donderdag 24 januari 2008

De Belgische film

In juni 1895 stellen Auguste en Louis Lumière een nieuwe uitvinding voor op het congres van de fotografische verenigingen in Lyon. Het is een snelle opeenvolging van een reeks foto's waardoor de indruk ontstaat dat de personen op die foto's bewégen: de uitvinding van de film, jawel. Eigenlijk is het dus gewoon een toepassing van de "phénakistiscoop" van de Gentenaar Joseph Plateau uit 1832.
De naam van Joseph Plateau is rechtstreeks verbonden met de creatie van bewegende beelden. Hij ontdekte en formuleerde het principe van de gezichtstraagheid. Met zijn phenakistiscoop legde hij de basis voor de filmindustrie. Hij wordt dan ook meestal geciteerd als onmiddellijke voorloper van de film. Wanneer hij in 1835 professor aan de Gentse Universiteit wordt, heeft hij de ontdekking van de phenakistiscoop reeds op zijn naam staan. Plateau noemde het toestel, voorloper van de animatiefilm, ook wel Fantascoop. Het midden van de 19e eeuw was een tijd waarin het huiselijke leven niet veel spectaculairs te bieden had. Plots komt dan deze phenakistiscoop de verbaasde burgers het "fantastische" van beelden in beweging tonen. Een gebeurtenis zonder voorgaande.
De phenakistiscoop bestaat uit een houder met daarop gemonteerd een ronde schijf met een aantal lichtjes verschillende tekeningen, gescheiden door smalle spleten. Laat men de schijf voor een spiegel draaien en bekijkt men door de voorbijkomende spleten de reflectie van de opeenvolgende beelden, dan ziet men een beweging ontstaan.
Uit het doctoraat van Joseph Plateau ontstaat de anorthoscoop, die echter nooit zo'n groot commercieel succes zal worden als de phenakistiscoop. Een anorthoscoopschijf is een vervormde tekening die, als ze samen draaiend met een sluiterschijf (schijf met spleten) op de correcte wijze bekeken wordt, een onvervormd maar stilstaand beeld reconstrueert.
Joseph Plateau verrichtte voorts fundamenteel onderzoek naar het gedrag van dunne vloeistofvliezen en naar de visuele waarneming van kleuren. Ook dit veel minder bekende aspect van Plateau komt ruim aan bod in de tentoonstelling.
De grootste fysici uit die tijd behoorden tot zijn kennissenkring. In 1843 wordt Plateau langzaam volledig blind, niet rechtstreeks als gevolg van zijn experiment in 1829, waarbij hij 25 seconden recht in de zon keek, maar als gevolg van een oogontsteking. Veertig jaar zou hij nog de leiding hebben bij tientallen experimenten, die hij laat uitvoeren door zijn vrienden, collega's en familie.
Plateau was ook een uitstekend en innoverend lesgever. Hij creëerde voor de Gentse universiteit het "Cabinet de Physique", dat op Europees niveau tot het beste behoorde van wat er rond 1840 bestond.
Het allereerste filmpje zijn gewoon de arbeiders van de fabriek Lumière als die door de poort naar huis terugkeren. "La sortie des usines Lumière" is op 10 november 1895 voor beperkte kring (o.a. burgemeester Buls) reeds te zien in Brussel, eveneens dankzij een Gentenaar, Amand Goderus. De eerste publieke vertoning vindt echter plaats op 1 maart 1896 in de redactielokalen van het progressief-liberale blad "La Chronique" in de huidige "Galerie du Roi".
De eerste publieke filmvertoning in Vlaanderen, eind oktober 1896 (georganiseerd door de Parijse fotograaf Pirou) vond plaats in de zaal boven de hoofdingang van het Nieuwe Circus in Gent. Slechts een beperkt clubje kwam erop af. Maar amper een maand later was dat al helemaal anders toen de gebroeders Lumière in hoogsteigen persoon een vertoning kwamen geven in diezelfde zaal van La Photographie Animée par le Cinématographe.
Datzelfde jaar nog draait een cineast van Lumière (Alexandre Promio) de eerste documentaire beelden van Brussel en Antwerpen, met het oog op vertoningen op de Wereldtentoonstelling van Tervuren. Daar had normaal ook een film moeten vertoond geweest zijn over Kongo, maar dat project was mislukt. Men filmde dan maar de zwarten die daar werden "tentoongesteld". Dat gebeurde in opdracht van de eerste Belgische "producer", de ondernemer Charles Belot, maar zijn films zijn verloren gegaan.
Het nieuwe medium kende onmiddellijk een groot succes: in 1898 waren er reeds voorstellingen op de Antwerpse Sinksenfoor en een openluchtfestival in Leuven in 1903 trok 20.000 belangstellenden. Een jaar later waren er in Blankenberge 15.000 toeschouwers. De getoonde kortfilms waren enerzijds lachfilmpjes, maar anderzijds reeds "Het leven en de passie van Jezus Christus" en "Willem Tell". In 1904 werd in Brussel de eerste "concert-bierhuis-bioscoop" opgericht door Louis Van Goitsenhoven. Het Théâtre du Cinématoscope bevond zich op de Noorderlaan, waar zich op dit moment de Marivaux bevindt.
De eersten die in onze contreien op de idee kwamen om met een cinematograaf de kermissen af te dweilen waren de gebroeders Willy en Albert Alberts uit Breda. Zij zaten immers al in de kermisstiel, maar waren niet te beroerd zich bij te scholen in de filmbusiness. Zo is de eerste Nederlandse film van hun hand, "Ongeval van een Frans heertje zonder pantalon te Zandvoort" (1905). Twee jaar later volgde hun eerste Belgische fictiefilm, "Les deux vagabonds à Namur".
Een andere bekende foorkramer/filmer was Wilhelm Krüger. Hij verloor echter de strijd omdat in 1902 zijn barak volledig uitbrandde (iets wat vaker gebeurde in die beginperiode toen men met erg brandbare pellicule werkte). Hij ontving van de stad Antwerpen 500 frank als compensatie en investeerde deze in de eerste échte Antwerpse cinema, Cinema Krüger, in 1907 op de hoek van De Keyserlei en de Appelmansstraat, waar ooit nog burgemeester Jan Van Rijswijck had gewoond. Krüger was echter ongeletterd en liet zich geregeld in de doeken doen. Toen hij op de fles ging nam de Franse firma Pathé zijn zaal over en herdoopte ze in Ciné Pathé.
In het prille bioscoopmilieu kan men de firma ‘Pathé-Frères’ inderdaad niet onvermeld laten. In België richtte Pathé met Franse en Belgische aandeelhouders de naamloze vennootschap ‘La Belge Cinéma’ op om zowel de distributie als exploitatie van hun films te controleren. ‘La Belge Cinéma’ was vanaf 1908 zowel de verkoper van films en filmapparatuur, als bioscoopexploitant van Pathéfilms in België. Een van haar strategiëen was de uitbouw van een netwerk van zalen, waaraan ze op exclusieve basis films verhuurden. Vanaf 1908 lieten de vertegenwoordigers van deze Belgische onderneming ook diverse theaters niet ongemoeid.
Nochtans ging het ook de variété‑ en revuezalen oorspronkelijk goed voor de wind. Toen daarbij de opgang van de film voor meer afwisseling in de programma's zorgde, was het publiek volledig voor deze formule gewonnen. Al snel werd de concurrentie onder de zalen groot en deed men al het mogelijke om de gunst van het publiek te winnen en elkaar de loef af te steken met de laatste nieuwigheden. Reeds in 1902 voegde het Café Arabe aan het Antwerpse Astridplein (de latere Kursaal/Savoy) films toe aan de revuespektakels, hierin gevolgd door de danszalen Rubens, gelegen tegenover de latere bioscoopzaal, en Scala (Agneessensstraat). Een Duitse verkoper wilde met dat doel vooral "films voor mannen" in ons land slijten, zoals "Tanz der Salomé" van Oscar Messter.
Een bericht uit "De Nieuwe Gazet" van 6/6/1907 geeft aan hoe populair zowel het medium film als de variététheaters wel waren: "Zondagavond heeft men meer dan 2000 personen moeten weigeren. Reeds tijdens de middagvertoningen waren er geen voldoende plaatsen meer. Zes politieagenten waren nodig om het toestromend volk in toom te houden."
Zo waren er in juni 1907 in de Antwerpse Scala filmbeelden van de komische zanger Sus Van Aerschot te zien, waarbij het publiek hem synchroon met behulp van een grammofoon op het witte doek kon horen zingen. De producent was de genoemde foorkramer Willem Krüger met zijn Imperial Bio. Krüger zette eveneens de revue, ‘Bruxelles-Scie-Némas’ van Pierre Kok op film, met bekende Belgische acteurs zoals Jeanne Villy, Albert Beauvalle en Fernand Crommelynck. Het publiek vond het een interessant experiment, maar men meende wel dat het daarbij moest blijven, want ze misten het live-effect van de acteurs.
De eerste echte Antwerpse bioscoop was het Théâtre des Variétés aan de Meir (later zaal Roxy, nu de C&A) in 1907. Een zitplaats kostte echter 5 fr. (een staanplaats 0,5 fr.), zodat dit enkel voor de begoede klasse was. Als reactie kwam er in 1908 in de Napelsstraat een cinema voor de dokwerkers. Typisch voor de zeden van die tijd was dat men gratis binnen mocht, maar dat men wel voor tenminste 15 centiemen drank moest verbruiken!
Eind juli 1908 dook ‘La Belge Cinéma’ voor het eerst op in het Gentse Nieuwe Cirkus. Er werd voor de plaatselijke autoriteiten en de pers een gala-avond georganiseerd. Speciale voorstellingen voor plaatselijke verenigingen, prijsverminderingen voor kinderen en steeds nieuwe programma’s zorgden dagelijks voor een gevulde zaal.
In 1909 werd ook het Palais Indien aan de Antwerpse De Keyserlei omgebouwd tot bioscoop door de Franse firma Gaumont. Datzelfde jaar opende de ‘Congo-Cinéma’ haar deuren in Brussel. Belgische cineasten maakten tientallen reportages in de kolonie voor diverse filmexploitanten.
In 1914 richtte de C.A.O. (Centrale voor Arbeiders Opvoeding, van socialistische strekking) een "Kinematografisch Bureel" op, vooral als gevolg van de zware kritiek die Hendrik de Man had op de films waarop de arbeiders verslingerd waren. Naast het artistieke peil moest ook de morele inhoud van de speelfilms in de gaten worden gehouden, vond de Man. Geen films die antisocialistische tendenzen vertoonden of die pornografie, chauvinisme en militarisme aanmoedigden. Ook geen films waarin luxe en rijkdom uitgestald werden als conditio sine qua non voor het geluk of waarin de caritas van de rijke bourgeoisie werd gehuldigd. De Man gaf zelfs de samenstelling van een type-filmavond aan, inclusief de verhouding van de delen (komedie, drama, documentaire...) in aantal meters film. Daarbij was hij wel zo verstandig om het "educatieve" tot de helft van het "ontspannende" te reduceren. Het Bureel was van plan zelf films aan te kopen en te verspreiden, maar door de oorlog is er van die plannen nooit iets terechtgekomen.
In 1917 waren er nochtans wel al 80 filmzalen in Brussel alleen. In de oorlogswinter van 1916-1917 werden er in ons land niet minder dan vijftig miljoen bioscoopticketjes verkocht. Uiteraard meestal voor films van de Duitse bezetter, waarbij vooral Asta Nielsen in films van haar echtgenoot Urban Gad populair was. Als voorbeelden kunnen we "Die Sündes der Väter" en "Die Arme Jenny", allebei uit 1911, citeren. Nochtans zijn dit tranerige melodrama's die steevast slecht aflopen. Toch wist zij door haar vertolking o.a. Paul van Ostayen tot een lyrische verafgoding te bewegen.
Langs katholieke zijde werd er in 1918 in Antwerpen een "Vereniging voor Filmopname" gesticht met de bedoeling "De Leeuw van Vlaanderen" te draaien, maar dat is nooit van de grond gekomen. Zo werd uiteindelijk "Leentje van de zee" in 1928 de eerste Vlaamse film.
Ondertussen had men in België vanaf 1923 reeds veel films gedraaid, waaronder Le mouton noir (De Kempeneer), Gossette (Germaine Dulac), La souriante Madame Beudet (Germaine Dulac), Dans Bruges-la-Morte (Paul Flon), Le carillon d'amour (Jacques de Baroncelli), Les opprimés (Henry Roussel), Coeurs belges (Aimée Navarra) en A la manière de Zorro (Paul Flon).
In september 1927 ontstond er groot ophef omdat katholieke verenigingen erin geslaagd waren om in Wevelgem de vertoning van de film "De naakte vrouw" (naar Georges Bataille) te verbieden. In 1928 richtte Henri Storck in Oostende dan ook de “Club du Cinéma” op (Storck was immers in het Frans opgevoed) om de mensen te laten kennismaken met de films van Sergei Eisenstein, van de Duitse expressionisten, de Franse surrealisten en vooral van de Amerikaanse documentarist Robert Flaherty, die zijn grote voorbeeld zou worden.
Reeds in 1929 werd de eerste Belgische geluidsfilm gedraaid, "La famille Klepkens" van Gaston Schoukens. Henri Storck, die reeds in zijn kinderjaren filmde wat zich afspeelde op het strand van zijn geboortestad Oostende, deed nog eens hetzelfde in zijn eerste professionele film, “Beelden van Oostende”. Het was voor hem de aanleiding om aan het stadsbestuur voor te stellen vanaf het jaar daarop zogenaamde “filmactualiteiten” te draaien. Hij kreeg 0,75 euro per meter film en draaide in twaalf maanden zo'n drieduizend euro bij elkaar. In 1931 draaide hij zijn eerste fictiefilm, “Strandidylle”, die opzien baarde door zijn sensualiteit.
Daarmee kwam hij dus meteen al in conflict met de in 1930 door de socialisten gestemde wet Vandervelde, die erop gericht was de zedelijkheid te beschermen. Aangezien echter juist de betere films onder de banvloek van de censors bleken te vallen, richtte men datzelfde jaar nog de Socialistische Kinemacentrale op (buiten de C.A.O.) met het voornemen om de programmatie in de socialistische bioscopen tot een hoger niveau op te tillen. Het bleef slechts een vrome wens.
In 1934 scharen de socialisten zich zelfs aan de zijde van de katholieken als die de film "Dames" willen verbieden. Het is een typisch Hollywoodiaans musical-product met veel blote meisjesbenen en dat is er voor beide partijen te veel aan.
Ondertussen had Storck samen met Joris Ivens in 1933 de geëngageerde documentaire “Borinage” gedraaid. De film werd in het westen meestal gedwarsboomd, maar was een groot succes in de Sovjetunie. Ook Luis Bunuel werd er zwaar door beïnvloed. In tegenstelling tot Ivens zou Storck nadien geen geëngageerde films meer draaien, hij legde zich meer toe op kunstfilms, zoals over Delvaux, Rubens en in 1985 zelfs nog over Permeke, zijn laatste film (samen met Patrick Conrad).
De eerste Vlaamse klankfilm was "Meisjes in Vrijheid" van de uitgeweken Duitser Fritz Kramp, enkele maanden later gevolgd door "De Witte", beide uit 1934. De vertolking van Jefke Bruyninckx kende hierin zo'n succes dat MGM hem een hoofdrol in "David Copperfield" aanbood, maar Jefke weigerde. Dat was niet ongewoon: Fritz Lang had eveneens aan Henri Storck gevraagd samen met hem naar Hollywood te gaan en deze weigerde ook.
De eerste Belgische kunstfilm is "Het kwade oog" uit 1937, de verfilming van Charles Dekeukeleire van "De vertraagde film" van Herman Teirlinck, een huldegedicht aan de handenarbeid en een evocatie van mystiek en bijgeloof. Grappig is wel dat deze film tot stand is gekomen precies in het jaar dat ons land een handelsverdrag tekende met de Verenigde Staten, waarbij deze beloofden hier fabrieken van Ford en General Motors te bouwen op voorwaarde dat de Belgische overheid de eigen filmindustrie niet zou subsidiëren!
Eigenlijk draaide Edith Kiel (1904-1993) "De Witte", maar de film werd aan de man waarmee ze samenleefde, Jan Vanderheyden, toegeschreven, evenals de rest die erop volgde. Edith Kiel was afkomstig uit de UFA-studio's, waarmee ze had kennisgemaakt dankzij haar klasgenote Lillian Harvey. Als ik me niet vergis, is dat ook de hoofdvertolkster van "Zwei Herzen im Dreivierteltakt", een film uit 1930, waardoor Kiel met Vanderheyden in contact is gekomen. Die importeerde namelijk Duitse films in België en Kiel verkocht hem deze film.
Een jaar later draaiden Vanderheyden-Kiel "Uilenspiegel leeft nog", eveneens naar Ernest Claes, die tevens geldschieter was, al was hij niet tevreden over de verfilming van zijn "Witte". In 1939 draaiden Vanderheyden-Kiel "Een engel van een man" en een jaar later "Janssens en Peeters, dikke vrienden" en "Wit is troef", gevolgd in 1942 door "Antoon, de flierefluiter" waarvoor Felix Timmermans het scenario schreef, 't is te zeggen: hij schreef het hele verhaal op één bladzijde en gaf het aan Kiel om verder uit te werken. Deze flierefluiter haalde toch de filmgeschiedenis omdat hierin de eerste naaktscène uit de Vlaamse filmgeschiedenis voorkomt, namelijk een meisje dat halfnaakt poseert voor een schilder (Antoon zelf allicht).
Maar de successtory was toen al voorbij. "Gelukkig" was er echter de oorlog, waarin het echtpaar Vanderheyden-Kiel de kans zag om het laken naar zich toe te trekken. "Gewoon uit opportunisme," zegt Gisela, de dochter van Edith uit haar eerste huwelijk, "niet uit overtuiging". Maar hoe overtuigingsloos kun je zijn, als zelfs Ernest Claes (toch ook geen onverdachte "witte") omgang begint te vermijden omdat Kiel opzichtig met een hakenkruis loopt te pronken?
Philippe Van Meerbeeck (maker van een documentaire over het paar) in Knack Agenda van 12/6/1999: "Tijdens de bezetting werd Vanderheyden door zijn collega's van de Belgische Syndicale Kamer voor Films uitgeroepen tot voorzitter, niet zozeer omwille van zijn kwaliteiten maar voornamelijk omdat hij dankzij zijn Duitse vrouw goede contacten had met de bezetter. Ook de Duitse propagandamachine maakte gretig van hem gebruik. Zelf deed hij ook zijn voordeel, want tijdens de oorlog was 80% van de hier gedraaide films van Duitse makelij en hij was de enige die ze kon verdelen.”
In samenwerking met de Duitse bezetter werd ook "De vlaschaard" (Boleslav Barlog, 1943) gedraaid (Duitse titel: “Wenn die Sonne wieder scheint”), overigens met dezelfde cameraman als voor “De Witte” (Ewald Daub). Stijn Streuvels was hiervoor oorspronkelijk niet te vinden, maar hij werd gepaaid met een Vlaamse versie met de oorspronkelijke titel, met daarin enkele Vlaamse volksliederen door boeren op het veld gezongen en, last but not least, met een cameo-rolletje voor hemzelf. De ideologie van het nazisme schreef wel voor dat christelijke elementen (zoals een kruisteken maken boven het zaaigoed) dienden te worden geschrapt en vooral dat de film een positief einde moest hebben. In plaats van zijn zoon dood te slaan, verzoent boer Vermeulen zich dus op Louis’ ziekbed met zijn zoon en zelfs met diens oorspronkelijk ongewenst lief Schellebelle. Men mag er dus van uitgaan dat Louis en Schellebelle uiteindelijk de vlasakker zullen beheren en “de toekomst lacht hen toe” (“die Sonne scheint wieder”). Het dient wel gezegd dat Stijn Streuvels, in tegenstelling tot zijn confraters Felix Timmermans en Ernest Claes, niet is ingegaan op het “verzoek” van de bezetter om in Duitsland “een filmcursus” te gaan volgen. Zelfs op de première van de Vlaamse versie in Gent bleef hij afwezig. (*)
De eerste Vlaamse film die na de oorlog werd gedraaid (1945) was "Baas Gansendonck", geschreven, geregisseerd en geproduceerd door Gaston Ariën (1907-1988), de stichter van de Philharmonie van Antwerpen en het Internationaal Theaterfestival van Antwerpen, die tijdens de oorlog in de filmbusiness actief was als productieleider bij het dubben van Duitse films. Robert Marcel (pseudoniem voor Robert Houtmans, 1900-1987) speelde het legendarische personage dat werd gecreëerd door Hendrik Conscience en Luc Philips was zijn knecht Kobe. Het was echter een commerciële flop en Ariëns keerde terug naar zijn andere activiteiten.
In 1946 draaide Jan Van Roy (1927-1988) "God schiep de mens", een neorealistisch drama dat als de voorloper van het minimalisme kon worden bestempeld en dus uiteraard flopte dat het geen aard had. Twintig jaar lang zou Van Roy in alle eenzaamheid aan de opvolger werken, het autobiografische "De grote eenzaamheid". Dan nog geraakt hij niet klaar met het geluid. In 1987 wordt daarvoor een afwerkingspremie aangevraagd bij de selectiecommissie, maar nog voor de uitspraak sterft Van Roy "in grote eenzaamheid"...
Na de oorlog had Vanderheyden nattigheid gevoeld en was gaan lopen naar Berlijn. Toen hij in 1949 terugkwam, werd hij eerst tot dertien jaar, en in beroep tot tien jaar gevangenis veroordeeld waarvan hij er drie effectief heeft uitgezeten. Weer vrij was hij een geruïneerd en gebroken man, en vroegere vrienden als Ernest Claes, die zelf door het gerecht werd lastiggevallen maar de dans kon ontspringen, lieten hem vallen als een baksteen.
Edith Kiel probeerde wel scenario's te schrijven voor Duitse films, maar die werden nooit verfilmd. Wel kwam zij nu meer op de voorgrond. Voordien opereerde ze nog in de schaduw van Vanderheyden, maar na de oorlog stonden alle films op haar naam en verdeelde zij ze ook. Logisch, want Vanderheyden was zijn burgerrechten kwijt en mocht dus geen firma meer leiden. Pikant detail: na de oorlog richt Kiel met de hulp van joodse geldschieters de Antwerpse Film Onderneming (AFO) op. Ze pikte de succesformule van de volkse films weer op en deed haar bedrijfje de volgende tien jaar als een goed geoliede filmmachine draaien. Zonder overheidssteun was ze dag en nacht in de weer, en monteerde vaak zelfs tot op de avond van de première. Eén keer startte een film zelfs zonder dat de laatste bobijn klaar was, een mislukte gok die weliswaar door het enthousiaste premièrepubliek op applaus onthaald werd. Pionierstijden die je nu niet meer voor mogelijk houdt.
De jonge wolven uit de opkomende flimindustrie keken niet bepaald positief tegen Kiel aan. Kiel had dan ook overal een vinger in de pap te brokken. Toen in 1952 de zogenaamde taxatie‑maatregel werd uitgevaardigd (waarbij de 'vermakelijkheidsbelasting' aan de maker en verdeler werd teruggebetaald), was Kiel de eerste om daarvan te profiteren.
Antwerpen was op dat moment (in 1949 om precies te zijn) overigens de stad met het meeste cinema's ter wereld! Ene Arnold Frank draaide zowaar de eerste "clips" met Vlaamse schlagers die als voorprogramma werden gespeeld om de verkoop te bevorderen. Eén van die vedetten, die zelfs in de Verenigde Staten doorstootte, was Pola Cortez (1911-1990), alias Rosa Cortens. Ze trad ook op in verscheidene Vlaamse films van het duo Vanderheyden-Kiel, zoals "Alleen voor u" (1935), "Uilenspiegel leeft nog" (1935), "Drie flinke kerels" (1938) en "Rendez-vous in het paradijs" (1957).
In de jaren vijftig waren er hier te lande nog andere komische films in dat genre, zoals "Ah! Qu'il fait bon chez vous" van Emile-Georges de Meyst met Bobbejaan Schoepen (1950), “Het banket van de smokkelaars” van Henri Storck (1951), "'t Is wreed in de wereld" en "De roof van Hop-Marianneke" van Joris Diels (1954), maar voor ons, leerlingen op katholieke scholen, waren er vooral de documentaires over Belgisch Congo van pater André Cornil (in samenwerking met Caltex). Zo konden we eindelijk ook eens blote tieten zien! Cornil draaide ook speelfilms die enkel voor de lokale bevolking bedoeld waren ("Au bord de l'abime", 1954, "Terre d'espoir", 1955, en "Le bonheur est sous mon toit", 1956). Een andere pater Albert Van Aelst draaide met Mata-Mata en Pili-Pili zelfs een soort van zwarte "dikke en dunne".
In 1956 debuteerde Jef Bruyninckx, die bij Edith Kiel het vak van monteur had geleerd (en dat voornamelijk te gelde maakte als inkorter van B-films die als voorfilm moesten dienen), als regisseur met "De klucht van de brave moordenaar" naar het toneelstuk van Jos Janssen, datzelfde jaar nog gevolgd door "Vuur, liefde en vitaminen" met Charles Janssens, Julien Schoenaerts, Romain Deconinck, Gaston Vandermeulen, Co Flower en Dora Van der Groen. Dat jaar was er ook "Boevenprinses" van Edith Kiel met de Woodpeckers.
In 1957 draaide Bruyninckx "Wat doen we met de liefde" met Wies Andersen en de Woodpeckers. In 1958 situeerde hij "Het geluk komt morgen" in het decor van de Expo. Datzelfde jaar draaide hij ook zijn laatste film "Vrijgezel met veertig kinderen" met Bob Davidse als Nonkel Bob. Ter gelegenheid van de Expo draait Edith Kiel ook haar eerste (en enige) ernstige film "Het meisje en de Madonna", voorbestemd om een flop te worden, zodat ze terugkeert naar wat ze wél kan.
Een jaar later debuteerde Gaston Berghmans zowaar met een "gewaagde" kusscène met zangeres Frieda Linzi in "Een zonde waard" van het duo Vanderheyden-Kiel. Maar toen was het eigenlijk al afgelopen. Er was al televisie vanaf 1953, maar het is vooral sinds de verslagen vanop de Expo '58 dat het medium qua populariteit de film begon te verdringen. Bovendien werden de films van Kiel niet gedraaid op de televisie. Volgens haar had dit te maken met een incident dat teruggaat op 1952. Toen werd de film "Uit hetzelfde nest" zeer negatief gerecenseerd in de Gazet van Antwerpen. Vanderheyden was goed bevriend met Leon Van Dijck van Bell Telephone en deze belde woedend naar de hoofdredactie, zodat de redacteur werd ontslagen. Dat was dan Joz.Van Liempt die lange tijd de filmprogrammatie bij het NIR zou bepalen. Van Liempt is ook de vader van het subsidiëringssysteem dat vanaf 1964 is ingevoerd en dat eigenlijk tegen de volkse films van Kiel en c° wou ingaan.
Vanderheyden was overigens al in 1961 gestorven en Edith kon niet zonder Jan. Ze maakte nog één film ("De stille genieter" met The Woodpeckers, losweg gebaseerd op "The apartment" van Billy Wilder, zoals ze "De duivel te slim" al had gebaseerd op "Some like it hot" en "Min of meer" op de Don Camillo-films) en stopte dan. Volgens haar eigen zeggen (in "De Andere Sinema" van 8 april 1986) vooral omdat de cinema-uitbaters de boel beduvelden. Zo werden bijna al haar films zogezegd slecht ontvangen, terwijl kennissen die erheen wilden, getuigden dat ze niet binnen konden omdat de zalen uitverkocht waren!
Intussen was er op televisie wel "Schipper naast Mathilde" dat in feite op hetzelfde stramien als Kiels films was gebouwd. Ze hield zich nog wat bezig met de verdeling van de oude films en overleed zelf in 1994. (Tussen haakjes de interviewers van het “linkse” Andere Sinema laten zich door haar vakkundig in de doekjes doen wat de oorlogsperiode betreft. Ongetwijfeld hadden zij geen weet van het geparadeer met hakenkruisen!)
Een andere belangrijke filmcriticus was toen Johan Daisne, al was Daisne volgens Michel Apers van het Filmmuseum eerder vol lof over een smartlappenfilm en ergerde hij zich over existentialistische of contestatiefilms. Veelzeggend is een overdruk uit het reeds lang ter ziele gegane weekblad Cinema met als titel "Bergman of... Barabas". Daarnaast was Daisne, steeds volgens Apers, wel tolerant tegenover homofiele relaties. Vooral "Thérèse en Isabelle" van Radley Metzger uit 1966 vond hij een meesterwerk, wat des te merkwaardiger was omdat zijn eerste vrouw hem heeft verlaten voor een andere vrouw.
In 1965 debuteert André Delvaux, die al even verkeerdelijk wordt aangezien als « the man to have put Belgian cinema on the map » zoals Ronald Bergan betoogt in zijn in memoriam in The Guardian (8/10/02), met de verfilming van een boek van Daisne, “De man die zijn haar kort liet knippen”.
Een jaar eerder was ook de eerste Vlaamse film uitgekomen die gedraaid werd met een subsidie van de in 1964 opgerichte "selectiecommissie voor Nederlandstalige Culturele Films". Het is "Y manana?" van Emil Degelin, een ietwat surrealistische prent over een Antwerpse politieagent (Jacques Dufilho) die tijdens een vakantie aan de Spaanse kust zowaar inzicht krijgt in de consumptiemaatschappij.
In 1968 is er “Monsieur Hawarden”, het opvallende debuut van de Antwerpse cineast Harry Kümel en uiteraard gebaseerd op de novelle van Filip De Pillecijn, die zich op zijn beurt liet inspireren door een fait divers. Rond 1870 vestigde een raadselachtige edelman, Monsieur Hawarden, zich met zijn dienstmeid in een Ardens dorpje. In werkelijkheid is Hawarden een jonge aristocrate, die na een passionele moord op de vlucht sloeg en zich, verkleed als man, verschool in een afgelegen dorp. (**)
Deze sfeervolle en subtiele karakterstudie werd gedraaid in de buurt van Tongeren, Spa en Malmédy. Het budget van Monsieur Hawarden, een Belgisch‑Nederlandse coproductie, bedroeg zeven miljoen Bef. Wegens distributieproblemen bleef de film aanvankelijk een jaar in de kast liggen. Alhoewel Monsieur Hawarden uiteindelijk toch zeer goed werd onthaald, is hij nog maar zelden te bekijken. Kümel droeg zijn film op aan die andere meester van de seksuele ambiguiteit, Josef von Sternberg.
Nog in 1968 verscheen "Princess", de enige langspeelfilm van Antwerpenaar Herman Wuyts (1927-1986), die twee jaar daarvoor nog de camera had gehanteerd voor "Het Afscheid" en "De Vijanden". Aangezien de film flopte, keerde Wuyts terug naar zijn vaste werkgever, de Vlaamse televisie.
In de jaren zestig krijgen we ook de eerste (in speciale zalen gereleaste) seksfilms, meestal van cineasten die zich achter indrukwekkende pseudoniemen verscholen als Francis Truffart (Christian Mesnil), John Cannon (Maarten Pliester), William Jackson (Theo Baert), Guy Jack of Yve Coste (tweemaal Guy Gibert), Peter Knight (Pierre Chevalier) of Harry M.Love (Leon Paul de Bruyn). "Pandore" van de Antwerpenaar Guy J.Nys had in de hoofdrol zijn vrouw Diane Dee en... Rik Van Steenbergen (1969). Zelfs James P.Johnson (eigenlijk de Spanjaard Jess Franco) was in ons land actief. "La comtesse noire" over een gravin die jong blijft dankzij vers sperma, maar afgaande op de foto's ook geen meisjes versmaadt, wordt als zijn beste productie beschouwd. Er bestaan trouwens per land verschillende versies van al deze films, afhankelijk van de plaatselijke wetgeving. Zo heet de Engelse versie "The bare-breasted countess" (eigenlijk een duidelijker titel, want het "noire" slaat niet op de huidskleur, maar wel op het haar, of zelfs eerder symbolisch op het geheel).
Ook William Russel (eigenlijk Gilbert Roussel) maakte een merkwaardige film: "Les avontures galantes de Zorro" (1972), waarin stukken van bestaande Zorrofilms worden aangevuld met zelfgedraaide pikante scènes.
Met "Mira of de teleurgang van de Waterhoek" wordt een belangrijke pagina geschreven in de geschiedenis van de Vlaamse film. Het is de eerste grote coproductie met Nederland (regisseur Fons Rademakers; scenario Hugo Claus), wat tegelijk ook inhoudt dat men niet te nauw mag kijken op het Hollandse Streuveliaanse taalgebruik van hoofdvertolkster Willeke van Ammelrooy en zelfs van niemand minder dan Freek De Jonghe die een belangrijke bijrol vertolkt als Lampernisse. De Vlaamse hoofdvertolkers zijn Carlos Van Lanckere als Broeke, Luc Ponette als mijnheer Maurice, Roger Bolders als Sieper, Mart Gevers als Manse, Charles Janssens als Snoek en natuurlijk Jan Decleir als Lander. De muziek is van Georges Delerue.
In "De dood van een non" speelde Nellie Rosiers de hoofdrol. Haar "five minutes of fame" haalde ze echter eerder in de TV-reeks "De collega's" als de directiesecretaresse "Mireille-maasje". Ze werd uit deze serie geschreven omdat ze zogezegd in een secte zou gaan en als ik me niet vergis is er ook in de werkelijkheid zoiets gebeurd. Pas in 1998 duikt ze terug op als echtgenote van Luc Lotigiers, de vader van Helmut Lotti.
In het begin van de jaren zeventig draaide Roland Verhavert "De Loteling": "Daags na het beëindigen van de opnamen werd de Nederlandse hoofdrolspeelster Ansje Beentjes ernstig ziek. Ze kreeg een verlamming die een jaar heeft aangesleept. Magda Lesage heeft toen in haar plaats de na-synchronisatie gedaan." (Het Nieuwsblad 29/6/1995)
Daarna volgde "Pallieter" naar een scenario van Hugo Claus en "pas" in 1989 "Boerenpsalm", de boerenfilm to end all boerenfilms volgens Patrick Duynslaegher, waarin Fientje wordt gespeeld door "dictie-diva Magda Lesage die na elke nieuwe film van naam verandert - wie er een heeft gezien begrijpt waarom." (Knack 22/3/1989)
"Het Verloren paradijs" van Harry Kümel stamt uit 1978. Verhavert over Kümel: "Wie in mijn ogen met kop en schouders boven de rest uitsteekt, is Harry Kümel. Hij is zonder twijfel de meest getalenteerde van al onze cineasten. Harry heeft links en rechts wel eens een prijs gekregen, maar in feite is hij al die jaren te weinig geapprecieerd." (Het Nieuwsblad 29/6/1995)
"Een Vrouw tussen Hond en Wolf" van André Delvaux (1925-2002) viel niet in de prijzen in Cannes in 1979. Raoul Servais kreeg echter de Gouden Palm voor zijn animatiepareltje "Harpya", in tegenstelling dan weer tot "The missing link" van Picha. In 1980 volgde "De Witte" (Robbe De Hert), in 1983 "De Leeuw van Vlaanderen (Hugo Claus)" en in 1986 "Het gezin Van Paemel" (Paul Cammermans).
In Cannes wordt de competitie voor de korte animatiefilm enkele jaren later gewonnen door "Vol Van Gratie" van onze Oscar‑winnende Nicole Van Goethem. Het schandaal van Cannes is echter het travestie en opera‑melodrama "Mascara" van Patrick Conrad. "Het dagboek van een oude dwaas" van Lili Rademakers en "Les noces barbares" van Marion Hänsel stuiten op onverschilligheid. "Noce en Galilée" van Michel Khleifi (een Palestijn die sedert 1970 in ons land woont) wordt echter zeer goed ontvangen, maar niet door joden en arabieren, die het erover eens zijn dat het porno is.
In 1987 is er "Hector" van Stijn Coninx, "L'Oeuvre au Noir" van André Delvaux en "Le maître de musique" van Gérard Corbiau, het debuut van een RTBF-filmer. Joachim (José Van Dam) leidt hierin Sophie (Anne Roussel) en Jean (Philippe Volter) op tot volwaardige zangers (al wordt het zingen zelf respectievelijk door Dinah Bryant en Jérôme Pruett gedaan). Roussel is het nichtje van zijn beste vriend François (Johan Leysen), terwijl hij Volter heeft "ontdekt" als zakkenroller. Deze zal een duel moeten uitvechten (eigenlijk "uitzingen") met Arcas (Marc Schreiber), de leerling van Joachims concurrent de prins Scotti (Patrick Bauchau). Daarnaast is er ook nog Sylvie Fennec als Estelle, de vriendin van Joachim. De fotografie is van Walther Vanden Ende.
In 1989 mocht Dominique Deruddere zijn "Wait until spring, Bandini" zowaar in Hollywood gaan verfilmen. Hij was daarmee echter zeker niet de eerste Belg. In 1981 had Jean-Claude Tramont er reeds de komedie "All night long" met Gene Hackman en Barbra Streisand gedraaid. In 1973 had hij ook het scenario geschreven voor "Ash Wednesday" met Elizabeth Taylor, Henry Fonda en Helmut Berger. Tussendoor draaide hij in 1977 "Le point de mire" met Annie Girardot en Jacques Dutronc. Hij stierf in Los Angeles eind 1996. Hij was toen 66 jaar.
"Daens" was de eerste Vlaamse film die in aanmerking kwam voor de oscar als beste buitenlandse film, nadat in 1988 wel "Le maître de musique" werd genomineerd en in 1970 "Paix sur les Champs", de verfilming van een roman van Marie Gevers over een soort Romeo & Julia-romance op het platteland. En natuurlijk was er "A Greek Tragedy" van Nicole Van Goethem die reeds een oscar heeft gekregen, maar dan als korte animatiefilm. Het was er op dat moment niet meer aan te zien, maar Nicole Van Goethem startte in de jaren zestig als mannequin bij modeontwerpster Ann Salens.
"Onze" Walter Van Den Ende, een fabuleuze cameraman, draaide in Frankrijk "Le joueur de violon" van Charlie Van Damme met Richard Berry en Inès de Medeiros. De film werd als "Belgische" film in Cannes gepresenteerd, misschien omdat hij min of meer als Belgenmop werd ontvangen? Dan was "La partie d'échecs" van Yves Hanchar toch andere kost. Die won zowel de Gulden Spoor Prijs voor de beste film als de George Delerue Award voor de beste muziek op het filmfestival in Gent.
Een roadmovie met flink wat geweld (zij het dan in de "onderhuidse" betekenis: m.a.w. een dreigende atmosfeer, niet zozeer het uitsmeren van ketchup) was "Delusion" van Carl Colpaert. Deze Vlaming die in Hollywood filmschool heeft gelopen, heeft weliswaar de techniek onder de knie, maar toch mist zijn film stijl en vooral snelheid en een boeiend plot. Dit laatste is eigenlijk onvergeeflijk als je van de Hollywood-school komt.
In 1986 debuteert Dirk Impens als filmproducent, nadat hij van '81 tot '85 manager was geweest van de Nieuwe Scène. Zijn eersteling is "Congo Express", geregisseerd door Armand De Hesselle en Luc Gubbels. Datzelfde jaar neemt hij ook nog "Crazy love" voor zijn rekening en een jaar later "Hector". In 1988 stond hij aan de wieg van Independent Productions, waarvoor hij "Blueberry Hill" produceerde. Harry Kümel draait "Eline Vere", maar is niet tevreden met het resultaat: "De triestigste ervaring uit mijn leven. Ondanks alle problemen, zoals opgedrongen casting en noem maar op, had dit mijn grootste film kunnen worden. Maar men heeft hem verknipt. Ik zag dat monument in gruizelementen vergaan en ik stond machteloos." (Het Nieuwsblad, 13/6/1995) Ook de filmmuziek van Laurens Van Rooyen is helemaal niet naar de zin van Kümel.
De tweede film van Gérard Corbiau, "L'année de l'éveil" uit 1990, is een zogenaamde rite de passage-film gebaseerd op een autobiografische roman van Charles Juliet die door de lezeressen van "Elle" als beste roman van 1989 werd uitgeroepen. Corbiau noemde het hoofdpersonage François als hulde aan François Truffaut. De film vertoont inderdaad veel overeenkomsten met de werken waarin Truffaut aan de hand van acteur Jean-Pierre Léaud zijn eigen jeugd beschrijft.
In 1991 draaide de Nederlander Klaas Rusticus "Elias" met Brikke Smets, Jimmy de Koning, Lotte Pinoy, Bien De Moor en Viviane De Muynck.
De Plateauprijzen op het Gentse Filmfestival leveren gewoonlijk geen verrassing op. Aangezien er gewoonlijk maar één goede Belgische film per jaar wordt uitgebracht, gaat die gewoontegetrouw met àlles lopen. In 1992 was dat "Toto le Héros" van Jaco Van Dormael (°Elsene, 1957). Het is het verhaal van een zekere Thomas (gespeeld door Michel Bouquet) die zijn hele leven knorrig afgunstig is geweest op een meer gefortuneerde leeftijdsgenoot en die hij nu in het licht van de eeuwigheid als "heldendaad" wil afschieten. In flashback zien we de Vlaming Jo De Backer als de jonge Toto.
In Cannes won Van Dormael de prestigieuze "Caméra d'or" voor een debutant. Hij heeft wel de meest voorkomende fout van debutanten gemaakt: in deze eerste film heeft hij dadelijk àlles willen stoppen. Voor de selectieheer Pierre-Henri Deleau deed hij echter aan "La vie est un long fleuve tranquille" van Etienne Chatiliez denken. De (vermoedelijke) verwisseling van twee baby's bij de geboorte is inderdaad identiek. Verder is Toto echter gelukkig niet zo vulgair, maar helaas ook niet zo geestig. Hij hield er ook de Cavensprijs 1991 aan over. Dat is natuurlijk allemaal erg mooi, maar dat betekent allemaal niks in vergelijking met het feit dat Salma Hayek "Toto" haar lievelingsfilm noemt. Als ik Van Dormael was, dan wist ik wel wat gedaan!
In 1992 ging de Cavensprijs naar "C'est arrivé" près de chez vous" van Belvaux, Bonzel en Poelvoorde vóór "Daens", wat o.a. Maggy De Pooter terecht boos maakte. "C'est arrivé" kreeg eveneens de Caméra d'Or voor de beste debuutfilm in Cannes en werd ook genomineerd voor de Félix van de jonge Europese film van het jaar. Kortom, het was een hele sensatie in Frankrijk, maar het deed me plezier dat alleen de goeie ouwe "L'Humanité" zich hiertegen verzette. Allé, en "Le Monde" ook.
"Daens" daarentegen was de eerste eigen productie van Dirk Impens en zijn eigen firma Favourite Films. De nieuwe onderscheiding op het Gentse Filmfestival voor de "beste Belgische tv-film" ging heel terecht naar "Dierbaar" van Jean-Pierre De Decker. Deze twee Belgen kwamen hun prijs eigenhandig afhalen, wat van de buitenlanders niet kan worden gezegd. Het Filmgebeuren is best een leuk filmfestival (bijna 50.000 tickets voor 105 films), maar die Cannes- of Hollywood-imitatie kan men nooit waarmaken en zou men dus eigenlijk beter achterwege laten.
Marc Didden (°1949) draaide na "Brussels by night" (1983), "Istanbul" (1985) en "Sailors don't cry" (1988) begin 1993 de komedie "Mannen maken plannen". Met François Beukelaers (uiteraard), Gene Bervoets (uitstekend in "Spoorloos"), Caroline Rottiers, Els Helewaut (hun respectievelijke vriendinnen in de film), Eva Maes (als dochter van "schrijver" Beukelaers) en natuurlijk ook weer Amid Chakir. De film viel als een steen. In 1995 debuteerde Marc Didden als romanschrijver met "Liefde is doof" (Houtekiet).
In 1994 kreeg Erwin Provoost twintig miljoen van de Vlaamse gemeenschap voor... "Max", de film met, rond en over Jacques Vermeire. En zo pakte Dirk Impens ernaast, al maakte die wel de enorme blunder om, allicht op het élan van "Daens", met niet minder dan drie projecten tegelijk om subsidies te komen bedelen: "Brylcreem boulevard" (of "Blueberry Hill II"), "Tijl Uylenspiegel" (een project waarbij de namen van Stijn Coninx en Hugo Claus al zijn gevallen, maar dat nog altijd niet gerealiseerd is) en "Manneke Pis" (die een jaar later wél in de prijzen zal vallen).
Later dat jaar kreeg de commissie een nieuwe samenstelling. Ze bestond voortaan uit Jan Temmerman, Godfried Van de Perre, An Rocour, Jo Daems (voorzitter), Mario Verstraete, Jean-Louis Bru, Jean-Pierre Dewael, Gie Mateusen, Frans Puttemans, Freddy Sartor, Robert Vrielynck en Jef Elbers, die anderzijds in de Raad van Beheer van de BRTN in juni 1995 wel werd vervangen door Mark Joris.
In de marge van het Gentse Filmgebeuren 1994 werd de oprichting bekendgemaakt van een Vlaams Filminstituut. In navolging van het Britse en Deense Filminstituut, wil men alle geledingen van het filmberoep samenbrengen en een einde maken aan de huidige versnippering. Beroepsmensen uit alle geledingen van de film, kunnen lid worden van het instituut. Inlichtingen: Vlaams Filminstituut, Aarlenstraat 75-77, 1040 Brussel.
Begin december 1994 werden de jaarlijkse Plateauprijzen uitgereikt. Dat gebeurde voor het eerst in het Kursaal van Oostende i.p.v. tijdens het Gentse Filmfestival, maar het bleef een zielig feestje tot meerdere eer en glorie van Jacques Dubrulle. Traditiegetrouw werden drie films voor zowat alles genomineerd, maar terwijl "La vie sexuelle des Belges" van Jan Bucquoy buiten de prijzen viel, net als "Mina Tannenbaum" (wat alleen de lachlust opwekte: niemand bleek deze film te hebben gezien), sleepte "Just Friends" traditiegetrouw (daarmee bedoelen we: elk jaar is er één film die alles wint) alle prijzen binnen. Dus: beste film, beste regisseur (Marc-Henri Wajnberg) en beste hoofdacteur, ook al zei Robbe De Hert dat hij Josse De Pauw niet kon uitstaan. "La vie sexuelle" kreeg een week later de André Cavens-prijs van de UFK, maar dat was géén revanche, want aangezien deze prijs de actualiteit korter op de voet volgt, was "Just friends" in 1993 reeds bekroond. Het was dus totaal ten onrechte dat Bucquoy hier "Farinelli" van Gérard Corbiau klopte. Sélim Sasson had dit nochtans (met enig chauvinisme, maar misschien toch wel terecht) de beste Belgische film aller tijden genoemd.
Nog traditiegetrouw ging de publieksprijs naar een film die de critici niet kunnen luchten: "Ad fundum" van Eric Van Looy. Net zoals zovele anderen kwam Van Looy trouwens zijn prijs niet afhalen. "Ad fundum" werd op maat gemaakt voor het doelpubliek, met wat gratuïte seks en helaas ook een "weggegeven" slot. En met Martin De Rijck op de aftiteling als bankier. Komt dat tegen! Marc Punt heeft het scenario geschreven. Tom Van Landuyt en Margot Van Dooren spelen de hoofdrol in een verhaal rond een studentendoop die op een dramatische wijze uit de hand loopt.
Als beste actrice werd de 16-jarige Sandrine Blancke uitgekozen voor een klein rolletje in de Franse film "Le fils du requin". Henri Storck (1907-1999) kreeg n.a.v. zijn carrière zowaar een gouden horloge (zoals Vuile Mong in "Het Apekot" zingt), terwijl John Hurt een prijs kreeg omdat hij toevallig in de buurt was en de Fransman Jean-Claude Petit voor zijn muziek voor "Cyrano de Bergerac", muziek die werd uitgevoerd door het Nieuw Vlaams Symfonieorkest o.l.v. Dirk Brossé. Het enige aangrijpende moment was de sterfscène van de pas overleden Romain De Coninck uit "Koko Flanel". Ze hadden ook nog de sterfscène van Rudy Van Vlaenderen uit "Het verdriet van België" kunnen nemen...
Geld van de Vlaamse Gemeenschap was er voor een Nederlandse film, "Antonia" van Marleen Gorris met Willeke van Ammelrooy, Jan Decleir en Els Dottermans (16,2 miljoen) en zelfs voor een Britse film, "The Passion of Darkly Noon" van Philip Ridley (9,6 miljoen). En eindelijk mocht Robbe De Hert, die enkele jongeren begeleidde voor "Elixir d'Anvers", ook eens langs de kassa passeren: hij kreeg hiervoor 18,5 miljoen, maar niet alleen voor hemzelf uiteraard!
Stephen Rea (opmerkelijk als Jo Clauwaert in "Prêt-à-porter") speelt de hoofdrol in "Between the devil and the deep blue sea" van Marion Hänsel, een film die in competitie heeft deelgenomen aan het Festival van Cannes.
Omdat Jan Verheyen in Hollywood zat voor “The little death”, verfilmde zijn vennoot Marc Punt zelf zijn eigen scenario "She Good Fighter". Een exploitation movie over een meisje dat, pas ontslagen uit de gevangenis, opnieuw van een misdaad wordt beschuldigd en op de vlucht slaat. Dagmar Liekens is zeker geen "groot talent", maar ze oogt mooi en stelt zich bescheiden op t.o.v. haar mannelijke tegenspelers die haar van het scherm zouden kunnen spelen, als ze dat zouden willen (Tom Van Landuyt, Stany Crets, zelfs Gaston Berghmans). Sophie Winters daarentegen is een stuk onbenul dat de eigenlijke incarnatie van de film is: vulgair, stom en een groot bakkes. "Een film over sterke vrouwen" is de publiciteitsslogan waarmee men dit onding aan de "man" probeert te brengen. "Vrouwen"? "Meisjes", ja! En dan nog eerder snotneuzen. En sterk? Ja, als men spieren met hersens verwart. Iets wat bij Marc Punt duidelijk zelf het geval is. Nee, geef ons dan maar "Taxandria" van Raoul Servais, ook al is dit op zijn terrein eigenlijk ook een mislukking.
In Cannes 1995 kondigde Guy Lee Thys reeds aan dat hij geld zou ontvangen voor het draaien van "Shades" een film over de onmogelijkheid van het draaien van een film over Freddy Horion (de titel slaat uiteraard op z'n beroemde zonnebril, maar ook op "living in the shades").
In Cannes '95 kreeg "Manneken Pis" de "Prix de la Jeunesse" en de "Prix de la semaine de la critique". Het was ook de bedoeling dat "The little death" van Jan Verheyen in Cannes zou worden voorgesteld, maar door productieproblemen raakte die niet tijdig klaar, terwijl Robbe Dehert zijn "Brylcream boulevard" liever opspaarde voor het Gentse Filmfestival. "Manneken Pis" werd niet weerhouden voor de Golden Globes, maar kreeg wel de Cavensprijs van de UFK. Regisseur Frank Van Passel mocht voor de BRTN de vijfdelige reeks "Terug naar Oosterdonk" (naar Guido Van Meir) draaien. Daarna zou Frank Van Passel "Villa des Roses" verfilmen. De Vlaamse regering besliste in december 1995 19 miljoen toe te kennen aan "Gastons oorlog" van Robbe De Hert, 14 miljoen aan "Kongo" van Vincent Rouffaer en 13,5 aan "Diamant", een TV-reeks naar Jef Geeraerts.
Op het Filmfestival van Brussel 1996 was de prijs voor de beste Belgische film voor "Manneke Pis". De beste kortfilm was "Ze kijkt, ze kijkt niet" van Esmeralda Snopek (Gentse Academie voor Schone Kunsten). Verder was er "Lisa" van Jan Keymeulen, die flopte.
Van Belgische kant was er in 1996 "Le huitième jour" van Jaco Van Dormael. Succesmanager Daniel Auteuil ontdekt het geluk via mongool Pascal Duquenne. Samen winnen ze ook de prijs van de beste acteur.
In "la Quinzaine des Réalisateurs" is ook "La promesse" te zien, de derde speelfilm van de Waalse broertjes Jean-Pierre en Luc Dardenne. Een adolescent belooft zijn vader bij te staan in zijn louche werk. Zijn vader is immers een koppelbaas die werkt met illegale immigranten. Als er een dode valt, wordt de jongen geconfronteerd met normen van goed en kwaad. Eigenlijk is het dus een inwijdingsfilm over de bewustwording van een jonge knaap. Alleen is het thema niet toegespitst op seksualiteit, zoals dat meestal het geval is bij initiatiefilms, maar op maatschappelijke verantwoordelijkheid. "La Promesse" kreeg in 1996 dan ook de Prijs van de Sociale Film. Velen vergelijken de film met het werk van Ken Loach, waaraan de regisseurs zeker schatplichtig zijn, maar de "cinéma vérité"-stijl met een camera die met de losse pols wordt bediend, geeft een indruk van slordigheid, die alhoewel ze gewild is, toch ook op de zenuwen kan werken.
"Alles moet weg" naar Tom Lanoye is eindelijk uitgekomen op het einde van 1996. De rechten waren gekocht door Jan Verheyen en oorspronkelijk zou Bart Peeters de hoofdrol vertolken (Tony), terwijl Jan Decleir Andreeke-met-de-Harley-Davidson zou spelen. Maar aangezien alle homoseksuele referenties door producer Daniël Van Avermaet uit het boek zijn gehaald, distantieerde Tom Lanoye zich van de verfilming (en verleende hij ook niet langer zijn medewerking aan de Perschefs). Na een breuk tussen Verheyen en Van Avermaet kwam de film er toch, deze keer zelfs met een scenario van Tom Lanoye en met in de hoofdrollen Stany Crets, Peter Van Den Begin, Bart De Pauw en Jaak Van Assche.
"La Sicilia", een komische roadmovie van Luc Pien in een productie van Kladaradatsch, is na vele problemen klaargekomen, maar een verwezenlijking van zijn droom, zoals geformuleerd in Humo is het zeker niet: "Ik loop al jaren met het idee een documentaire over werkloosheid te draaien, maar ik krijg het niet gefinancierd: iedereen vindt het een schitterend project, maar niemand haalt zijn portefeuille boven. Nu wil ik er een erotische film van maken. Misschien is er dan meer interesse. Ik laat mij inspireren door de Braziliaanse pornofilms. Het is namelijk zo dat er in Brazilië een verbod bestaat op films met een politieke inhoud. Dus maken ze pornofilms, en tussen de standjes door citeren ze Marx." (Dit lijkt een “boutade”, maar dat is het niet, ik heb reeds zo'n film gezien.)
Johan Schotte, de zoon van Flandrien Briek, kondigde aan dat hij een film gaat draaien over Jean-Marie Pfaff. Titel? "A hero from zero". Schotte is als mede-eigenaar van de Amerikaanse productiemaatschappij Rocket Pictures executive producer, de regisseur zou de Pool Andrzej Krakowkski worden. De jeugdjaren van Jean-Marie in Beveren zouden trouwens in Polen worden opgenomen. Verder zou er uiteraard ook in München en Mexico worden gedraaid. Het budget zou 450 miljoen bedragen: meer dan het dubbele van "Daens"! En daar ging het in 1997 fout: een world wide marketing campagne was gepland rond Jean-Marie Pfaff, maar die begon plots excessieve financiële eisen te stellen. Gefluisterd wordt dat hij zichzelf in nesten heeft gewerkt. Ook de aanslag op de bij hem logerende Russische voetballer Kirill Varaxine moet men in dat kader zien. Varaxine kreeg trouwens een aanbieding van Schotte om bij diens Albuquerque Gecos te gaan spelen. Deze Amerikaanse tweede klasseploeg is immers "eigendom" van Schotte en wordt gesponsord door Morres Meubel, waardoor er b.v. een overeenkomst met S.K.Beveren bestaat. Morres Meubel was ook de sponsor van Jean-Marie Pfaff, tot-ie in moeilijkheden geraakte. Schotte denkt naar verluidt z'n film toch nog altijd te kunnen draaien, echter zonder expliciet naar Pfaff te verwijzen. Met de winst wil-ie dan uiteindelijk de lang verwachte Flandrienfilm ter ere van zijn vader te produceren.
Julien Vandevelde draaide in 1999 al een opmerkelijke film over De Opening van het nieuwe Stedelijk Museum voor Actuele Kunst. Hierin schetste hij een portret van Jan Hoet die na 30 jaar vechten eindelijk de collectie hedendaagse kunst in 'zijn' nieuwe museum kon voorstellen. Deze films werd reeds op verschillende televisiezenders en op binnen ‑en buitenlandse filmsfestivals getoond. Ander werk van Vandevelde is onder andere de film “De Laatste Dag”, een portret van Walter De Buck die afscheid neemt van 'zijn' Gentse Feesten. Zeer recent stelde hij ook films voor over de kunstenaars Philippe Vandenberg, Carl De Keyzer en Dirk Braeckman. Deze films werden gemaakt naar aanleiding van diverse tentoonstellingen met werk van deze kunstenaars. Bij die over Carl De Keyzer nam hij ongevraagd ook mezelf op terwijl ik deze fotograaf interviewde. Dit leidde tot een incident.
"Rosetta" is een film van Jean‑Pierre en Luc Dardenne uit 1999, met o.a. Emilie Dequenne, Fabrizio Rongione, Anne Yernaux, Olivier Gourmet. Rosetta woont samen met haar door de drank ondermijnde moeder, in een caravan op een afgelegen trailerpark. Ze heeft er echter alles voor over om, net als iedereen, een "normaal" leven te kunnen leiden. Ze wil niet in hetzelfde zwarte gat terechtkomen als haar moeder. Ze wil haar lot in eigen handen nemen, zich een plaats verwerven in de maatschappij. Ze vecht tegen de armoede en tegen de fysische en psychische aftakeling waarvan haar moeder het symbool is. Ze lijkt hierbij niemand toe te laten in haar leven, ook niet de jonge wafelbakker die haar een baantje bezorgt. Zwaar deprimerende film over meisje dat zonder perspectief opgroeit in de omgeving van Seraing. Rosetta werd in 1999 bekroond met de Gouden Palm te Cannes. Emilie Dequenne kreeg de Prijs voor de Beste Vrouwelijke Vertolking.
"L'Amour en Suspens", een film van Herman Van Eyken, was te zien in de Belgische zalen vanaf 29 mei 2001. De film is gesitueerd in Maleisië in 1955. Twee vennoten hebben het gemaakt in de rubberplantage. Op zijn sterfbed beslist Raymond, de oudste, om zijn fortuin over te dragen aan Loulou, zijn uitverkoren dochter die ergens in Europa woont. Woedend beslist Marcel, de andere vennoot, om terug te eisen wat hem in zijn ogen toekomt. Maar in de "Roxy", het bescheiden cabaret waar Loulou werkt, loopt alles heel anders dan verwacht... Langzaam dringt Marcel binnen in een wankele wereld. Een universum waar alles aan een zijden draadje hangt. Met: François Beukelaers, Inge Paulussen, Andrea Ferreol, e.a. Muziek: Arno.
Uit 2002 is “Goldfish Game”, de eerste langspeelfilm van kunstenaar en theatermaker Jan Lauwers. Het is het verhaal van een kleine gemeenschap van mensen die op een gewelddadige manier uit elkaar wordt gerukt. “Goldfish Game” is een herkenbare, eigentijdse morele fabel die zich ontwikkelt met de fataliteit van een Griekse tragedie. Achter het menselijke drama gaat tegelijk en haast onmerkbaar een antropologische studie schuil over de mechanismen die een groep samenhouden en ontbinden. In het centrum van die mechanismen staat de dood, de eigen dood en de dood van de andere, als onherleidbare lege plek die ieder menselijk handelen bepaalt en begrenst. Maar antropologische studies, daar zit een mens niet op te wachten in een bioscoop natuurlijk.
Op 7 oktober 2003 werd het officiële startschot van de 30ste editie van het Filmfestival Gent gegeven met de filmvoorstelling van "De zaak Alzheimer" van regisseur Erik van Looy naar de roman van Jef Geeraerts. Vincke (Koen de Bouw) en Verstuyft (Werner Desmedt) zijn het beste recherche‑duo van de Antwerpse politie. Als ze geconfronteerd worden met de moord op een topambtenaar stellen ze alles in het werk om de dader te pakken te krijgen. Het spoor leidt naar de huurmoordenaar Angelo Ledda (Jan Decleir). Ledda lijdt aan de symptomen van de ziekte van Alzheimer en krijgt het steeds moeilijker om zijn opdrachten uit te voeren. Als hij bovendien doorkrijgt dat hij zich heeft laten gebruiken voor een politiek machtspelletje besluit hij achter zijn opdrachtgevers aan te gaan. Vincke en Verstuyft hebben de handen vol om het kluwen van intriges, afrekeningen en netwerken te ontwarren en te vermijden dat er nog doden vallen. Met verder nog Hilde De Baerdemaeker, Deborah Ostrega e.a.
De nieuwe film van Stijn Coninx in 2003 heette "Verder dan de Maan". De negenjarige Caro hoort op school dat mensen op de maan zullen landen. De Apollo XI is immers vertrokken. Volgens Caro zal God die landing niet toelaten. Een en ander geeft aanleiding tot moeilijkheden in het gezin waar de vader evenmin met moderne toestanden overweg kan. Een gevoelig werkstuk van de regisseur van “Daens”. Met Huub Stapel, Johanna Ter Steege en de schitterende Neeltje De Vree als Caro heb ik ergens gelezen, want ikzelf heb hem nooit gezien. Ook hier was mijn aandacht gaan verslappen en ik hield niet langer alle nieuwe releases bij.

Ronny De Schepper

(*) De hoofdrolspeler van de latere remake door Jan Gruyaert in 1983, René Van Sambeek, zou kort daarna zelfmoord plegen.

(**) Zie ook: Willy Van Poucke, “Magie van Woord & Woud”.

LUMIERE ‑ BRUGGE
Sedert '96 de auteursbioscoop van West‑Vlaanderen met een programma dat zowel aandacht heeft voor gevestigde namen als jong talent en het beste van de Europese cinema op de voorgrond plaatst.
Sint‑Jakobsstraat 36, 8000 Brugge
tel 050 34 34 65
e‑mail lumiere@skynet.be

CARTOON'S ‑ ANTWERPEN
Sinds 1978 staat Cartoon's synoniem voor onuitgegeven Europese films, wereldcinema, filmclassics en filmcycli. Met zijn vernieuwde infrastructuur, een must voor filmminded Antwerpen.
Kaasstraat 4, 2000 Antwerpen
tel 03 232 96 32

STUDIO ‑ LEUVEN
Al meer dan 30 jaar vertoner van kwaliteitsfilms. Introduceerde de sneak preview en zomerprogrammatie in België en heeft het vertonen van filmklassiekers steeds belangrijk gevonden.
Brabançonnestraat 25, 3000 Leuven
(Studio 1 of Studioke)
tel 016 300 700
e‑mail henk@studiofilmtheaters.be
website www.studiofilmtheaters.be

LIMELIGHT
Kapucijnenstraat 10, 8500 Kortrijk
(Pentascoop)
tel 056 22 10 01
e‑mail info@limelight‑kortrijk.be
website www.limelight‑kortrijk.be

Voor Gentse cinema's, zie alhier.

Selectieve bibliografie
CONVENTS Guido, Van kinetoscoop tot café-ciné, Leuven, Universitaire pers, 2000.
Joseph Plateau. Leven tussen Kunst en Wetenschap, door M.Dorikens, met bijdragen van L. Mannoni, G. Pisano‑Basile en D. Robinson en uitgegeven door het Provinciebestuur van Oost‑Vlaanderen.

1 opmerking:

Cinegraphic zei

Het is misschien maar een detail, maar de eerste commerciële filmvoorstelling in Vlaanderen was inderdaad in Gent maar wel reeds in maart 1896. Op 20, 21 en 22 maart werden reeds voorstellingen gegeven van Lumiére's cinematographe tijdens een liefdadigheidsfeest in de Grote Gentse Schouwburg.
Brussel was nog iets eerder met zijn commerciële voorstellingen, maar we hebben het hier natuurlijk over Vlaanderen.