vrijdag 30 november 2007

Gentse Feesten (lunchtheater)

Raf Vandenbussche behaalde met "Depot socio" de publieksprijs in de wedstrijd voor lunchtheater. Het werd op 20 maart 1993 opgevoerd in de Backstage in een regie van Helga Demeyer. Het decor bestond uit een aantal "koppen" geleend door AMSAB nadat productieleidster Greta De Paepe o.a. aan mij gevraagd had of ik er zo geen wist staan!
Jacques Wolff, ongetwijfeld een amateur, speelt een oude Gentse volksfiguur die dergelijke beelden moet afstoffen en uitlenen indien nodig - maar dat laatste is niet vaak meer nodig. Myriam Bronzwaar is de secretaresse van Vandenbroucke, die 'omdat het niet anders kan' toch een beeld van Eedje Anseele komt ophalen. Jacques kent haar niet "van zijn wijkclub", zegt hij, maar wat denkt dat boerke wel? Ze is geselecteerd door De Witte & Morel en als referentie heeft ze haar dienst bij Vandeputte van het VBO.
"Het VBO? Maar dat is een bocht van 180°!"
"Snulleke, het VBO ligt vlakbij de Keizerslaan, ge kent gij zeker uwe weg niet in Brussel."
Enzovoort. Eigenlijk wel geestig, zij het niet erg briljant geacteerd.
Raf heeft duidelijk zijn frustraties van zich afgeschreven. "Uiteraard" leest Jacques "Het Laatste Nieuws" en kijkt hij naar VTM, maar anderzijds kent hij toch nog zijn klassieken, terwijl ze voor Myriam alleen maar seksobjecten zijn. Maar als Jacques dan denkt dat ze voor alles "in" is, dan krijgt hij natuurlijk een draai om z'n oren voor dergelijke "seksuele intimiteiten tijdens het werk".
Ikzelf had ook meegedaan aan deze wedstrijd, maar ik werd niet geselecteerd omdat ik “te veel 'Educating Rita' had nagebootst”. Ja, dat was nogal wiedes. Als “schuilnaam” (verplicht omdat het een wedstrijd was) had ik “Russell Williams” opgegeven, een sympathieke Engelse wielrenner overigens, maar vooral een omkering van Willy Russell, de auteur van “Educating Rita”. Er was dus geen sprake van plagiaat of zo, maar een bewuste aanpassing van het origineel.
En hoe was dat nou zo gekomen? Want het spreekt vanzelf dat ik niet opzettelijk iets had geschreven om aan een wedstrijd mee te doen, deze tekst lag al enkele jaren in mijn lade. En dat kwam als volgt.
In die tijd had Nora Tilley heel wat succes met de Nederlandse versie van dit stuk, samen met Tuur De Weert. Aangezien ik destijds smoor was op Nora, heb ik deze voorstelling wel drie keer gezien, o.a. ook samen met mijn toenmalige vriendin. Ook zij zag dit stuk wel zitten en daarom besloten we onze eigen versie in te studeren.
Al vlug bleek dat mijn vriendin geen dialect kon spreken. Bovendien vond ze dat de rollen in ons geval eigenlijk omgekeerd waren. Maar natuurlijk konden de geslachten niet zo maar omgewisseld worden. In casu de man zou dan een haarkapper worden en dan dook er dus plotseling een heel ander aspect op...
Bijgevolg deed ik mijn best om een nieuw stuk te schrijven met hetzelfde uitgangspunt. Ik geef toe dat het resultaat niet helemaal geslaagd is, maar met deze uitleg erbij, vind ik dat het er toch nog mee door kan.

Gentse Feesten
*****************

Zaal en scène zijn helemaal verduisterd, terwijl "Geen schoenen aan" van Raymond van het Groenewoud (van de elpee "Habba") door de boxen schalt. Na de eerste strofe glijdt de muziek zachtjes weg, terwijl tegelijk het licht op de scène langzaam aan gaat. Als het stil is, is er fel licht dat schijnt over een bank, die blijkbaar in een park staat. Het is ochtend én zomer.
Op de bank ligt een jongeman van vooraan in de twintig te slapen. Hij gebruikt een plastic zak als hoofdkussen, waarin een paar spullen zitten die ons meteen duidelijk maken dat hij er weliswaar slordig en vuil bijloopt vanwege de vorige nacht (zou er soms nog een leeg flesje Duvel in zijn nabijheid rond dwalen?), maar dat dit geen gewoonte is van hem. Hij is met andere woorden geen landloper.
Verder is het nog gemakkelijk te zeggen wat hij niet is: hij is geen punker, geen hippie, geen noem-maar-op, maar zijn vuile jeans maken toch ook duidelijk dat hij geen bankbediende of minister is. Maar voor de rest zou hij zowat vanalles kunnen zijn, een student net zo goed als een garagist.

Terwijl hij rustig verder slaapt, komt een goed ogende dame op die stilaan naar de veertig gaat. Alhoewel zij hoge hakken draagt en een ietwat deftige (maar aantrekkelijke) zomerjurk, voelt men ook bij haar instinktmatig dat een tiental jaren terug, zij misschien ook wel op zo'n bank in het park kan hebben geslapen. Misschien is het door de manier waarop zij een pull over de schouders draagt of door een zekere nonchalance in haar houding of weet ik veel.
Nù zijn het alleszins precies die verrekte schoenen die haar de duivel aandoen. Er is een steentje tussen haar tenen ge­raakt en ondanks haar wild om zich heen schoppen (letterlijk dan) wil dat daar maar niet weg. Ten einde raad merkt ze de bank op, die haast helemaal wordt ingenomen door de jongeman. Alleen naast de plastic zak is nog een minuskuul plaatsje.
De vrouw - die een pak kursussen, of zoiets, in de armen draagt - kijkt sceptisch naar het tafereel. Het is duidelijk: ofwel gaat ze op de grond zitten om haar schoen los te maken, ofwel probeert ze zich naast het hoofd van de jonge kerel te wurmen. Even voelt ze nog even vertwijfeld aan de grond, maar het gras is nog nat van de dauw. Het wordt dus de bank.
Plaatsnemen op een plekje van zowat 20 x 20 cm is reeds geen sinecure, maar dan ook nog je schoen proberen uitdoen met een pak kursussen op je schoot, daar moeten natuurlijk moeilijkhe­den van komen. En jawel hoor, zeer tot haar ontevredenheid heeft ze de jongeman wakker gestoten en zal ze dus verplicht zijn zich te verontschuldigen.
Voor het gemak zullen we nu reeds verklappen dat zij Janine heet en hij Erik. Hij spreekt dialekt en zij "beschaafd", maar beiden niet extreem, zodat de konversatie toch vrij natuurlijk verloopt.

JANINE (terwijl Erik de gebruikelijke ochtendgeluiden uit­stoot, ratelt ze aan één stuk door): Ja, sorry hoor, ja ziet u, er zat een steentje in mijn schoen en dat stoorde me gewel­dig, ja het deed zelfs pijn en het wilde er maar niet uit en het gras is nog nat van de dauw en ik zag dat er hier nog een beetje plaats was en ik dacht, ja misschien kan ik er nog wel bij zonder u wakker te maken, maar nu is het toch gebeurd, het spijt me verschrikkelijk, maar stoort u zich maar niet aan mij, zo dadelijk heb ik mijn schoen weer vastgemaakt en dan ben ik weg, ik ben zelfs al wat over tijd, ik zal me dus moeten haasten, slaapt u dus maar rustig verder, nogmaals sorry... (dat kan desnoods zo nog een tijdje doorgaan, onder­tussen is Erik klaar wakker en slaat haar verbijsterd gade, uiteindelijk krijgt hij er toch een woordje tussen:)
ERIK: Hoi, hoi, hoi!
JANINE stopt haar geratel.
ERIK: Wat krijgen we nu zeg?
JANINE: Wel ja, wat ik zo juist kom te zeggen: er zat een steentje in mijn schoen en... (ze is opnieuw vertrokken, maar Erik legt vriendelijk zijn hand op haar mond)
ERIK: Dàt noem ik nog eens ontwaken!
Stilte.
ERIK: Ge hebt me toevallig toch niet wakker gekùst?
JANINE: Ik...
ERIK (geeft haar de tijd niet om te antwoorden): Want dàt zou formidabel zijn. De kikker die tot prins wordt gekust. Of hoe zeggen ze dat? Gotver, gotver, gotver, ik wist het hé, die Gentse Feesten dat is iets speciaals. Daar hoor ik nu in Temse al tien jaar over spreken en...
JANINE: In Temse?
ERIK: Ja, daar kom ik vandaan. Allé, daar woon ik. Of nee, beter gezegd, daar woonde ik tot gisteren. Maar gisterennamid­dag, nadat ik naar de aankomst van de Ronde van Frankrijk had gekeken, heb ik heel mijn boeltje samengepakt en ben ik naar hier afgezakt. 't Moest er ééns van komen en dan liever op 't onverwachts. Ja, belangrijke beslissingen moet ge op een slag en een keer nemen, vind ik. Gij niet?
JANINE: Ik...
ERIK: En nu ben ik hier. En ik heb het mij nog geen moment beklaagd. Verdomme, ik heb mij goed gehad gisteravond daar aan Sint-Jacobs. En zeggen dat er mensen zijn die zeggen dat het er vroeger nog zoveel beter was. Dat kan wel zijn, maar voor mij was het toch iets helemaal anders dan ik gewoon ben. Allé, in zo'n dorp, wat valt er daar nu te beleven? Ik had het al lang moeten afbollen. Maar ja, mijn vrouw hé...
JANINE: Ah, u bent...
ERIK: Getrouwd, ja, ik ben getrouwd. Als ik nog maar goed achttien was, verdomme. Een mens weet dan niet waar ge aan begint, hé. (Zingt uit "Vrijgezel" van Benny Neyman:) "Nee echt, hij zou het nooit meer doen"...
Toch wordt hij er stil van. Aangezien Janine ook niet onmid­dellijk weet wat te zeggen, blijft het een tijdje stil. Dan beginnen ze beiden tegelijk opnieuw te praten:
JANINE: En dan ben je nu...
ERIK: En nu ben ik dan...
Ze lachen. Het ijs is gebroken.
ERIK: Normaal moeten we nu nog eens tegelijk beginnen praten. Zo gaat dat altijd in de film. En nadien zegt gij: begint gij maar. En ik zeg: nee, doet gij maar, euh... Ja, hoe heet ge eigenlijk?
JANINE: Janine.
ERIK: Erik (ze geven elkaar de hand), maar men noemt mij Rod.
JANINE: Rot?
ERIK: Rod, ja, Rod Stewart, kent ge die niet? (Hij geeft haar de tijd niet om te antwoorden) Nu ja, d'r zijn er wel meer die hem niet kennen. Of àls men hem kent, begrijpt men niet wat ik zo speciaal vind aan hem. Eigenlijk zou ik dus eerder moeten zeggen: ik zou willen dat men mij Rod noemt, want niemand doet dat in feite, zelfs Tania niet.
JANINE: Tania?
ERIK: Mijn vrouw. Of mijn ex-vrouw, zoals ge wilt.
JANINE (om de pijnlijke stilte te doorbreken): En wat is er dan zo speciaal aan die Rod Stewart?
ERIK: Dat is een zanger. Een popzanger. Dat is natuurlijk niets speciaals, zo zijn er veel en er zijn er nogal wat waarvan ik hou. Maar de Rod, als ik die hoor... Allé, neem nu, "I don't want to talk about it", dat is pure poëzie.
JANINE (schrikt): Verdorie, over poëzie gesproken (kijkt op haar horloge), ik moet dringend opstappen. Wel, Erik of Rod...
ERIK (neemt haar pols en kijkt ook op haar horloge): Hoe laat is het misschien? (Schrikt ook) Verdomme! Ik mag mij ook wel haasten. Ik moet om tien uur in de les zijn. Kom ik speciaal naar hier voor die kursus en dan zou ik hem nog missen ook.
JANINE (terwijl ze zich beiden wat fatsoeneren om op te stap­pen): Kursus? Ik dacht dat je hier voor de Gentse Feesten was.
ERIK (een beetje gegeneerd): Ja, 't is te zeggen... 't Een met 't ander... Ik had eigenlijk al lang gehoord van een vriend die aan de universiteit studeert, dat daar in de zomer ook kursussen worden gegeven voor gewone mensen, allé mensen zoals ik enfin.
JANINE (lacht): En wat voor mensen zijn dat dan wel, mensen zoals jij?
ERIK: Tja, dat kan vanalles zijn. Mensen die vroeg van school zijn gegaan, omdat ze het beu waren of omdat hun ouders erop aandrongen dat ze zelf voor hun kost zouden zorgen en die daar dan later spijt van krijgen. Kijk, ik ben taxichauffeur, maar dat is toch geen echt leven, hé. Al die zatteklap die ik altijd moet horen. En over 't schoon weer. Of 't slecht weer, al naargelang.
JANINE: En je wil dus opnieuw gaan studeren?
ERIK: Niet echt, nee. Ik heb overigens geen diploma van hoger middelbaar, hoe zou ik dan aan de universiteit geraken. (Nog voor Janine de kans krijgt het te zeggen:) Via de middenjury zeker? Ja, dag Jan, daar zien ze iemand als mij nog niet staan. Neenee, ik heb dat allemaal onderzocht, kind, en dat is niks voor mij.
JANINE: Dus toch geen beslissing van de ene dag op de andere?
ERIK (na een verontschuldigend lachje): En die vriend van mij, dat is een germanist. Op café zat die steeds maar te vertellen over die lerares van hem, allé dat noemen ze dan een assisten­te. Nederlandse literatuur geeft ze (Janine is zo geïnteres­seerd dat ze opnieuw vergeet op te stappen). En hij zegt dat die dat zo goed kan..., zo goed kan..., allé, hoe moet ik dat zeggen? Zo goed kan overbrengen! Dat ze die gedichten en die romans uitlegt alsof ze ze zelf heeft geschreven. En let op hé, die gast is daar niet verliefd op of zo, hé, want hij zegt dat ze er wel nogal gewoontjes uitziet, maar dat ze in het vuur van haar bespreking ineens heel anders wordt. (Lacht) Jaja, hij vermoedt zelfs dat het er nog een is van de tijd van '68. Dat kent ge toch, hé, de tijd van '68? Verdomme, als ik toen zestien jaar was geweest, dan was ik toch niet in die stomme houtfabriek gaan werken. (Droomt heel even weg, maar dan weer nuchter) Maar allé, daar ben ik nu toch ook weer vanaf. Die taxi-affaire, dat is toch al iets beter. Wel, en daarom kom ik die kursus volgen. Niet om een diploma te halen of zo, maar gewoon, om er dan weer een paar maanden tegen te kunnen, tegen mijn taxi...
JANINE (duidelijk verveeld met de wending die het gesprek heeft genomen, plots gehaast): Wel, zorg dan maar dat je de eerste keer al niet te laat komt in de les. Dag, Erik. Tot ziens misschien.
ERIK (als ze al weg is, haar dromerig achterna starend): Ja, misschien.
Black-out en keihard "Do you think I'm sexy" van Rod Stewart.
* * * * *
Een bureau vol boeken. Daarachter Janine die geamuseerd in een poëziebundel bladert en nog nageniet van het sukses. Als vanzelfsprekend wordt er geklopt en nadat zij "binnen" heeft geroepen, staat een ietwat sprakeloze Erik in de deuropening. Hij heeft z'n best gedaan om er wat keuriger uit te zien dan deze morgen.
JANINE: En Erik? Hoe is het je bevallen, de les van die assis­tente die er maar gewoontjes uitziet? Is ze tijdens de bespre­king ineens heel anders geworden?
ERIK (stamelt): Ik wist niet... Sorry dat ik deze morgen... Ik hoop dat ge 't mij niet kwalijk neemt... Enfin, 't was toch niet zo erg, hoop ik...
JANINE (lachend): Welnee, het heeft me deugd gedaan dat iemand nog eens zo ongezouten zijn mening zegt over mij. Dat hoor ik bijna nooit meer de laatste tijd. Zelfs Jan...
ERIK: Jan?
JANINE: De knul waarmee ik samenwoon, zelfs die lijkt soms wel bang te zijn van mij. Nu ja, misschien jaag ik de mensen ook wel angst aan. Ik kan soms zo kategoriek zijn dat ik er zelf verwonderd van sta. Maar het hangt me zo de keel uit, hé. Heel dat gedoe hier. Al die gatlikkers van studenten. Om dan nog te zwijgen van het feit dat ik op mijn beurt het gat moet likken van de professoren. (Erik kijkt even op bij deze plotse uit­val) Ja sorry, misschien verwacht je dat niet van je nieuwe idool, maar ik neem aan dat die Rod Stewart van je dat ook af en toe wel eens zal zeggen, of niet soms? (Ontspannen, rusti­ger) Nee, Erik, bedankt jongen voor deze morgen. Ik vond het ondanks alles een kompliment. Want weet je dat zelfs naar deze zomerkursus vooral studentjes komen die "zichzelf nog wat willen bijwerken" in plaats van "gewone mensen zoals jij" voor wie hij in feite bedoeld is?
ERIK: Ja, na één les weet ik dat al, ja. Ik werd al onmiddel­lijk uitgelachen omdat ik Paul van Ostayen niet kende. Maar allé, welke taxichauffeur heeft er nu al van Paul van Ostayen gehoord?
JANINE: Wie weet! Er zal toch wel ergens een straat naar hem genoemd zijn zeker? (Ze lachen. Even pauze.) En kèn je hem nu, Paul van Ostayen?
ERIK (plots heel entoesiast): Jazeker! Ik vind hem bijna zo goed als Rod Stewart. En hij heeft ook vanalles hé. Zachte ballades gelijk als dat van die kano naar zee en dan meezin­gers zoals dat over die naaimachine en ook keiharde rock, dat zijn dan die gedichten waarbij de woorden in verschillende grootte over heel de pagina verspreid zijn. Waw, wijs jong. En gij hebt dat heel goed gedaan! (Wat kalmer) Allé, als ik dat zo mag zeggen... Zou dat niet kunnen dat gij ook een dichteres zijt?
JANINE (lacht, bijna hysterisch): Dat was in '68, jongeman. (Bitter) Nu is dat voorbij, àlles is voorbij... (even stilte, dan trekt ze een lade open en haalt er een fles whisky en twee glazen uit; tegen Erik die in een wandkast met boeken staat te snuffelen:) Maar ga toch zitten! Whisky?
ERIK (negeert het zitten, maar komt in de loop van het gesprek wel z'n whisky halen): Daar staat niet veel interessants bij, hé?
JANINE (opgewekt lachend): Precies! Dat is het 'm nou juist! "Daar staat niet veel interessants bij". Neen, jongen, dat zijn meestal referentiewerken. (Erik wil niet laten merken dat hij dat woord niet begrijpt, maar ze heeft het toch gezien.) Boeken die ik nodig kan hebben bij het voorbereiden van mijn lessen of bij de verbetering van examens of testen of bij het bespreken ervan met een of andere student. Neen, vriend, de "serieuze" boeken die bewaar ik hier (opent opnieuw de whisky-lade en haalt er een niet meer zo nieuwe pocket uit).
ERIK (leest op de kaft): "Levend begraven in de blues", een sonnettencyclus van Janis Van Zuylen.
JANINE: Wil je het lezen? (Ze slaat haar whisky in één teug achterover.)
ERIK: O.K. (Behoedzaam) Is het nog niet wat vroeg om zoveel te drinken?
JANINE (schamper): Wat heb jij dan deze nacht gedronken? Spuitwater?
ERIK (even scherp): Wat zoudt gij doen als ge juist van uw vrouw weggegaan zijt, allé van uw man dan in uw geval.
JANINE: Exakt!
Even stilte.
ERIK (zuinigjes): Ah...
JANINE (met overtuiging): Ha!
Even stilte.
ERIK: Dàt was het dus.
JANINE: Dat was het.
Even stilte.
ERIK: En?
JANINE: En wat?
ERIK: Wilt ge erover praten? ... Of liever niet?
JANINE (haalt de schouders op): Wat heeft het voor zin? (Speelt met haar glas) Wil jij erover praten?
ERIK: Waarover?
JANINE: Waarom je het precies bent afgestapt b.v.?
Stilte. Ze kijken mekaar aan. Het heeft geen zin het uit te leggen. Het is eigenlijk niet uit te leggen en toch begrijpen ze mekaar. Het is om precies dezelfde reden.
JANINE (het resoluut over een andere boeg gooiend): En nu?
ERIK: Nu?
JANINE (kijkt op haar horloge): Half één. Wordt het een pak frieten met een klad mayonaise of maak ik je iets lekkers klaar?
ERIK (vat het eerst nog op als een vorm van beleefdheid): Oh? Nee, nee, bedankt, ik zal mijn plan wel trekken.
JANINE (bedenkelijk): Zeg, ik moet je toch niet smeken, hé? (Met een diepe zucht) Laten we het dan zo stellen: ik had alles al in huis gehaald om voor Jan iets klaar te maken en ik zou het erg vinden, heel erg zelfs, om dat nu helemaal op m'n eentje naar binnen te werken.
ERIK (aarzelt nog): Ha zo...
JANINE (nadrukkelijk): Please!
ERIK: Als ik u daarmee een plezier kan doen...
JANINE (staat gedecideerd recht): Dat is dan gesetteld.
Ze begint haar boeken samen te rapen en gaat naar de deur, terwijl Erik in afwachting even in de pocket bladert en ver­strooid wegdroomt.
JANINE (met de deurknop in de hand): Oh ja...
ERIK (kijkt op): Mmmm?
JANINE: Waar slaap je eigenlijk vannacht? Weer op een bank in het park?
Black-out en keihard "Stay with me" van Rod Stewart & the Faces.

* * *

Bij Janine thuis. Gezellig, ontspannen. Een week later. De Gentse Feesten zijn voorbij, de kursus ook. Janine - in jeans - ruimt, "Stay with me" neuriënd, wat op: lege flessen, volle asbakken, rondslingerende platen, enfin de bekende prettige naweeën van een wat ontstuimig feestje. Na enige tijd wordt er gebeld. Janine gaat de deur openen en men hoort haar verrast reageren. Niet te verwonderen, als ze de kamer weer binnenkomt is ze immers vergezeld van Erik in konfektiepak met een rui­kertje bloemen in de ene hand en een keurig verpakte c.d. in de andere. Janine bekijkt hem met gemengde blikken.
ERIK (stuntelig): Ja, ik dacht, ik kan haar toch zo niet verlaten, ik moet haar toch bedanken voor alles wat ze voor mij heeft gedaan... (Hij wil nog wel doorgaan met dergelijke onzin, maar Janine onderbreekt hem met een gebaar, toch duurt het nog een beetje voor ze iets kan uitbrengen.)
JANINE (stil): 't Is vanavond nog de dag van de lege portemon­nees...
ERIK (idem): Ach, de Gentse Feesten... Eigenlijk kwam ik toch vooral voor die kursus en die...
Uit een vaag gebaar begrijpen we dat die afgelopen is, alles­zins toch voor hem. Janine knikt. Erik staat wat onwennig met de bloemen in zijn hand, de c.d. heeft hij ergens neergelegd. Eindelijk merkt Janine het op en gaat ze naar hem toe om ze aan te nemen. Ze willen elkaar eerst formeel kussen, maar uiteindelijk wordt het een passionele zoen, waaruit Janine zich na een tijdje moeizaam losmaakt. Het huilen staat haar nader dan het lachen. Erik ook trouwens. Janine gaat de bloe­men in een vaas schikken en spreekt met afgewend gezicht.
JANINE: Terug naar Temse dus?
ERIK (tracht er zich grapjassend van af te maken): Eerder terug naar mijn taxi. Ik kan niet eeuwig op uw kosten blijven leven.
JANINE: Dus toch "lege portemonnees"?
Ze lachen geforceerd.
ERIK: Oh ja, ik heb nog iets bij voor u.
Hij geeft haar de c.d., Janine pakt ze uit met de rug naar het publiek, zodanig dat men niet kan zien welke het juist is. Janine begint schokkend te lachen op een manier dat het ook grienen kan zijn.
ERIK (een beetje ontdaan): Wat is er? Vindt ge ze niet goed?
Janine (nog steeds met haar rug naar hem en het publiek) schudt ontkennend het hoofd, het lachen is nu wel degelijk in huilen overgegaan. Erik wordt steeds meer beduusd. Uiteinde­lijk legt hij zijn arm om haar schouder. Janine draait zich bruusk om en huilt het uit tegen zijn borst. Dan houdt ze er even mee op, kijkt hem even aan en slaat hem hard met de vuisten op de borst, maar meteen daarna vleit ze er zich weer huilend tegen.
JANINE (van zodra ze enigszins kan spreken): Lieve smeerlap. Of smerige schat. Verdomme, wat moet ik nou? Je bent zo lief. Maar tegelijk... Waarom kun je nu niet...
Erik tilt haar kin op zodat ze elkaar als antwoord even in de ogen kijken. Dan geeft Janine hem nog een vlugge kus, zegt verstikt "bedankt", droogt haar tranen en neemt de c.d. nu duidelijk zichtbaar vast. Het is "Atlantic Crossing" van Rod Stewart.
ERIK (tracht opnieuw luchtig te doen): Maar wat viel er nu te lachen met die c.d.?
JANINE (gedempt): Ik heb ze al...
ERIK: Wat?!?
JANINE: Ik heb ze al. (Ze neemt een totaal verfomfaaide elpee uit haar platenrek.) Maar toch bedankt. Eerst en vooral voor de attentie, maar ook omdat ik best een c.d. kon gebruiken, mijn plaat is zowat "rot" gedraaid...
ERIK (paf): Maar... maar... vorige week in het park zegde ge toch dat ge Rod Stewart niet kende?
JANINE (lacht voor het eerst ontspannen): Neenee, je hebt me de tijd niet gegeven om te antwoorden. En ik vond het nadien wel "geestig" (dialektisch uitgesproken zoals Raymond van het Groenewoud) je in de waan te laten. "Is da nie heestig?"
Erik proest het uit, ze vallen in elkaars armen. Dan is het Erik die plots op z'n horloge kijkt. Het valt op dat hij er voor het eerst een draagt, tijd is nu opnieuw "geld".
JANINE: Dat was het dan?
ERIK (stil): Dat was het.
Omdat er niks meer te zeggen valt, kussen ze elkaar nog heel eventjes, waarna Erik - bijna op z'n tenen - de kamer verlaat. Als de deur achter hem dichtslaat, blijft Janine nog even met de armen naast het lichaam staan tot ze er zich van bewust wordt dat ze nog met die oude Rod Stewart-plaat in de handen staat. Ze gooit ze ergens in een hoek en neemt de nieuwe c.d. behoedzaam uit het doosje en gaat ermee naar de c.d.-speler. Als alles klaar is - ze hoeft enkel nog op "play" te duwen - wordt er gebeld. Ze gaat open maken en meteen komt ze weer op, samen met Erik die druk gestikuleert.
ERIK: Vergeet ik verdomme nog iets. (Haalt de dichtbundel uit zijn zak en overhandigt die aan Janine.) Hier, het boekje dat ge mij hebt laten lezen. 't Was inderdaad de moeite waard, ik vond het...
JANINE (onderbreekt hem, ze is naar een bureau gegaan en schudt een lade uit op de grond: er vallen een tiental derge­lijke pockets uit): Je mag het houden, ik heb er toch nog genoeg...
ERIK: Ik had het kunnen weten. Janis Van Zuylen... (Janine maakt als het ware een verontschuldigend gebaar.) En Janis is natuurlijk... (samen:) Janis Joplin! (Ze lachen en knuffelen elkaar opnieuw.)
ERIK: Ge hebt me wel ferm liggen, hoor, gij met uw Mozart en Bach een ganse week.
JANINE (gespeeld kinderlijk): Dat is toch ook mooi?
ERIK: Zeker, maar 'k had het moeten weten dat achtenzestigers daarmee niet grootgebracht zijn.
JANINE: Zeker niet. Eerder met dit.
Ze duwt bliksemsnel op play en uit de boxen klinken de eerste noten van "I don't want to talk about it". Ze kijken elkaar even ernstig aan en uiteindelijk zegt Janine stil, op het moment dat Rod Stewart zelf begint te zingen...
JANINE: En nu? Nog altijd naar Temse?
Black-out en keihard de rest van "I don't want to talk about it".

Ronny De Schepper

Geen opmerkingen: