dinsdag 29 januari 2008

Marlon Brando

In de jaren vijftig heeft de opkomst van de rockmuziek en de eigen jongerencultuur ook z'n weerslag op de film. Vooral twee acteurs treden op de voorgrond door hun rebellenimago: Marlon Brando in "The wild one" en James Dean in "Rebel without a cause". Brando kreeg zijn opleiding bij Maria Ley (1898-1999), de weduwe van Erwin Piscator en de choreografe van Max Reinhardt, en bij Stella Adler, een heftige tegenstandster van de "Method" van Lee Strasberg.
Marlon Brando weigerde aanvankelijk de hoofdrol in "On the waterfront" omdat hij weigerde met de verklikker Elia Kazan te werken. Het is producer Sam Spiegel die hem kan overhalen, op voorwaarde dat hij elke dag om 16u mag stoppen om naar zijn psychiater te gaan...
"One-eyed jacks" was de eerste (en enige?) film die Marlon Brando zelf draaide (in 1960). Nadien begon Brando stilaan door te slaan en belangrijke rollen te weigeren. In plaats van “Lawrence of Arabia” van David Lean gaf Marlon Brando b.v. merkwaardig genoeg de voorkeur aan "The mutiny of the Bounty" van Lewis Milestone. Hij hield er wel zijn grote liefde aan over, maar dat kon hij toch bij voorbaat niet weten? Al zal het werken met Polynesische meisjes hem misschien wel meer hebben aangetrokken dan met bedoeïnen. Hij weigerde ook de hoofdrol in "Butch Cassidy and the Sundance Kid" en "One flew over the cuckoo's nest".
Later werd ook Marlon Brando "ge-out" als biseksueel. Zijn eerste vrouw (in totaal zou hij elf kinderen hebben bij vier vrouwen) Anna Kashfi zegt zelfs dat hun enige zoon Christian (1958-2008) werd genoemd naar de Franse acteur Christian Marquand, waarmee hij in die tijd een verhouding had. De reden van Brando's emotionele instabiliteit is te wijten aan zijn haat-liefde verhouding tot zijn alcoholieke moeder en de haat tegenover zijn tirannieke vader. Hij neukte dan ook alles wat zijn pad kruiste. Tijdens de opnames van “A Streetcar named Desire” deed hij het zelfs zowel met Vivien Leigh als met haar man Laurence Olivier. Toen hij echter Ava Gardner had binnengedaan, stuurde Frank Sinatra een knokploeg op hem af die hem eens mores zou leren.
1995 had het jaar van de come-back van Marlon Brando moeten worden, aangezien zijn naam werd vernoemd in verband met niet minder dan vier producties. "Don Juan de Marco" was de eerste, dankzij de genegenheid die Brando had opgevat (in welke zin dan ook) voor hoofdrolspeler Johnny Depp. Uiteindelijk zou deze het eiland van Brando overkopen. Dat gebeurde, nadat Brando's dochter Cheyenne er op 16 april 1995, na drie mislukte pogingen, "eindelijk" in slaagde zelfmoord te plegen. De aanleiding was dat de 25-jarige Cheyenne het hoederecht over haar 4-jarig zoontje Tuki werd ontnomen. Niet helemaal ten onrechte, want Cheyenne was reeds vier jaar op de dool, nadat haar halfbroer Christian op 16 mei 1990 haar vriend Dag Drollet had vermoord. Volgens haar moeder Tarita Teriipia was ze zo’n “nervous wreck” omdat ze als kind was misbruikt door haar vader. Volgens Cheyenne was de moord op Drollet trouwens gebeurd op aanstoken van Marlon Brando zelf. Christian werd tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld en kwam begin 1996 vrij dankzij de Amerikaanse versie van de wet Lejeune.
Daarna had normaal de komedie "Divine Rapture" moeten komen, waarin Brando als priester een vrouw (Debra Winger) wil laten verrijzen tot groot scepticisme van een dokter (John Hurt) en een reporter (opnieuw Johnny Depp). Na ongeveer een week draaien in Dublin werd de film echter afgeblazen wegens financiële problemen. Daaropvolgend zou hij te zien zijn in een remake van "The island of Dr.Moreau". Vóór hem speelden reeds Burt Lancaster in 1977 en Charles Laughton in 1933 deze rol (in het laatste geval heette de film wel "The island of lost souls"). Tenslotte heeft hij ook zelf een scenario geschreven, "Bull boy", dat zou worden verfilmd door Sean Penn. Bij mijn weten werd deze film nooit gerealiseerd. Marlon Brando is overleden op 1 juli 2004.

Ronny De Schepper

Selectieve bibliografie

Darwin Porter, Marlon Brando – Met de billen bloot, Uitgeverij Houtekiet, 2006.

Geen opmerkingen: