donderdag 24 januari 2008

Wim Opbrouck gaat NTGent leiden

Met de dood van Jean-Pierre De Decker op 3 juni 2001 is voor mij alle belangstelling voor het ntgent (zoals wat ik vooral gekend heb als het NTG nu heet) verdwenen. Let op, ik wil daarmee Jean-Pierre niet heilig verklaren, want zelf had hij de benaming reeds gewijzigd in “Publiekstheater”, een ingreep waarmee ik het niet eens was (dan vind ik ntgent nog beter), ook al kon ik me wel enigszins weervinden in de filosofie die De Decker daarmee wou meegeven. Maar dat was nu juist het probleem met Jean-Pierre De Decker: hij had enorm lange tenen (“veel ziel” zou Robbe De Hert poëtischer zeggen) en voor de minste kritiek ging hij in discussie. Zo herinner ik me een zware discussie in een volkscafé op het moment dat die fameuze foto werd genomen. Dus, nogmaals, ik wil Jean-Pierre De Decker hiermee niet op een voetstuk plaatsen, maar het is een feit dat het sindsdien mij allemaal niet meer interesseert.

"Het verhaal van het NTG begint in 1965 met de oprichting van een beroepsgezelschap voor theater onder leiding van Dré Poppe. Bazuingeschal weerklonk op het balkon van de KNS en toen het doek opging veerde het publiek spontaan recht en gaf een overweldigend applaus voor de allereerste voorstelling: Maria Stuart van Schiller."
Zo begint het overzicht van 36 jaar NTG in wat tevens de laatste jaarbrochure van het NTG was. Want op het einde van dat seizoen verdween het Nederlands Toneel Gent en verwelkomden wij het Publiekstheater, oorspronkelijk opgezet als een groot conglomeraat van alle Gentse beroepsgezelschappen, uiteindelijk beperkt gebleven tot een samengaan met Arca, een ander legendarisch Gents theater dat dus eveneens tot verdwijnen was gedoemd.
DE JAREN ZESTIG
Het cynische is wel dat de cirkel daarmee rond was. Dré Poppe was weliswaar sedert 1961 werkzaam op de BRT, maar als oprichter van Toneelstudio '50 had hij ook aan de wieg gestaan van dat fameuze Arcatheater. En het was precies de intentie om Arca als een tweede plateau in het NTG in te schakelen die Poppe in conflict bracht met de Raad van Beheer van het NTG, meer bepaald met voorzitter Bert Willems. "Een schrikbewind, maar kom," wuift hij nog weg in "De Gentenaar" van 7/6/1990 en hij belooft "later" (*) daarover wat meer te vertellen, "want de ware toedracht is nooit aan het licht gekomen". Ondertussen aanvaardde Poppe het peterschap van het nieuwe Publiekstheater, maar ook nu blijven we nog altijd op onze honger zitten, want bij zijn aanvaardingsspeech had hij het vooral over de rechtzaak die hij had ingespannen (en gewonnen) omdat het NTG zijn verloning had gekoppeld aan het aantal toeschouwers en zijn staart introk toen die inderdaad massaal naar het Sint-Baafsplein bleken af te zakken...
Want ook het NTG was van bij de oprichting ophefmakend. Tenslotte waren het de dolle jaren zestig, nietwaar. Zo werd onder de vleugels van Tone Brulin en Franz Marijnen gestart met een workshop voor jonge acteurs. De groep werkte in gebouwen van de Academie aan heel fysiek theater, in de geest van Grotowski. Zo kwam een merkwaardige voorstelling tot stand: de "Menninas".
En in het seizoen '68-'69 werd "Cassandra" van Walter Eysselinck opgevoerd in een regie van Paul Anrieu. In dat jaar debuteerde Frans Redant als dramaturg. Hij geeft enige toelichting in "De Rode Vaan" (nr.41 van 1987): "Cassandra is, zoals je wel weet, de priesteres uit de Ilias die dingen ziet in de toekomst maar een beetje voor gek wordt versleten. Eysselinck had haar overgeplaatst naar een Parijs salon in 1938, ten tijde van het Verdrag van München. De moraal van het verhaal was duidelijk: je moet het oor te luisteren leggen bij die zotte idealisten. De voorstelling werd dan ook bedolven onder honderden dia's en filmfragmenten van Hitler, van de studentenopstanden in Parijs en Berkeley en noem maar op. Komt daarbij dat de kleppers van de Gentse universiteit figureerden: Guido Totté, Sus Saey, Armand Sermon, Erkki Liukki, Peter Piot, enz. Je merkt, dat is nog van voor de tijd van de splitsing in maoisten en trotskisten en wat weet ik allemaal. En voor die mannen was dat allemaal bloedige ernst natuurlijk, maar eigenlijk werden zij door de regisseur gewoon gebruikt om in te haken op een modeverschijnsel. Maar let op, meer op termijn en minder spectaculair heeft '68 wel zijn vruchten afgeworpen in het theater, hé. Zelfs de latere beleidsgroep binnen het NTG is daar in feite nog een uitloper van."
Walter Eysselinck, de regisseur van "Cassandra", werd zelfs directeur van het NTG in de periode 73-76, nog voorafgegaan door Albert Hanssens, die recht uit het amateurtheater kwam, al was hij in het NTG reeds administratief directeur onder Dré Poppe.
DE JAREN ZEVENTIG
De jaren zeventig staan vooral in het teken van het theaterdecreet (15 juni 1975). Dit zorgt voor een revolutie, vooral op het vlak van professionalisering. Toch is het precies in dat jaar dat voor het eerst zich tekenen manifesteren dat er problemen op komst zijn. Zo duikt het gemiddelde bezoekersaantal in het NTG voor het eerst onder de 400.
Bij het begin van het seizoen 1976-77 wordt Jacques Van Schoor directeur van het NTG. Hij stelt Anita Van den Berghe aan om wat te doen aan de teruglopende belangstelling. Met haar team van medewerkers (waarbij o.m. Jan Seurinck) slaagt ze er even in het gemiddelde op te drijven tot 300 per voorstelling, maar na een paar jaar zakt het opnieuw.
Jef Demedts wordt in december 1977, na een woelige periode in het NTG, waarnemend directeur. In 1980 wordt hij in die functie bevestigd. Ondertussen had hij in januari 1978 al een beleidsgroep opgericht met daarin regisseur Jean-Pierre De Decker, dramaturg Frans Redant en de acteurs Walter Moeremans, Herman Gilis en Hugo van den Berghe.
DE JAREN TACHTIG
Toen de beleidsgroep in het begin van de jaren tachtig werd opgeheven, werd het weliswaar opnieuw onrustig, maar met "Breek ze", "Charcuterie fine" en natuurlijk "Lysistrata" in het kader van Europalia en de monsterproductie "Belgische cirque belge", was er in feite niet veel van de crisis te merken.
De tegenstand komt eerder van buitenaf: Arca, Arena, De Sluipende Armoede, Poëzien, Speeltheater, Stekelbees, Symptoom, Taptoe, Vertikaal en de Vieze Gasten verenigen zich in het Genot (Gentse en Oost-Vlaamse Theaters). De bedoeling is een tegengewicht te vormen tegen het NTG dat bijna het volledige stedelijke budget voor theater opslorpt. Toen al was er vraag naar meer speel- en repetitieruimten. Ronnie Commissaris: "Er wordt verwacht dat we een gastronomische maaltijd aan ons cliënteel aanbieden en de ingrediënten die we daarvoor hebben, zijn precies één tomaat en een blad sla. Doe het daar maar eens mee." (Knack, 12/10/1983)
Mensen als Jean-Pierre De Decker, Walter Moeremans en Hugo Vandenberghe verlaten het NTG. Deze laatste droomt samen met Hugo Claus, Jan Decleir en Pjeroo Roobjee luidop van een nieuw gezelschap, "Fabula", dat de Gentse Minardschouwburg zou bespelen.
Ook de relatie van Jef Demedts met de pers verzuurt. Dit conflict kent een hoogtepunt in maart 1990 wanneer Demedts de journalisten de mantel uitveegt in het NTG-magazine. Hij doet dit onder de vorm van een rondetafelgesprek met Nicole Rowan en ene Geert de Smet, die heet "zo maar van straat weggeplukt te zijn" en twee recensenten die blijkbaar door de beugel konden: Fred Six en Roger Arteel. Naderhand verklaren betrokkenen dat "hun uitspraken uit de context werden gerukt". Zo laat Jef Demedts b.v. in een kadertje optekenen: "Ons verplicht het decreet te werken met professionele acteurs. Waarom kunnen kranten werken met amateurische (sic) recensenten?"
DE JAREN NEGENTIG
Op dat moment was al bekend dat Jef Demedts in 1991 de plaats moest ruimen voor Hugo Van den Berghe, een gewezen lid van de beleidsgroep, die de voorkeur kreeg op een ander lid, namelijk Jean-Pierre De Decker. Later zou echter blijken dat dit een Pyrrhusoverwinning was geweest.
Een oude gewoonte werd opnieuw heropgenomen door de directeursfunctie te splitsen in een artistieke en een zakelijke kant. Naast Hugo van den Berghe (Wetteren, 1943) krijgen we bijgevolg Maurice Vercauteren als administratief directeur.
Hugo van den Berghe: "Het NTG richt zich ondubbelzinnig naar een jong publiek. Dit wil zeggen: een publiek dat zich jong voelt, dat openstaat voor de trilling van de tijd, voor vernieuwing, voor avontuur, voor vers talent, voor ongewone visies. Een publiek dat niet blind is voor wat gebeurt op deze planeet en daarom niet kan zonder de zuurstof van de allesrelativerende humor, ironie en zelfspot."
In een interview met "Het Nieuwsblad" gaat hij zelfs nog een stap verder. Karel Van Keymeulen merkt hier op dat theater niet langer provoceert. En Van den Berghe beaamt: "In het beste geval val je niet in slaap. Dat durf ik zeggen, dat is de realiteit. Inderdaad, waar is de provocatie en de schok tussen wat op podium en in de zaal gebeurt, waar is de botsing van ideeën? Met een Lanoye, met een Kamagurka moet dat kunnen. Dat bedoel ik een beetje, als ik het over jong heb."
Toch merk ikzelf bij "Duifke Klok" van Karst Woudstra op: "Wordt het ensemble van het NTG langzaam maar zeker niet stokoud? Dreigt verstarring niet alom? Is het écht zo'n crisis dat er geen klein budgetje afkan voor een jonge gastactrice of een Italiaanse gastarbeider in een figurantenrolletje?" (5 februari 1994)
Veel van de problemen hadden ook te maken met het feit dat het NTG wegens verbouwingswerken in de schouwburg (1987-1993) moest uitwijken naar een sporthal, het Tolhuis. Al heeft "huisregisseur" Dirk Tanghe daar wel mooie dingen gedaan. Tegelijk werd ook NT2-Minnemeers in gebruik genomen. Hier kreeg vooral jong en eigentijds werk een kans.
Maar toen de schouwburg werd heropend, waren alle problemen nog niet van de baan. Tegen Ingrid van der Veken trapt Jef Demedts nog eens na: "Ja, ik ben heel combattief als het om het NTG gaat, voor 75 procent zijn voorstellingen hier gered door de acteurs. Herinner je je die rel bij de opening van de nieuwe schouwburg met 'Onder de Torens' van Hugo Claus? Wel, Sam Bogaerts is als regisseur op de helft van de repetities niet eens aanwezig geweest!"
In november 1994 maakte Sam Bogaerts bekend dat hij opstapte als huisregisseur bij het NTG. Hij vroeg een contract van drie jaar en kreeg er (net als zijn voorganger Dirk Tanghe b.v.) slechts één van één jaar aangeboden, zo is de officiële versie. Officieus is geweten dat Hugo Van den Berghe totaal niet tevreden was over zijn regie van "Orgie". Ook "Het Salon", met o.a. Tania van der Sanden en Jobst Schnibbe, was niet echt een succes. Bij zijn vertrek gaf Bogaerts zelf toe dat het experiment met Het Salon mislukt was.
De ondergang van Van den Berghe werd echter ingeluid toen hij Wim van Gansbeke aantrok als dramaturg. Nog datzelfde seizoen schaarde het NTG zich in het rijtje van Blauwe Maandag, KVS en tutti quanti door een voorstelling "om artistieke redenen" af te gelasten. Het betrof "Coriolanus" van Shakespeare door Ulrich Greiff. Volgens Hugo Van den Berghe, die de beslissing nam na de generale repetitie, was Greiff met zijn concept "een andere richting ingeslagen dan afgesproken" en stevende hij af op "een verkeerde vertelling en een oubollige voorstelling". Dramaturg Wim Van Gansbeke had naar verluidt nog geprobeerd in te grijpen, maar Greiff vond praten met hem "puur tijdverlies". De voorstellingen werden vervangen door een herneming van "Suiker".
Nog een paar weken later was het alweer prijs: "De vrouwen" van Josse De Pauw, een coproductie met het Kaaitheater, werd afgevoerd omwille van "herhaalde crisismomenten tijdens het repetitieproces". Ondanks deze afgelastingen haalde het NTG toch 18% eigen inkomsten, waarmee het boven het gemiddelde zat en boven de 12,5% die door het theaterdecreet werd geëist.
De invloed van Blauwe Maandag op het NTG nam het volgende seizoen nog meer concrete vormen aan. Johan Dehollander werd aangetrokken voor één van de faecaliëndrama's van Werner Schwab, "Escalatie ordinair", terwijl het seizoen reeds was geopend met "De Presidentes", van dezelfde auteur. Op dat moment begonnen de eerste geruchten over een nakend ontslag van Hugo Van den Berghe te circuleren.
Begin januari 1996 verscheen er in "Het Volk" trouwens een artikel dat een aantal acteurs, w.o. Jef Demedts, Nolle Versyp en Roger Bolders, een ultimatum voor het ontslag van Wim Van Gansbeke zouden hebben gesteld. Uiteraard werden deze geruchten door Hugo Van den Berghe formeel ontkend, maar hij gaf wel toe dat de drie zware kritiek hadden geuit op Van Gansbeke.
Tegen het einde van het seizoen luidde het verdict van de Raad van Bestuur dat de contracten van directeur Hugo Van den Berghe en de tweede dramaturg Stef De Paepe niet zouden worden verlengd. Deze laatste werd zelfs op staande voet ontslagen. "Onze hoofdopdracht is theater te brengen in onze stadsschouwburg, niet de trendsetter te worden van het avant-gardetheater," aldus de voorzitter Michel Van Ongevalle, voorzitter van de raad. Hij betwist dat het teruglopend aantal bezoekers een reden op zich is, maar hij vindt wel dat als een productie als "Eskalation" 3 miljoen extra kost, men dan wel wil zien hoe de respons daarop is bij het publiek. De terugloop is immers niet mis: de gemiddelde bezetting is dat jaar nog 230 zetels per voorstelling, terwijl het twee seizoenen geleden nog 375 was. Later (nl. in de GVA van 29/10/1998) zou de Provinciale Gedeputeerde voor Cultuur Jean-Pierre Van Der Meiren (CVP) verklaren: "Daar zaten ook mensen in die weigerden te spelen voor wat ze het klootjesvolk noemden. Ze waren niet beschaamd om met het geld van diezelfde mensen theater te maken en dat soms voor dertig betalende toeschouwers."
Voor Danny Vandenbossche was dit argument echter niet doorslaggevend en hij nam ontslag uit de RVB. Uiteindelijk adviseerde de Raad van Advies vijf miljoen minder. Aangezien de stad en de provincie hùn subsidie afhankelijk maken van de gewestsubsidie, zou dat betekenen dat het NTG in totaal 16 miljoen zou verliezen.
Op 4 oktober 1996 werd dan bekend gemaakt dat het NTG met Blauwe Maandag zou fusioneren en dat Luc Perceval artistiek leider zou worden. Typisch was dat Hugo Van den Berghe het bericht op de radio moest horen. Een week later sprongen de besprekingen echter af, zodat hij toch nog zijn gram haalde. Van den Berghe verzette zich ook tegen de verplichting tot samenwerking die minister Martens wilde opleggen. Hij zag het eerder in specialisatie: KNS voor komedies, KVS voor klassieke auteurs en NTG voor moderne, grensverleggende schrijvers.
Toen Jean-Pierre De Decker als nieuwe directeur werd aangeduid, kondigde hij meteen aan dat negen van de elf acteurs werden ontslagen. Die negen waren: Herman Coessens, Lieve Moorthamer, Jef Demedts, Roger Bolders, Chris Boni, Blanka Heirman, Els Magerman, Walter Moeremans en Nolle Versyp. Het kwam erop neer dat enkel Magda Cnudde en Eddy Vereycken mogen blijven. Voor zeven acteurs werd een brugpensioen-regeling uitgedokterd. Het is veelzeggend dat enkel Magerman en Coessens daarvoor nog te jong waren. Even veelzeggend is het feit dat het hier niet minder dan drie koppels betrof: Moeremans-Magerman; Coessens-Moorthamer en natuurlijk Blanka Heirman met Hugo Van den Berghe! De Decker kreeg hiervoor veel kritiek, maar eigenlijk ligt de fout bij Hugo Van den Berghe zelf, dat moest zelfs de eveneens ontslagen Wim Van Gansbeke toegeven (GVA, 26/12/96). Toen Van den Berghe immers dan toch eens tot ontslaan overging, was dat... voor de vier jongsten (Mark Willems, Eddy Spruyt, Peter Marichael en Karen De Visscher)! Zijn oude collega's durfde hij namelijk niet ontslaan!
Onder het motto "theater voor een publiek, publiek voor een theater" stelde Jean-Pierre De Decker het NTG-seizoen 1997-98 voor, dat helemaal van zijn hand was, want hij wilde geen overgangsseizoen, "dat blijft immers soms langer dan een jaar duren", waarna De Decker nogmaals zijn elfpuntenprogramma verduidelijkte, die de basis vormen van zijn "machtsovername".
1.Een verjonging en een uitbreiding van het gezelschap. Contracten worden voortaan maximum voor twee jaar getekend. "Het zal niet meer zijn zoals voorheen," aldus De Decker, "een grote mobiliteit blijft mogelijk." Dit zou zeer wààr blijken. Bij het begin van het Publiekstheater zou De Decker maar drie acteurs meer overhouden: Daan Hugaert, Hilde Heijnen en Matthias Sercu.
2.De nieuwe dramaturgen worden Martine De Gos en Alain Pringels.
3.Er zou opnieuw een soort van beleidsgroep komen zoals in de jaren zeventig met daarin de vaste regisseurs Guy Van Sande en Eddy Vereycken, de dramaturgen, scenograaf Niek Kortekaas en theaterpedagoge Yvonne Peiren. En natuurlijk De Decker zelf. Hiervan zou niet veel in huis komen. Eerst Eddy Vereycken en nadien Niek Kortekaas en Guy Van Sande zouden (al dan niet met slaande deuren) al gauw verdwijnen.
4.De schouwburg op het Sint-Baafsplein moet weer vol lopen en krijgt daarom een "modern maar niet-elitair" programma. In NT2 daarentegen "is alles mogelijk".
5.Op de eerste plaats wil De Decker daar de jongeren een kans geven. Daarom zal er samengewerkt worden met alle Vlaamse theaterscholen, onder de vorm van stages, maar ook coproducties.
6.In samenwerking met het Filmfestival van Vlaanderen zullen op maandagavond films vertoond worden die aansluiten bij de programmatie.
7.Er zal een grotere uitwisseling komen met de andere repertoiregezelschappen, zowel wat acteurs als producties betreft.
8.Er wordt gedacht aan een systeem om succesvolle producties op het repertoire te kunnen houden.
9.Er komen wekelijks open directievergaderingen om interne spanningen op te vangen.
10.Het contact met het publiek wordt vergroot door het openstellen van interne recepties, het afschaffen daarentegen van de "verplichte" receptie na een première, die zal worden vervangen door een "groots feest" met orkesten allerhande: "Theater moet een feest zijn." Dat heeft hij, vooral met het jaarlijkse nieuwjaarsconcert, inderdaad waargemaakt.
11.Er wordt met vaste regisseurs gewerkt (Guy Van Sande, Niek Kortekaas, Eddy Vereycken en De Decker zelf), maar gasten zijn natuurlijk nog altijd mogelijk. Aangezien het hier dezelfde mensen betreft als die uit de "beleidsgroep", was ook deze intentie maar van korte duur.
Al vlug gaf De Decker als zijn intentie te kennen dat hij alle Gentse theaters wilde verenigen in één groot "Publiekstheater" (denk aan zijn slogan: "Een theater voor een publiek, publiek voor een theater") met jeugdtheater in de Kopergietery, klassiek repertoiretheater in het NTG, hedendaags repertoiretheater in de Minnemeers, experimenteel theater in Arca en "professioneel volkstheater" in de Minard,
Of dit laatste in het dialect of in het "verkavelingsvlaams" zou zijn, was niet echt duidelijk. Terwijl echte dialecten uitsterven, is dit onbestaande taaltje, waaraan Willy Courteaux zich zo kon ergeren, sedert de opkomst van VTM immers de voertaal geworden in het theater. Zelfs als ze worden verondersteld Algemeen Nederlands te spreken, doen acteurs geen moeite meer om de klanken die ze met hun afkomst hebben meegekregen te onderdrukken. Of het nu klinkers betreft (bij de Antwerpenaars) of medeklinkers (West-Vlamingen).
Hoe dan ook, aangezien het hedendaagse theater echter juist het schurft heeft aan een publieksvriendelijke aanpak, werden deze plannen openlijk gedwarsboomd. Johan De Hollander, Arne Sierens en Stef Ampe van het Nieuwpoorttheater probeerden Arca voor zijn neus weg te kapen, maar op dat vlak was De Decker hen toch te vlug af (al stapte Paul De Broe wel op als voorzitter van de RvB om te worden vervangen door Lieven De Caluwe). DAS, zoals ze zich toen lieten noemen, wendde zich dan maar tot Eva Bal en Dirk Pauwels en vormde daarmee een alliantie om de "machtsgreep" van De Decker tegen te gaan. Ergens hadden ze natuurlijk wel gelijk. Zou De Decker ook nog zo'n grote voorstander van een supergroot Publiekstheater geweest zijn als hijzelf niet aan het hoofd ervan stond?
Toch had De Decker nauwelijks redenen om te treuren. Na afloop van zijn tweede seizoen, maakte zijn perschef Tom De Clercq bekend dat het toeschouwersaantal net niet de honderd duizend had bereikt: 99.339 om precies te zijn (73.118 in de KNS en 26.221 in het NT2). Alhoewel ik altijd wat sceptisch sta tegenover dergelijke cijfers (de uitnodigingen en de - vaak exuberante - kortingen worden daarin ook meegeteld), is dit hoe dan ook toch wel een indrukwekkend aantal. Bovendien bracht het NTG 350 manifestaties, terwijl ze decretair slechts verplicht zijn er 140 te brengen. De stijging is des te opmerkelijker als men weet dat de vorige directie hun werkjaar afsloot met 39.261 bezoekers. Dat aantal werd vorig jaar reeds opgetrokken tot 74.991 (bijna een verdubbeling dus) en daar kwam nu nog eens 32% bij.
Toch is het nog de vraag of we zo verheugd moeten zijn over deze cijfers. De manier waarop De Decker meende volk (en dan nog vooral de jeugd!) te moeten lokken was soms zeer dubieus.
De Raad van Advies was blijkbaar dezelfde mening toegedaan. Zij hadden niet zoveel waardering voor het "supermarktmodel" dat Jean-Pierre De Decker meende te moeten aanbieden, omdat dit te dicht aanleunde bij het commerciële circuit. Op 21 januari 2000 maakten zij bekend dat zij voor het Publiekstheater slechts 59 miljoen veil hadden. Dat is bijna 20 miljoen minder als wat NTG en Arca (resp.51 en 27 miljoen) tot dan toe toegeschoven kregen, laat staan dat de fusie (toch een beleidsoptie, zij het nog daterend van onder minister Martens) hen méér zou hebben opgebracht. Tel daar ook nog de put van 30 miljoen bij die De Decker met zijn "publieksvriendelijk" (lees: vrijkaarten) beleid had gegraven en het was duidelijk dat donkere wolken samen trokken boven het Sint-Baafsplein. RVB-voorzitter Van Ongevalle liet al verstaan dat het aantal voorstellingen misschien toch wat kon worden teruggeschroefd. De Decker beloofde zich in deze materie "soepel" op te stellen, maar als men onder de 200 voorstellingen zou moeten zakken, zou hij "zijn verantwoordelijkheid nemen". Hij heeft dit echter nooit moeten doen, aangezien hij totaal onverwacht op 3 juni 2001 overleed ten gevolge van een hartaderbreuk.
De leiding kwam toen uitsluitend in handen van de nieuwe zakelijke leider, Dirk De Corte (39), een germanist die zijn liefde voor het theater (De WAANzin met name) tot nu toe had gekoppeld aan zijn werkzaamheden in de financiële sector. De vorige zakelijke directeur, Maurice Vercauteren, was immers, na dertien jaar dienst, wél opgestapt. Dat had echter slechts onrechtstreeks met het voorgaande te maken. Maurice Vercauteren had te kampen met gezondheidsproblemen en in dat kader achtte hij het recht trekken van een dergelijke moeilijke situatie onmogelijk.
Ook een artistiek verantwoordelijke voor het Arca-platform binnen het Publiekstheater werd reeds aangetrokken. Het betrof de nieuwkomer Domien Van der Meiren. Hij vormde samen met De Corte, de dramaturgen Alain Pringels en Martine De Gos en de self-appointed dauphin van Jean-Pierre De Decker, Mathias Sercu, een kernteam dat de artistieke opties van het Publiekstheater moet waarmaken.
Domien Van Der Meiren (°1974) studeerde Geschiedenis aan de universiteit in Gent en volgde daarna de regie‑opleiding aan de Toneelacademie van Maastricht. Als stage‑opdracht leidde hij een workshop in het NTG, hij maakte met jonge mensen een eigenzinnige versie van Voorjaarsontwaken. Met zijn eerste regies en locatieprojecten in Oudenaarde met Stichting De Mol ‑ vooral Konig Liebe naar De koning sterft en Celibaat van Tom Lanoye naar Walschap ‑ liep hij in de kijker. Hij won met theatergroep De Queeste en de MOL de aanmoedigingsprijs in Theater aan Zee voor Het vermoeden. Hij regisseerde de Belgrado trilogie in opdracht van het Provinciaal Centrum voor Theater Dommelhof. Deze voorstelling werd zeer positief onthaald en toerde in 2000 in Vlaanderen en Nederland. Voor theater De Schaduw in een kapel in Ardooie maakte hij "De Uitvreter" van Jules Renard.
In het seizoen 2000‑2001, de aanloop voor het Publiekstheater Gent, deed hij de regie van "Don Juan komt terug" van Odon von Horvath in Arca. Voor het NTG regisseerde hij Buchners "Leonce en Lena" in NTG2‑Minnemeers en in co‑productie met Stichting de MOL "Celibaat" in de Minardschouwburg.
"Het denken in categorieën is afgelopen” aldus Domien Van Der Meiren. “In deze tijd van nieuwe media en kruisbestuivingen, in de‑wereld‑is‑mijn‑dorp mentaliteit, is er geen plaats meer voor vakjestheater. In deze nieuwe constructie schuilt een nieuw theatraal ambacht. De 21ste eeuw wordt de eeuw van de veelheid. Aan ons om dit verwarrende kluwen als een rijkdom te aanzien. Vitaliteit, gezonde anarchie, verstilling en al dan niet georchestreerde verwarring zijn de sleutels van het theater waar ik naar verlang. De post‑postmoderniteit ligt reeds ver achter ons. Ik wil geen virtual‑reality maar voorstellingen die een verhaal vertellen over deze wereld, over het hic et nunc. Er is geen ontsnappen aan."
Domien is overigens de zoon van Oost-Vlaams gedeputeerde voor cultuur Jean-Pierre Van der Meiren (CD&V), die daarmee de kans verspeelde om voorzitter te worden van de Raad van Bestuur. Er werd dan in de richting gekeken van Luc De Leersnyder, maar de gewezen VTM-directeur heeft reeds dezelfde functie bij het Gentse Filmfestival en dat zou kunnen betekenen dat die twee dergelijke mandaten wat veel vindt.
Op het einde van het seizoen 2003-2004 veranderde het Publiekstheater dan alweer van naam. Het werd opnieuw Nederlands Toneel Gent, maar dan nu op zijn "internets" gespeld: ntgent. De nieuwe artistieke directeur werd de Nederlander Johan Simons van compagnie ZT Hollandia. Uit dit gezelschap bracht hij zijn vrouw Elsie De Brauw mee, evenals Aus Greidanus jr. en Betty Schuurman. Uit het Ro Theater haalde hij ook nog Steven Van Watermeulen. Het is twijfelachtig dat de Gentenaars hierop zaten te wachten. Daarom worden zij gepaaid met twee publiekstrekkers uit het Antwerpse Toneelhuis: Wim Opbrouck en Els Dottermans.
Wim Opbrouck zal Simons trouwens opvolgen als die in juni 2010 naar de Münchner Kammerspiele trekt. Hij zal een team vormen met Kurt Melens, die na het ontslag van Dirk De Corte in 2007 als zakelijk leider werd aangesteld. Opbrouck is wel van plan te blijven acteren. “Tegen 1 september van dit jaar moet er al een subsidiedossier liggen voor de periode 2010-2013,” aldus Luc Van den Bossche, de voorzitter van de raad van bestuur, in De Gentenaar van 24/1/2008. “Wim Opbrouck kan dat dossier al uitschrijven samen met Johan Simons en de dramaturgen. Op die manier kunnen we de continuïteit en de internationale uitstraling van het theater verzekeren.”

Ronny DE SCHEPPER

(*) Ondertussen is Dré Poppe op 13 juli 2002 overleden. Hij was tachtig jaar. Bij mijn weten is “de ware toedracht” nooit aan het licht gekomen.

Geen opmerkingen: