo'n belachelijke erectie) is dit alweer geen traumatische, maar eerder een verlossende ervaring: door haar nakende doopsel zullen haar immers alle zonden zo maar worden vergeven, zonder dat ze ze hoeft op te biechten. En daar maakt ze dan ook gretig gebruik van, wat pekelzonden betreft.
De oorlog speelt overigens wél een grote rol in het ideeëngoed dat we bij O aantreffen. Indien ze een man was geweest, zegt Réage, dan had ze best een militaire loopbaan aangekund. Als vrouw kan ze niet zo best gehoorzamen, maar als man had ze het op die manier wél gekund. Tijdens de Tweede Wereldoorlog brengt ze dat trouwens min of meer in praktijk door zich bij de Weerstand aan te sluiten. Bovendien vormde dit ook min of meer een geheime sekte zoals die van Roissy...
En zoals we reeds konden afleiden uit de figuur van Sir Stephen is ze ook erg "anglomaan", zoals ze zelf zegt. Vandaar ook haar interesse voor "l'education anglaise"?
Toch maakt ze zelf de band tussen religie en O nog eens heel duidelijk: "Vous voulez une citation sacrilège? Ce que sans le dire O dit à son amant, c'est la parole que se répètent sans fin les croyants: in manus tuas, Domine. (...) Ce qu'on cherche, c'est à être tué. Que cherche le croyant, sinon à se perdre en Dieu. Se faire tuer par quelqu'un qu'on aime me paraît le comble du ravissement." (p.104) en uiteraard volgt hierop een verwijzing naar het waar gebeurde Japanse verhaal, dat o.a. in de film van Oshima, "Het rijk der zinnen", wordt verteld. De Japanse fascinatie voor SM is trouwens bekend. Denken we maar aan de fotograaf Nobuyoshi Araki.
RELIGIE
De vermenging van SM met religie, ja zelfs het gebruik van het Latijn, vinden we terug in de filosofische roman "Ave Verum Corpus", het debuut uit 1994 van de 24-jarige Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode, die daarmee opzettelijk teruggrijpt naar de tijd van de mystiek. In de inleiding spreekt ze de lezer zelfs als meesteres toe. De lezer moet zich aan allerlei eisen van haar onderwerpen. "Misschien doet het zelfs pijn. Laten we dat hopen." (p.7) Zelf ontdekt ze pas écht de liefde (het genot?) na een reeks mannen (je vindt iets dergelijks ook een beetje in "De wetten" van Connie Palmen) bij een vrouw en dan nog in een onderdanige situatie.
Ook ene Marie L. beschrijft in "Confessée" haar fascinatie voor het lijden sinds haar prille jeugd. Het is meer martelaarschap dan SM, al zit er ook een scheut "Crash" in; als ze volwassen wordt, koppelt ze haar extatisch genot bij pijn immers aan religieuze en erotische gevoelens - daarbij is het opmerkelijk dat ze a-religieus is opgevoed; vgl. op dat vlak ook de boeken van Kathryn Harrison.
Een sadomasochistische incestueuze verhouding tussen vader en dochter vinden we ook bij Kirsty Gunn ("Het aandenken", De Bezige Bij, Amsterdam, 199 blz.). In al deze gevallen zitten we dicht bij de autobiografie. Ook Sarrah Verroen wijdt in haar boek "Het seks-complex" (Uitgeverij Atlas, 183 blz.) een volledig hoofdstuk aan SM, al vindt ze het zelf "vervelend en saai" omdat het "allemaal volgens regels en wetten vastligt".
In 1994 was er ook nog Pierre Bourgeade die met zijn "Boekenparadijs" herinneringen oproept aan "Histoire d'O". Al gaat de voorkeur voor een mengeling van katholieke rituelen met zwarte magie ook terug op Georges Bataille (1897-1963) natuurlijk, vooral dan met de echo van oeroude erotisch-perverse driften (de kruisdood, het eten van het vlees, het drinken van het bloed).
Het ontbreken van rituelen is voor mij echter wel een afknapper om van SM te kunnen spreken. Daarom ga ik er niet mee akkoord om "Gordon", een anoniem boek uit 1966, als dusdanig te kwalifiëren. Pas in 2003 kwam Edith Templeton (°1918) ervoor uit dat zij de auteur was van deze roman waarin de 28-jarige Louisa schandelijk wordt behandeld door de twintig jaar oudere psychiater Richard Weir Gordon. Gesitueerd in het naoorlogse Londen van 1946 zoekt Louisa nochtans deze brute, gevoelloze minnaar telkens weer op. In zekere zin heeft zij dus desondanks de teugels in handen, omdat het initiatief (al is het dan tot een vernederende verkrachting) telkens weer van haar uitgaat. Dat zou dus toch op SM wijzen en het feit dat het boek slecht afloopt voor de verkrachter in plaats van voor zijn slachtoffer, zou me ook positief moeten stemmen, maar ik vind dit te deprimerend om van erotiek te kunnen spreken.
L'IMAGE
Ondertussen was Alain Robbe-Grillet van zijn kant zelf ook productief genoeg. Gedebuteerd op 21-jarige leeftijd (in 1953) met "Les gommes", is "L'image" te situeren tussen "Le voyeur" uit 1955 en "La jalousie" uit 1957. (Alleen nog maar de titels opsommen is reeds veelzeggend...)
"L'image" wordt voorafgegaan door een "préface" van Pauline Réage aan wier "Histoire d'O" (uit 1954) het boek ongetwijfeld schatplichtig is.
"L'image" lezen als een autobiografisch verhaal waarin Robbe-Grillet zijn kennismaking met zijn "priesteres" beschrijft, is zeer onwaarschijnlijk, want Robbe-Grillet heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij "dominant" is, om niet te zeggen een pure sadist en dan nog het liefst tegenover jonge meisjes. Het zou echter wel de titel verklaren, want alhoewel er veel meer over Anne, het "slavinnetje" van Claire, wordt gesproken, verwijst "L'image" naar de foto van de zelfbevrediging van Claire die zij tussen een reeks foto's van Anne heeft geschoven.
Hierom alleen al vind ik het vreemd dat de Nederlandse vertaling de titel "Het beeld" meekreeg (nou ja, een foto is ook een "beeld" zeker), maar helemaal te gek wordt het als op de flap wordt gesuggereerd dat Jean de Berg en Pauline Réage één en dezelfde persoon zijn!
Jenny Diski, de pleegdochter van Doris Lessing, debuteerde in 1986 (op 35-jarige leeftijd) met "Nothing Natural" (vertaald als "Onnatuurlijk"), een roman over een feministe met een sadomasochistische verhouding. Anderzijds beschrijft de Finse Anna-Leena Härkönen (°1965) in "Aquariumliefde" (1993) hoe haar hoofdpersonage Saara sadomasochistische fantasieën heeft, die voortspruiten uit haar frigiditeit. Ze zit met schuldcomplexen omdat haar vrijer, de lieve, zachtaardige Jouni, daardoor stilaan impotent wordt. Dit is dus wél het soort van soft-porno, waarvan feministen de muren oplopen en omgekeerd lust Anna-Leena hen ook rauw.
De Franse Elisabeth Barillé (°1960) van haar kant schrijft: "Seks zonder angst en woede levert geen bevrediging op. Overgave is eng, misschien blijf je wel vallen, vangt niemand je op." In "Lijfelijkheid" (oorspr. "Corps de jeune fille", 1986) beschrijft ze hoe de ik-persoon (ongetwijfeld autobiografisch) er reeds in haar jeugd toe komt haar door een vriendinnetje te laten vastbinden (en haar dan wel gewoon zo achter te laten, p.37) n.a.v. de erotisch-mystieke vervoering die ze had gemerkt op een religieuze prent van de heilige Blandine die door soldaten wordt verkracht (p.44). Dat thema spit ze ook verder uit in haar tweede roman "L'envie de Marie" ("De kleur van woede") uit 1989 en in "Rituelen voor de stilte" (Thoth, Bussum, 1997) dat in het Nederlands is verschenen vóór het Franse origineel, omdat Barillé "iets heeft" met een Nederlandse uitgever.
De verleidelijke samenhang van pijn en genot op jeugdige leeftijd, die merkwaardige verstrengeling van afkeer en fascinatie, vinden we ook terug bij Anaïs Nin, Violette Leduc, Colette ("Claudine à l'école") en bij Amélie Nothomb ("Le sabotage amoureux" uit 1993, in het Nederlands vertaald als "Vuurwerk en ventilators").
Wat Xavière Lafont betreft, die debuteerde in 1969 onder de initialen F.B. met "La punition", een in mijn ogen redelijk ziekelijk boekje, maar dat wel veel succes kende, zodanig zelfs dat het werd verfilmd. Een jaar later schreef ze onder haar echte naam (zij het alleen de voornaam) een boek dat merkwaardig genoeg de titel "F.B." meekreeg. Volgens Jean-Pierre Castelnau in het voorwoord is het verschil met "Histoire d'O" dat het géén fictie is.
Xavière Lafont werd geboren in 1941 in de Ardèche en werd, net als Nathalie More 35 jaar voor haar, op haar twintigste wees, waarop ze een vrijbuitersleven begon te leiden, maar het verschil was wel dat ze niet zo bemiddeld was, zodat ze o.a. aan de kost moest komen als stripteaseuse. Haar derde boek, "O gué vive la rose" uit 1974, is echter zo mat (honderd bladzijden lang gelamenteer van een minnares die haar geliefde moet laten gaan omdat hij getrouwd is en "twee prachtige kinderen, een jongen en een meisje" heeft; met dan als onwaarschijnlijke clou ook nog de "instant suicide" van de echtgenote, als ze liegt dat de man er met haar van door wil) dat ik nu begin te twijfelen of er toevallig geen twee boeken zijn die "La punition" heten. Maar neen dus, het is wel degelijk dezelfde schrijfster. Ze heeft ook nog een boek geschreven met de titel "Quand le vent sèchera tes larmes", waarvan ik vermoed dat dit ook wel onder de categorie "smartlap" zal vallen...
Een opmerkelijk verschijnsel is dat de overgrote meerderheid van al die vrouwen in de masochistische component is geïnteresseerd. Nochtans zou je verwachten - zeker in de semifeministische kringen waarin SM wel eens wil gedijen - dat deze vrouwen rebelleren tegen het rollenpatroon dat op die manier doorwerkt. Maar het tegendeel is waar. Als feministen uit reactie tegen de macho-porno zichzelf aan het schrijven zetten (wat in Nederland is gebeurd) dan stellen we vast dat het dan alweer SM-fantasieën zijn.
Paul Vennix van het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek zegt hierover: "Traditionele vrouwen hunkeren nog steeds naar een knuffel of een streling die hen in hun identiteit bevestigt. Hun geëmancipeerde zusters hebben die zelfbevestiging niet meer zo nodig. Feministische vrouwen gebruiken vaker vibrators, zijn te vinden voor groepsseks en fantaseren vaker over seks met andere mannen en vrouwen. Het objectiveren van vrouwen als lustsymbool mag plots weer." (De Morgen, 23/7/96)
In Engeland is er de uitgeverij Virago (nomen est omen!) met daarin o.a. "Flesh and blood" (1994) van Michèle Roberts over lesbische SM in een klooster. Uit Nederland komt ook de reeks "Erotica voor vrouwen" van uitgeverij Ooievaar. Het betreft echter vertalingen van lopende-band-literatuur uit de VS. Alleen Elissa Wald springt er een beetje uit. Met "Ontmoet de meester" gaat ze de SM-toer op ("Meeting the master", Abacus, 1998).
Met haar expliciete debuutroman "Entre ses mains" doet Marthe Blau een gooi naar het succes van Catherine M. Marthe Blau is een alias van een jonge Parijse advocate (met foto's op de cover), die vertelt over haar onderdanige passie voor Hem, een oudere assisenpleiter die haar seksueel vernedert en haar op haar honger laat. Autobiografisch, beweert ze...
Binnen de feministische lesbische beweging staat de rolverdeling butch-femme (dominant/mannelijk tegenover onderdanig/vrouwelijk) wel ter discussie, al veegt de SM-lesbiennegroep Wild Side uit Amsterdam daarmee de vloer aan.
Typisch is alleszins dat het juist Jeanne de Berg en Elfriede Jelinek zijn die hierop een uitzondering vormen: zij zijn meesteressen. Al heeft Jelinek zich wel al eens laten fotograferen in masochistische houdingen. Ze voegt er dan wel onmiddellijk aan toe dat het een vrouwelijke fotografe was en dat ze het bij een man zeker zou weigeren... (De fameuze parafrase van Wittgensteins "Waarover je niet kan spreken, daarover moet je zwijgen" tot "Wat je niet kunt uitspreken, daar moet je over schrijven", waarop Kristien Hemmerechts zou graag alludeert, zou van Elfriede Jelinek kunnen zijn, want dat staat p.206 van "De pianiste".)
Ook Yvonne Kroonenberg "kan héél leuk meesteres spelen. Daarin leg ik dan wel een reuze-fantasie aan de dag. Nee, niet met de leren knielaarzen aan en het zweepje in de hand. Verkleedpartijen liggen me niet. Ik kan niet mooi opkomen uit de coulissen. Maar een man vastbinden, hem slaan of commanderen, dat vind ik enig. En geil. Daar is niks pervers aan. Kijk, stel je SM voor als een bezoek aan Bobbejaanland. Je gaat in de grote achtbaan. De emotie die je daar ondergaat, is doodsangst. Mensen gaan er anderhalf uur voor in de rij staan. Om doodsangst te mogen ervaren! Hoe komt dat? In bepaalde omstandigheden is doodsangst geil en opwindend. Net zo kan pijn in bepaalde omstandigheden in je voordeel gaan werken. Stamp je een masochist keihard op zijn poten, dan zegt ie niet: hé lekker, doe dat nog eens. Maar bouw je die pijn heel langzaam op, met dreigen en zo, dan kan hij in een soort roes geraken waarin die pijn hem genot verschaft. Vaak kom je er toevallig achter dat je SM leuk vindt. In mijn geval: bondage vond ik enig. Maar hoe maak je dat een man wijs? Zeg je vlakaf dat je hem eens lekker wil vastbinden, dan zeggen de meeste mannen: nee, dank je. Ik ben meestal met mannen die ik niet goed ken heel actief. Je weet immers maar nooit wat zij willen gaan knoeien. Ik heb daar geen zin in en doe het liever zelf. Op die manier kom je vanzelf in een dominerende rol terecht. Op een dag zei ik tegen mijn vorige vriend: weet je wat, ik ga je eens lekker bijten. En hij: waarom bind je me niet eens vast? Zo gezegd, zo gedaan en onze spelletjes namen snel een vlucht die uitmondde in een enige SM-relatie," zegt ze zowaar in "Dag Allemaal".
Het merkwaardige is dat haar eerste echtgenoot, Guus Luijters, in zijn boek "Een schandelijke geschiedenis" laat uitschijnen dat het net omgekeerd was: dat Yvonne inderdààd van bondage genoot, maar dan wel van de masochistische component. Hij werd dan "gedwongen" om dat te doen. Hij vond het vooral vervelend, schrijft hij, dat ze later in haar columns beweerde dat hij het was die haar daartoe gedwongen had. Yvonnes huidige "vent", de fameuze potige ambachtsman, beweert dat dit allemaal onzin is. "Een vies boekje," zegt hij en literaire recensenten zijn het alvast met hem eens.
Over bondage gesproken, ook Patti Davis, de dochter van Ronald Reagan, heeft een boek geschreven met die titel.
EROTIEK OF PORNOGRAFIE?
Over SM is nog steeds heel wat te doen. Het is als het ware een exponent van de eeuwige discussie: is dit alles nu erotiek of pornografie?
Uiteraard is dit respectievelijk een positief en een negatief begrip, zoveel is duidelijk, maar waarop dit dan al mag slaan is al veel duisterder. Op de literaire kwaliteit? Op de beschreven toestanden?
In beide gevallen speelt de tijd alleszins een belangrijke rol. Als we onze christelijke beschaving als uitgangspunt nemen, dan zien we een steeds grotere tolerantie ontstaan en dus wordt meer en meer literatuur, die eerst als pornografisch werd gebrandmerkt, nu erotisch genoemd.
Tegelijk heeft dit vaak voor gevolg dat men ook de literaire kwaliteiten ervan hoger gaat inschatten, denken we hierbij op de eerste plaats maar aan de erkenning die markies de Sade de jongste tijd te beurt valt. Opvallend hierbij is dat men in een eerste stadium nog abstractie maakte van zijn meer "pornografische" werken, maar dat men nu ook al ongedwongen "De 120 dagen van Sodom" als een literair meesterwerk gaat beschouwen.
Baanbrekend werk hiervoor is alweer verricht door een vrouw: Annie Le Brun. Typisch is ook wel dat mevrouw Le Brun zich in een ander boek ("Lâchez tout") tegen het doctrinaire feminisme heeft gekeerd en dat ze net als alle andere erotische schrijfsters bij het surrealisme aanleunt. Dit dan met haar gedichten, want bij mijn weten heeft ze nog geen eigen erotische roman afgeleverd, al heeft ze wel een als briljant omschreven studie van de "gothic novel" (de griezelroman) geschreven, die de veelzeggende titel "Les châteaux de la subversion" meekreeg.
Ook de Amerikaans-Duitse filmregisseur Monika Treut (°1954) is gepromoveerd met een studie over de Sade, met name over de roman "Juliette en Leopold". Een van haar films gaat dan ook over masochisme: "Seduction: The Cruel Woman". (Een andere over transseksualiteit, aangezien ze ooit zelf overwogen heeft man te worden: "Virgin Machine"; daarnaast heeft ze ook nog een erotische komedie gedraaid: "My father is coming".)
En als er dan al eens een film over het leven van de markies wordt gedraaid ("Marquis De Sade", VSA 1996), dan is het alweer door een vrouw, deze keer Gwyneth Gibby.
Een andere vrouw die zich op de Sade beroept is de geruchtmakende Camille Paglia: "Ik ben een adept van markies de Sade. Zijn heldinnen behoren tot de sterkste vrouwen uit de wereldliteratuur, voor hem is de lesbienne superieur aan andere vrouwen" (in Humo). Zij ziet een relatie trouwens altijd als een "seksuele oorlog", als de "strijd tussen het rationele en de oerdrift. Relaties tussen de seksen zijn ook een machtsspelletje. De man probeert de macht te krijgen, de vrouw hééft de macht. Ja, de vrouw domineert, en dat maakt de mannen bang. (...) Lustbeleving is ook heel sterk sadomasochistisch. Nu denkt u natuurlijk meteen aan markies de Sade, maar ook Rousseau komt tot die conclusie. In 'Les Confessions' schrijft hij: 'Op mijn knieën vallen voor een minnares, haar gehoorzamen, haar om vergiffenis smeken, is voor mij het allerhoogste genot'. Hij is in de liefde volstrekt passief, de vrouw moet de eerste stap zetten. Die seksuele voorkeur heeft te maken met een gebeurtenis uit zijn jeugd. Op zijn achtste wordt hij door een vrouw van dertig jaar geslagen, wat hem onbedoeld opwindt."
Een andere "bitch", Elizabeth Wurtzel van het gelijknamige boek getuigt: "Ik voel me oppermachtig als ik een man een blow job geef."
Toch heeft SM niet noodzakelijk iets met bondage of pijn te maken. De "gehoorzaamheidsspelletjes" die Ewa en Marysia in "Meisje Niemand" (Tomek Tryzna) met elkaar spelen zijn daar een duidelijk voorbeeld van. De Amerikaanse Heather Lewis trekt dit in haar debuutroman "De regels van het spel" volop door: hier krijg je zowel lesbianisme, lolitasyndroom als SM in één mengsel opgediend. Maar, "wat op het eerste zicht een boekje vol spelspanningseks leek, blijkt weer maar eens tot de verdachte slachtofferliteratuur te behoren," aldus Ann Meskens in De Morgen van 4/9/1997. Vrij snel wordt immers duidelijk dat de twee meisjes Lee en Tory slachtoffers zijn van vroeger seksueel geweld. "Zelfs de liefde tussen Lee en Tory brengt geen kaarsvlammetje romantiek in het boek. Het enige gevoel dat de twee amazones kunnen opbrengen is voor de paarden." En dan nog: "als het springpaard Huey, kapotgespoten en verminkt getraind, zich op een hindernis doodspringt, houdt Lee het voor bekeken. Einde verhaal."

Ronny De Schepper

(*) In 1970 werd dit boek overigens onder zijn eigen naam heruitgegeven bij Gallimard in de reeks L'Imaginaire n°290.

Verdere bibliografie (m.a.w. boeken die hierboven niét aan bod zijn gekomen):
Krista Beinstein, "Abenteuer einer Masochistin", een onderdeel uit het boek "Im Rausch der Triebe" (Verlag Claudia Gehrke, 1989).
Pat Califia, "Macho sloeries".
Diverse, "Spelen met erotiek, speelse SM-verhalen door lesbische vrouwen".
Florence Dugas, "Het evangelie volgens Eros", 2001.
Vanessa Duriès, "Le Lien", Ed.Spengler. Nederlandse vertaling: "De leiband".
Annick Foucault, "Françoise Maîtresse".
Marilyn French, "Dagboek van een slavin".
Linda Jaivin (zoals ze voorkomt in de voorstelling "Eet me" van Miet Braem uit 1999).
Marco Kamphuis, "Tamara" (Kwadraat, 1999).
Alfred Kossmann, "Martelaar voor een dagdroom" (over Sacher-Masoch, 1963).
Caroline Lamarche, "La nuit l'après-midi".
Brenda Lover, "Encyclopedia of Unusual Sex Practices" (1992).
Willem Melchior, "24/7" (2004).
Melissa Panarello (°1986), "Honderd keer een borstel door je haar halen voor je gaat slapen" (2002).
Anita Phillips, "A defence of masochism" (Faber 1998).
Amy Yamada, "Kniel neer en lik mijn voeten".

Geen opmerkingen: