Amélie Nothomb (het achternichtje van Charles-Ferdinand) is een Franstalig Belgische schrijfster (1967) die op 24-jarige leeftijd in 1991 is gedebuteerd met "Hygiène de l'assassin" ("Hygiëne van de moordenaar"). Alhoewel ze wel degelijk literaire bedoelingen had kan het boek ook gelezen worden als een misdaadverhaal (een 30-jarige journaliste ontmaskert de roman van een schrijver - met dezelfde titel - als zijnde een waar gebeurd verhaal met hemzelf als moordenaar). Met haar tweede boek "Le sabotage amoureux" uit 1993, in het Nederlands vertaald als "Vuurwerk en ventilators" verliet Amélie echter de misdaadliteratuur voor therapeutische belijdenisliteratuur (over haar jeugd in de Europese kolonie in China). Ze is immers geboren in Japan en opgegroeid in China, waar haar vader diplomaat was. Vandaar de titel: vuurwerk, dat spreekt voor zich, maar ventilators dat slaat op het communistische regime "waar er nooit iets werkt", dus ook niet de airconditioning, vandaar dus die ventilators. Alhoewel het boek een beetje een schandaalsucces werd, komt er echter niet veel seks bij kijken (tenzij een verheerlijking van het jonge meisjeslichaam), maar skatologische toestanden des te meer.
De verleidelijke samenhang van pijn en genot op jeugdige leeftijd, die merkwaardige verstrengeling van afkeer en fascinatie, die we ook terugvinden bij Anaïs Nin, Violette Leduc en Colette komen we bij Amélie Nothomb als volwassene, in licht lesbische vorm dan nog wel, tegen in "Stupeur et tremblements" uit 1999. Vooraf was er nog "Péplum" (Paris, Albin Michel, 1996) een toekomstroman, waarin ze van Aldous Huxley zeker de cynische kijk heeft geërfd, waardoor in haar boek b.v. de liefde wordt gebannen. Als ze anderzijds een wereld in de 26ste eeuw schetst die geregeerd wordt door een dictatuur van het verstand, dan leunt ze toch weer bij het positivisme van Asimov aan. Bij haar wordt dat dan echter wel gelouterd door de opvatting dat het hier een totaal amorele, om niet te zeggen immorele, samenleving betreft, het IQ is nu eenmaal omgekeerd evenredig met het ethisch besef, aldus Nothomb. Maar om haar lezers alweer op het verkeerde been te zetten, voegt ze er in één adem aan toe, dat men er ook "presentabel" moet uitzien, volgens het Griekse principe "het mooie is ook het goede". Om de feministen tegen de haren in te strijken laat Amélie dan wel weinig vrouwen deel uitmaken van de oligarchie, aangezien de meesten er zo slecht uitzien! Haar titel verwijst overigens naar de peplumfilms over de klassieke oudheid, aangezien ze van Wells het reizen in de tijd als vanzelfsprekendheid heeft overgenomen, waardoor ze kan "bewijzen" dat de uitbarsting van de Vesuvius, die Pompei als een openluchtmuseum bewaarde, geen toeval was, maar een opzettelijk uitgelokte reactie, bedacht door die knappe bollen uit de toekomst.
Begin 2003 was er dan "Plectrude", een roman over de meisjes in de balletschool van de Parijse opera. Alhoewel Nothomb zelf balletles heeft gevolgd (in New York van haar achtste tot haar tiende jaar) en ook anorexia heeft gehad (toen ze vijftien was, was ze reeds 1,70 meter groot en toch woog ze maar 32 kilo), is het verhaal eerder gebaseerd op haar vriendin Robert, een populaire zangeres in Frankrijk, zegt ze zelf in Het Nieuwsblad van 22 maart 2003.
In 2004 volgde dan "Antichrista", opnieuw over een gecompliceerde vriendschapsverhouding tussen twee meisjes. Christa domineert zozeer Blanche dat ze er zelfs in slaagt Blanches ouders van hun dochter te vervreemden. "Ik herinnerde me plots de parabel van de verloren zoon: Christus wist al dat ouders de voorkeur geven aan het kind dat zich heeft misdragen. Christa wist dat natuurlijk des te beter. (...) Haar naam was niet Christa maar Antichrista!"
Nothomb schrijft meer boeken dan ze uitgeeft (in 2005 zijn het er al 54), dus het is niet verwonderlijk dat ze letterlijk regelmatig (ieder jaar dus) met een nieuw komt aandraven. In 2005 is dit “Biographie de la faim”, haar 49ste manuscript, in het Nederlands vertaald (door Marijke Arijs) als “De hongerheldin”. Naar eigen zeggen een “thematische autobiografie”. Tot die thema’s behoren opnieuw haar anorexia en haar jeugdig alcoholisme, maar ook het feit dat ze op twaalfjarige leeftijd door vier Indiërs werd verkracht in een zwembad.
In 2006 verscheen haar veertiende boek (maar haar 53ste manuscript), “Acide Sulfurique” (“Zwavelzuur”). Het maakte ophef aangezien het als satire op reality-TV een reality show liet afspelen in een concentratiekamp, waarin de bewoners elkaar letterlijk konden wegstemmen (naar de gaskamer namelijk). Haar uitgangspunt is immers dat de kijkers evenzeer schuldig zijn als de televisiemakers. Opmerkelijk is dat deze keer haar typische onderkoelde humor ver weg is en dat is ook het geval een jaar later, als “Journal d’Hirondelle” (“Dagboek van Zwaluw”) verschijnt. Niet te verwonderen, want deze keer is de ik-figuur een kille huurdoder die zelfs kinderen afmaakt. Toch zal hij juist ten onder gaan aan de blik van een stervend meisje van achttien (Hirondelle) en de inhoud van haar dagboek.
Ronny De Schepper
woensdag 23 januari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten