donderdag 17 januari 2008

Denis Diderot

Denis Diderot (1713-1784) kreeg, als zoon van een welgesteld ambachtsman, een opleiding bij de Jezuieten, eerst in zijn geboortestad Langres, daarna in Parijs, maar na het behalen van zijn "Maître ès Arts"-titel gooit hij zich in een bohémienleven. Hij huwt met een arbeidersmeisje en tracht zich in leven te houden als beroepschrijver. Dat lukte vrij aardig, want in 1746 verwerft hij zelfs het directeurschap van de "Encyclopédie". Datzelfde jaar vliegt hij echter de gevangenis in omdat hij in zijn "Lettre sur les Aveugles" een aantal godsbewijzen weerlegde. De Parijse drukker Le Breton, die het koninklijk privilegie had gekregen om "L'Encyclopédie" uit te geven, beweerde echter dat hij failliet zou gaan als Diderot niet vrijkwam en zo geschiedde.
De "Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des Sciences, des Arts et des Métiers, par une Société de Gens de Lettres" zal in totaal 35 delen tellen, verschenen tussen 1751 en 1780, en zo'n zestig auteurs zullen samen zeventig duizend artikels schrijven. Alhoewel Diderot en zijn mede-directeur Jean Le Rond d'Alembert (1717-1783) zeker de eer toekomt van het omvangrijkste en meest erudiete werkstuk van de Verlichting te schrijven (in zijn "Discours Préliminaire" vat d'Alembert, die zelf de bijdragen over wis- en natuurkunde leverde, zelfs de principes van het empirisme samen, die aan de basis liggen van het werk, refererend aan Descartes en Locke), toch zijn ze schatplichtig aan de Brit Ephraïm Chambers die in 1727 in Londen zijn tweedelige "Cyclopedia or Universal Dictionary of the Arts and Sciences" publiceerde. Het is immers toen Le Breton hiervan een vertaling op de markt wilde brengen dat de bal aan het rollen ging.
Reeds in februari 1752 werd - onder invloed van de clerus - de verkoop van de reeds verschenen delen verboden en de publicatie van de volgende voor anderhalf jaar opgeschort.
Aangezien Diderots eigen werken echter op hun tijd vooruit waren (zij kondigen reeds het realisme aan), werden ze meestal pas na zijn dood gepubliceerd. Zo o.a. "Le Neveu de Rameau" (vertaald door Goethe) en "Jacques le Fataliste et son Maître" (gepubliceerd in 1796). Hij schreef ook "Les bijoux indiscrets", die zogezegd verhalen uit "1001 nacht" parafraseerden, maar in feite een satire waren op de seksuele zeden van de machthebbers uit die tijd.
Dat geldt ook voor de briefroman "La Religieuse" waarin Suzanne Simonin, de onechte dochter van een verarmde edelman verplicht wordt in het klooster te treden, omdat het familiefortuin naar haar twee zussen gaat. Oorspronkelijk is Mme de Moni, de abdis van het klooster van Longchamp, nog als een moederlijke vriendin voor Suzanne, maar na haar dood krijgt ze het aan de stok met de strenge Sainte-Christine. Ze wordt op water en brood gezet en als dit tot fysieke uitputtingsverschijnselen leidt wordt ze van hekserij beschuldigd. Al verliest ze het proces, toch mag ze dit strenge klooster ruilen voor het nogal libidineuze Saint-Eutrope d'Arpajon, waar de abdis Mme de Chelles, dochter van de regent Philippe, af en toe wel een nonnetje lust. Ook Suzanne mag op een bepaald moment naar haar cel komen. Mme de Chelles heeft de bedoeling haar met "les plaisirs d'amour" te laten kennismaken, wat duidelijk blijkt als een ander nonnetje daardoor verschrikkelijk jaloers wordt...
Als Suzanne deze "perversiteit" doorheeft, biecht ze alles op bij Père Lemoine, die haar de raad geeft uit de buurt te blijven van Mme de Chelles, maar zich des te meer tot hem te wenden. Op een bepaald moment wordt hij vervangen door Dom Morel, die ook tegen zijn zin gewijd is en haar daarom zal helpen uit het klooster te ontsnappen. Als dan blijkt dat ook hij het vooral op de “lusten des vlezes” gemunt heeft, slaat Suzanne op de vlucht. Totaal berooid wordt ze opnieuw door een vriendelijke dame letterlijk van straat opgeraapt, maar als dan blijkt dat het is om haar aan het werk te zetten in een luxe-bordeel, gooit Suzanne zich uiteindelijk te pletter op diezelfde straat.
Het is een waar gebeurd Assepoester-verhaal zonder happy end, al is de echte naam van de non Marguerite de la Marre. Tegelijk inspireerde Diderot zich ook op zijn zuster die op 27-jarige leeftijd in een klooster krankzinnig stierf. Letterlijk doodgepest. In 1758 zijn de Encyclopedisten (o.a. Voltaire, Montesquieu, de gebroeders Grimm, Jean-Jacques Rousseau die over muziek schreef, terwijl de literatuur werd behandeld door de ondertussen vergeten dichter Marmontel) haar zelfs ter hulp gekomen.
Op dat moment is Diderot overigens reeds helemaal geëvolueerd naar materialisme en atheïsme. Vandaar dat hij niet welkom is op het buitengoed van de familie Volland in Isle-sur-Marne in de Champagne, alhoewel hij nochtans tot over zijn oren verliefd is op de dochter Louise-Henriëtte, die omwille van haar wijsheid (ze droeg zelfs een bril!) Sophie werd genoemd. Hij zou haar honderden liefdesbrieven schrijven (187 werden er bewaard, maar er zijn er ook ongetwijfeld verloren gegaan), die tevens een document humain zijn van de tijdsgeest.
In 1759 veroordeelt de paus "L'Encyclopédie", zodat de uitgevers hun "koninklijk privilegie" verliezen en de uitgave alweer dient te worden gestaakt. D'Alembert zal zich zelfs definitief terugtrekken. Nadat enkele hooggeplaatste intekenaars er de regering op wijzen dat dit het imago van Frankrijk in het buitenland geen goed doet, kan Diderot zijn werk uiteindelijk verderzetten. De censors kijken hem echter zozeer op de vingers dat men besluit voortaan in het Zwitserse Neuchâtel uit te geven (*). In 1777 komt men dan toch terug naar Parijs bij de uit Rijsel afkomstige uitgever Charles-Joseph Panckoucke, die zoals men kan merken van Vlaamse afkomst was.

Ronny De Schepper

(*) Volgens Willy van Poucke in “Magie van woord & woud” gebeurde dit in Bouillon. “Je moet je ervan bewust zijn dat in die tijd nog geen auteursrecht bestond en roofdrukken legio waren. Vele 18-de eeuwse auteurs waren maar wat verbaasd hun boeken op de meest onwaarschijnlijke plaatsen aan te treffen. Ook werden om veiligheidsredenen fictieve plaatsen van uitgave afgedrukt (Amsterdam was populair). Neufchatel zal wel kloppen, het een belet het ander niet. Het werk van de nieuwlichters werd in de franssprekende grenslanden van de hexagoon gedrukt, met of zonder medeweten van de auteur.”

Geen opmerkingen: