maandag 4 februari 2008

Vladimir Nabokov

Lolita is de heldin van het gelijknamige boek dat Vladimir Nabokov wegens allerlei tegenkanting slechts kon publiceren in 1955 in Parijs, bij Olympia Press een uitgeverij die gespecialiseerd was in porno. Het boek was allicht tot obscuriteit gedoemd, ware het niet dat Graham Greene bij de gebruikelijke nieuwjaarsvraagjes in de Sunday Times dit als zijn meest geliefde boek van het jaar opgaf. Niet helemaal onverwacht trouwens, want Greene is ook diegene die over Shirley Temple in "Wee Willie Winkie" schreef: "Infancy with her is a disguise". Hij sprak ook over haar "desirable little body" en had meteen een proces aan zijn been... In "The power and the glory" laat hij zelfs een seksueel actief meisje van zeven jaar optreden!
Het boek, “Lolita” dus, handelt over de bijzondere verliefdheid van een oudere man (Humbert Humbert) voor een meisje in haar prepuberteit (Lolita). Nabokov gebruikt daarvoor dus de termen nymfolepticus en nymfijn. "De Nabokov-nymfijn", zo schrijft Staf De Wilde die het Lolita-syndroom in het werk van Louis Paul Boon bestudeerde, "is een jonge demoon. De memonie is het wezenlijke onderscheid met de (pre-)puber, en gaat uit van de ambivalentie, de uiterlijke en innerlijke dubbelzinnigheid van dit meisjestype. Zij is een kind, naïef, seksueel onverschillig en lichamelijk nog onvrouwelijk. Maar zij is ook een vrouwelijk diertje, met een nukkig negativisme, pervers nieuwsgierig en seksueel bedreven..."
Maar waarom noemde Nabokov zijn jeugdige heldin nu juist "Lolita"? Dat zou kunnen te maken hebben met niemand minder dan... Charlie Chaplin. In 1924 huwde hij op 35-jarige leeftijd immers met de 16-jarige (Lo)Lita Grey, die hij zwanger had gemaakt.
In tegenstelling tot wat de meesten denken is Vladimir Nabokov (Sint-Petersburg 1899-Zwitserland 1977) niet op de vlucht voor de revolutie in de Verenigde Staten beland. Zijn vader was immers een democraat die nog voor de revolutie zijn hofuniform verkocht en door tsaristen werd vermoord. Gezien zijn aristocratische afkomst behoorde hij wel tot de Mensjivieken en toen die door de Bolsjevieken werden verslagen, dàn pas gingen de Nabokovs in ballingschap (met achterlating van al hun bezittingen), eerst in Londen, dan in Berlijn. Hier ontpopt (het woord is niet toevallig gekozen) Vladimir zich tot een vlinderspecialist, maar hij komt vooral aan de kost door anti-communistische teksten te publiceren in een tijdschrift voor Russische emigranten.
In 1932 publiceerde Nabokov het boek "Camera Obscura" (niet te verwarren met het gelijknamige werk van Nicolaas Beets uiteraard), dat in 1950 door hemzelf werd heruitgegeven als "Laughter in the dark" (in 1940 had hij met vrouw en zoon nazi-Duitsland de rug toegekeerd voor de VSA). Dit boek kunnen we als een voorloper van "Lolita" beschouwen, want ook dit gaat over een nymfolepticus en een nymfijn, "nymphette", zoals Nabokov het zelf schrijft.
"Lolita" zorgt voor schandaal, maar Nabokov beweert bij hoog en bij laag dat het hem enkel om de stijl is te doen: hij noemt zichzelf een volgeling van Gustave Flaubert. "Ik heb de morele invloed van de kunst nooit willen ontkennen," schrijft hij, "maar wat ik wél ontken en tot mijn laatste druppel inkt wil bestrijden is een plicht tot moraliseren: voor mij doodt gemoraliseer in een werk, hoe knap geschreven ook, iedere kunst."
Buiten zijn literair werk zal hij zich wel degelijk tot moraliseren laten verleiden. Hij zal zich vooral als anti-communist blijven manifesteren, o.a. in 1974 als Alexander Solzjenitsyn de Sovjet-Unie verlaat en hij hem zijn bijval betuigt. De nochtans erg intelligente Nabokov had dan ook een vernietigend oordeel over collega's die hij ook maar een beetje van linkse sympathieën verdacht: Louis Aragon, Jean-Paul Sartre en Saul Bellow natuurlijk, maar ook T.S.Eliot, Thomas Mann en zelfs de notoire fascist Ezra Pound.
Alhoewel men auteur en personage nooit met elkaar mag verwarren, toch kan men zich vragen stellen bij een auteur die steeds weer diezelfde fascinatie verwerkt in zijn boeken. Anderzijds dient gezegd dat Nabokov, zelfs bij zijn romanpersonages, de penetratie achterwege tracht te laten (als het dan toch gebeurt, zoals in "Lolita" b.v., is het vaak een ontwijding en een begin van het einde; dit is immers een uiting van "volwassen" seksualiteit). Of zoals hij in het postuum uitgegeven "De tovenaar" zegt: "Ik ben een zakkenroller, geen inbreker."
Toch gaat Herman Teirlinck in de vijftiende jaargang van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (dat wil dus zeggen: in 1961, in hetzelfde nummer waarin de eerste aflevering van Claus' "De Verwondering" staat) briesend tekeer over de "marginaliën" bij Vladimir Nabokov en met name in zijn "Lolita". 't Strafste is nog dat Herman niet enkel suggereert, maar smikkelend en smullend tracht te bewijzen dat Humbert Humbert een alterego is van Nabokov. Volgens Teirlinck zou Nabokov immers als leraar aan een meisjeslyceum uit zijn ambt zijn ontzet. Teirlinck protesteert daar dan tegen, maar vindt het anderzijds normaal dat de ouders hun dochters uit dat lyceum wegnemen...
Eigenaardig: van zodra Lolita haar interesse voor H.H. verliest, komen er volgens onze Herman "mooie bladzijden". Teirlinck besluit zelfs: "Het monumentaal einde van het boek is onvergetelijk en in weerwil van mijn haat voor de menselijke ontaarding en een amorele laagheid, die mij voortdurend in zedelijke alarmtoestand heeft gebracht, zijn mij de tranen in de ogen gekomen. Hoe is het mogelijk, vraag ik mij nog af, dat op een zo stinkende mest een zo verheven, een zo reine bloei is opgestaan!" (blz.612)
Ook Hubert Lampo ging nogal uit de bol over dit boek: hij noemt het "semi-pornografie" en een "vervelend geval" en hij besluit dan ook dat hij "de aankoop ervan voor een gesubsidieerde bibliotheek met gelden van het ministerie niet kan toestaan."
Overigens, voor liefhebbers van het magisch-realisme: Lolita loopt van Humbert weg in Elphinstone. Nu is elphin een oudere spelling voor elfin (elf, nimfijn!), maar ergens zegt hij er wel bij dat hij niet te lang naar zijn deknamen zoekt. Hoe dan ook, misschien bestaat er wel een of andere legende over deze "elfensteen".
Sommigen vinden dat ook het incest-motief aanwezig is in "Lolita", aangezien Humbert Humbert de stiefvader is van zijn jonge geliefde. Hier gaat men dan wel voorbij aan het feit dat het huwelijk dat hem tot "vader" van Lolita maakte, enkel in functie van die passie werd aangegaan en dus weinig vandoen heeft met een echte stiefvader, iemand die een kind van kleinsaf heeft opgevoed. Als men een relatie wil tussen incest en Lolita dan kan men beter terecht in de boeken van Kathryn Harrison, zij het dat de dochter als 20-jarige een verhouding met haar vader die ze nooit heeft gekend is aangegaan (vergelijkbaar met het verhaal dat Humo ooit “een bekend Vlaams filmcomponist” in z'n schoenen heeft geschoven). In "Exposure", in het Nederlands ongelukkig vertaald als "Geschonden", gaat het eigenlijk meer over het Lolita-motief, want de vader-fotograaf zegt dat hij niets kan aanvangen met borsten en schaamhaar, waarop de dochter: voor dit laatste hebben ze toch het scheermes uitgevonden? Hiermee wordt wel voedsel gegeven aan de boude bewering van Goedele Liekens dat geschoren kutjes eigenlijk blijk geven van verdrongen of althans toch verborgen pedofilie.
Een andere veel voorkomende vergissing is dat men zegt dat de moeder van Lolita "zelfmoord pleegde" toen ze het dagboek van "haar echtgenoot" onder handen kreeg. Niets is minder waar! Ze loopt juist de straat op om aan de wereld de "verdorvenheid" kenbaar te maken! Maar precies op dat moment, omdat God blijkbaar partij heeft gekozen in dit conflict, wordt ze door een auto aangereden.
Ook in "De tovenaar", dat weliswaar postuum werd uitgegeven, maar vóór "Lolita" werd geschreven, trouwt het hoofdpersonage met de moeder van het kind, een moeder die in dit geval ziek is. Als ze een operatie ondergaat die tot volledig herstel zou moeten leiden, komt ook hier de Voorzienigheid tussen en loopt de ingreep fataal af. Thank you, Lord! Als later de tovenaar zijn toverstaf toch niet langer in bedwang kan houden, zal hij echter op zijn beurt een vreselijk lot ondergaan.
Net als Jef Geeraerts schreef ook Nabokov met het oog op een verfilming (dit lijkt wel de beste methode om ooit verfilmd te worden) en het zou dus interessant zijn om na te gaan of Stanley Kubrick inderdaad volgende raad opvolgt: na de beschrijving van een aantal "wanted" gangsters aan de muur van een postkantoor, schrijft hij: "Als U een film wilt maken van mijn boek, laat U dan een van deze gezichten langzaam overgaan in het mijne, terwijl ik kijk." (blz.236)
Andere Lolita's (naast Boon uiteraard) vinden we terug in de beginnende liefde tussen Amadour en Floride in de Heptamerone, in de geschriften van Casanova en bij Ronsard: "Quand ma nymphette en simple verduage...". In "Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan" van Louis Couperus is de figuur van Anton opmerkelijk. En dan is er ook nog "Grillige Kathleen" van René Gysen uit 1966, geen denderend werk (vooral het gegeven zelf komt niet duidelijk genoeg naar voren), maar toch ook niet te onderschatten.
René Gysen (1927-1969) is onder het pseudoniem John T.Lamoureux ook de auteur van de Engelstalige erotische roman "The French Way", die in 1963 bij Tower Publications in New York werd uitgegeven. Daarnaast vertaalde hij samen met Freddy De Vree en Gust Gils in 1965 "Juliette" van Markies de Sade, die hij trouwens reeds uitgebreid had verdedigd in een lang essay uit 1961: "De slecht befaamde Markies de Sade".
Gysen maakt overigens een grote fout bij zijn bespreking van "Lolita". Humbert neemt Lolita immers niet voor de eerste keer om zes uur 's morgens, maar wordt genomen door Lolita in de wagen, de avond ervóór. Bovendien hoort geslachtsgemeenschap volgens mij niet inherent bij nymfolepsie. De onvoldaanheid, het onbevredigd zijn zowel van de nymfet als van de nymfolept is immers een constante en het kind in de nymfet blijft even belangrijk als de vrouw (in tegenstelling tot kindvrouwtjes à la B.B.). Daarom is gemeenschap steeds verkrachting en leidt ze niet zozeer tot onvoldaanheid maar tot vernietiging. Zowel van zichzelf, als van de nymfet (ze is na de ontmaagding namelijk geen nymfet meer, maar een gewone, al dan niet aantrekkelijke, jonge vrouw) én van de relatie, het raakpunt, het magische, het mysterieuze.
Een vrouwelijke tegenhanger van "Lolita" werd in 1993 gepubliceerd door Geneviève Dormann: "La petite main" (Albin Michel, 1993, 306p.). Het werk is geïnspireerd door haar gerechtsjournalistiek, waarbij ze wel vaker volwassen mannen heeft terecht weten staan die eigenlijk het "slachtoffer" waren. Dat ze dus ontkent dat haar boek een vrouwelijke "Lolita" is omdat "de perversiteit bij het meisje ligt", is dus eerder een bevestiging dan een ontkenning! "De duivel bestààt," zegt Dormann, "in die zin dat er mensen zijn die er echt op uit zijn anderen schade te berokkenen. Mijn hoofdpersonage is er zo één."
Dat kan men ook zeggen van Ewa uit "Meisje Niemand" van Tryzna Tomek. Alhoewel ze haar vernietigingskracht vooral op haar vriendinnetjes uitoefent, komen - gewoon als spel - soms ook volwassen mannen aan bod. Er is trouwens ook een klein nevenverhaal over één van die vriendinnetjes, Magda, die om schulden af te betalen haar kutje laat likken door een oude man van zo'n zeventig jaar. Ook als hij geen dollars meer ontvangt uit het buitenland, gaat ze er toch mee door.
In 1993 verscheen ook "Mannelijk naakt" van Amanda Filipacchi, waarin Jeremy Acidophilus (!), een toevallig naaktmodel voor "Playgirl", wordt verleid door een elfjarige Lolita.
En in 1994 veroorzaakte Gabriël Matzneff (°1936) ophef met zijn "La prunelle de mes yeux", over zijn (waar gebeurde) verhouding met de 14-jarige Vanessa (in 1974 had hij het in "Isaïe réjouis-toi" ook al gehad over zijn verhouding met een 15-jarige jongen).
Begin 1995 verscheen dan (bij het Davidsfonds nog wel, maar wel nadat ze Infodok hadden overgenomen) "Beeld van een meisje" van Wim Daems, waarin de tiener Evelien haar eerste erotische ervaringen opdoet in het atelier van haar vader-beeldhouwer en nadien bij een charmezanger die ze bewondert. Het verhaal maakt echter vooral ophef omdat het zonder tegenwoord het revisionisme aan bod laat komen (het ontkennen van het bestaan van de gaskamers).
In 1996 tenslotte (voorlopig) verscheen "Dagboek van Lo" van de Italiaanse Pia Pera. Zij vertelt exact hetzelfde verhaal als Nabokov, maar dan vanuit het oogpunt van Lolita.
Ook de Belgisch-Franse schrijfster Jacqueline Harpman vertelt in "Het strand van Oostende" een Lolita-verhaal vanuit het standpunt van de Lolita in kwestie. En dat die niet altijd "slachtoffer" zijn, wordt bewezen met de openingszin: "Zodra ik hem zag, wist ik dat Léopold Wiesbeck de mijne zou worden. Ik was elf jaar, hij vijfentwintig." Deze zin wordt met heel veel nadruk geciteerd door Eriek Verpale in De Standaard der Letteren van 30/1/1997, ongetwijfeld omdat ook hij in zijn boeken voortdurend het Lolita-thema ter sprake brengt...
Een merkwaardige variante op het Lolita-thema vinden we tenslotte bij de Amerikaanse Anne Rice (°1941) en dan wel in haar bekendste roman "Interview with the vampire" (1976), waarin de jonge Claudia aanpapt met hoofdfiguur Lestat. Hoe ongelooflijk het ook mag lijken, dit boek was een vorm van therapeutisch schrijven en dan nog wel als reactie op het overlijden aan leukemie (!) van haar zesjarig dochtertje Michelle. Dit wordt uiteraard gereflecteerd in Claudia, het kleine vampiertje. Claudia was trouwens de bijnaam van Michelle. Rice onderscheidt zich dan ook van andere "vampierenauteurs" door er ook de "positieve" kanten van te zien (het eeuwige leven, de eeuwige jeugd). Dat ze daarvoor vers bloed nodig hebben wordt als een noodzakelijk kwaad gezien en sommige vampieren trachten zich zelfs met dierenbloed te behelpen, ook al schijnt dat vreselijk slecht te smaken. Anderzijds zit er aan die "eeuwige jeugd" ook een keerzijde: Claudia verwijt Lestat dat hij er de oorzaak van is dat ze wel geestelijk maar niet lichamelijk evolueert (waardoor er een erotische spanning ontstaat) en ze zal dan ook wraak nemen.

Ronny De Schepper

Selectieve bibliografie
Erica Jong besteedt een hoofdstuk aan de bespreking van Lolita in "What do women want?" (Bloomsbury, 1999)
Marco Kamphuis, "Tamara" (Kwadraat, 1999)

Geen opmerkingen: