zondag 23 december 2007

Magisch-realisme

De eerste die de term "magisch-realisme" gebruikte was Franz Roh in 1925, die het omschreef als een esthetische stroming (vooral literair en picturaal) die Expressionisme en Nieuwe Zakelijkheid ("Neue Sachlichkeit") combineert. Al wordt de Italiaanse schrijver Massimo Bontempelli die algemeen aanvaard als de naamgever van het genre. Ten onrechte nochtans want Novalis (1772-1801) had het reeds over magische realisten, al is dat dan weer helemaal niet hetzelfde volgens Johan de Belie (in De Voorpost 1/9/1978): “Belangrijk is dat zo vaak vergeten verbindingsteken tussen magisch en realisme, dat staat voor het perfecte samenvloeien van beide polen in functie van een andere wereld waarvan de onze slechts een afschaduwing is.” Een duidelijk door Plato beïnvloede redenering geeft hij zelf toe: “Versmelting van droom en werkelijkheid naar iets hoger, naar een andere Droom van een andere orde. Tussen realiteit en magie springt een vonk over, een romantische die meer bewust is ingeplant in het gegeven, of klassiek, niet meer zo duidelijk aantoonbaar en meer gelouterd.”
De zeer ruime (en vaak verkeerd gebruikte) betekenis van magisch-realisme stoelt op het postulaat dat stelt dat realisme en verbeelding twee evenwaardige componenten zijn van dezelfde wereld. Om het met een eenvoudig voorbeeld te illustreren, kunnen we het best de film “Femme fatale” van Brian De Palma uit 2002 nemen. Brian De Palma schreef hiervoor zelf het scenario met een “dubbel slot”. Bij het eerste “slot” blijkt het allemaal maar een droom te zijn geweest. Het verhaal gaat dan echter verder en op basis van de droom kan het hoofdpersonage “de realiteit ten goede keren”. Zoals gezegd, dit voorbeeld is nogal aan de simplistische kant, maar toch zitten er een paar mooie, typisch magisch-realistische elementen in. Zo loopt in de droomscène niet enkel het bad over, waarin het dromende hoofdpersonage zit, maar ook het aquarium, al is hiervoor uiteraard geen enkele aanleiding. Dit zou voor de aandachtige kijker echter een aanduiding moeten zijn dat deze scène zich niet in de realiteit afspeelt. Bij het “realistische” slot is ook mooi dat precies de zon in het hangertje dat de vrachtwagenchauffeur heeft gekregen voor de (bloedige) ontknoping zorgt.
Intussen is er over die stroming heel wat studiewerk verricht. Ik denk in de allereerste plaats aan Hubert Lampo, maar evenzeer aan de Nederlandse schilder Carel Willink, aan Christiane Van de Putte, St. De Winter, Jean Weisgerber (de schoonzoon van Raymond Herreman) en Rik Lanckrock in 1987.
Als genre kende het vooral een opbloei na de Tweede Wereldoorlog, eerst zowaar in Vlaanderen met mensen als Johan Daisne (1912-1978) en Hubert Lampo (1921-2006), maar ook met "Op weg naar Montségur" van Valère Depauw (1912-1994), een werk uit 1976 dat handelt over de vervolging van de Albigenzen in Frankrijk.
Op dat moment is het magisch-realisme reeds vooral in Latijns-Amerika van belang met auteurs als Gabriel Garcia Marquez of Jorge Amado, maar ook met Laura Esquivel ("Como agua para chocolate", 1989) of Fanny Buitrago ("Senora Honeycomb", 1996). In Engeland worden ook Angela Carter en Salman Rushdie tot deze stroming gerekend.
Niet iedereen is evenwel “fan”. Zo getuigt Lukas De Vos in het tijdschrift “Film” n.a.v. de dood van André Delvaux: “(Dit) drukt ons nogmaals met de neus op de feiten : de leegte van het zogeheten magisch-realisme is recht evenredig met de barok van zijn inkleding ; het is, om nog even mezelf te citeren, « de anekdotiek die archetype wil zijn », oneerbiediger : Biedermeyerkunst, halfwassen kitsch, holle retoriek. Het is natuurlijk weinig fraai zoiets te beweren van een cineast die een oeuvre van negen langespeelfilms en nog wat documentaires heeft nagelaten. Maar het is nog minder eerlijk « André Baron Delvaux » bij te zetten in de galerij der gipsen beelden zonder hem te takseren op zijn vermeende kwaliteiten. Het is geen toeval dat Delvaux, geboren in Heverlee maar afgestudeerd als germanist en rechtskundige aan de ULB, bij Daisne te rade ging voor zijn eerste grote productie, “De Man die zijn Haar kort liet knippen” (1965), film die Delvaux helaas in het Nederlands maakte, zo klonk het achteraf, ondanks de sterke acteerprestatie van Senne Rouffaer die ook later zijn opwachting zal maken in “Vrouw tussen Hond en Wolf” (1979). Daisne en Delvaux komen beiden uit een traditie die put uit de meest larmoyante en populair bedoelde verfilmingen, van Pierre Benoit tot Angélique, van “L'Atlantide” tot “Fantômas”. De ironie wil trouwens dat de cultuurtempel Beaubourg in Parijs een Fantomascyclus had opgezet, waarin nadrukkelijk figureerde “Rendez‑Vous à Bray” (1970) van... Paul Delvaux. So far for cartesian correctness in France. Maar waar de voorbeelden (Fantomas, Judex, Diabolik, Mabuse) weinig aan hun doorzichtige opzet tekortdoen ‑ misdaad en straf, wraak en ondergang, zedelijke parabels kortom ‑ is het ethische gehalte van het meer academisch magisch-realisme opgedroogd tot wat aangekoekt schuim. Magisch-realisme is in de eerste plaats een schaamlapje voor het niet moeten beslissen. Magisch-realisme verheft de twijfel en de zelftwijfel tot een norm die alle maatschappelijke bindingen loslaat en alleen nog zichzelf tot beschouwend onderwerp heeft. Magisch-realisme is een afgelikt woord voor bewegingloosheid. De profeet van Daisne was Keyserling, de goeroe van Delvaux heet Karl Jaspers. De onvatbaarheid van het bestaan staat daarbij centraal. Maar beiden geloven wel dat een metafysische laag de rationaliteit verklaart en als niet afdoende ontmaskert. Er is meer, Horatio, zei Shakespeare al. Dat ultieme geloof bij de twee notoire vrijdenkers laat zich ontwikkelen uit de angst voor de leegte, angst die het kritisch denken versmoort en uiteindelijk versteent in valse onthechting: de esthetiek. De cineast, de schrijver, zij leven empathisch, zij zijn geen kritisch waarnemer meer, ze zijn kunstenaar geworden.”

Ronny De Schepper

Geen opmerkingen: