donderdag 27 december 2007

Robert de Niro

Robert de Niro (°17 augustus 1943) schitterde in 1996 in twee films tegelijk "Heat" van Michael Mann ("Last of the Mohicans", maar ook "Miami Vice") en "Casino" van zijn fetisj-regisseur Martin Scorsese. "Heat" maakte vooral ophef omdat de Niro hierin voor het eerst samen met Al Pacino was te zien. Beide acteurs waren reeds in dezelfde film te zien, met name "The Godfather, part 2", maar daar hadden ze geen scènes samen, aangezien ze beiden in een verschillend tijdsgewricht zaten (Robert de Niro speelde namelijk de vader van de drie jaar oudere Al Pacino). Een inside joke is ook dat het leidmotief van Neil McCauley (de rol van de Niro) in "Heat", "Je moet steeds klaar staan om binnen de dertig seconden alles achter te kunnen laten", eigenlijk gebaseerd is op de rusteloosheid van de Niro zelf, die lange tijd heeft gewacht vooraleer zich echt te "vestigen".
Acteurs leven van mythes. Eén van die mythes is dat Robert de Niro geen interviews geeft. "Slechts vijf op vijftien jaar tijd!" schrijft een confrater in Story, waaronder verstaan: het mijne erbij geteld natuurlijk! Terwijl ik als voorbereiding voor dit stuk zowat vijftien interviews gespreid over een periode van vijf jaar heb doorgenomen.
Toegegeven, de meeste van die interviews hadden te maken met het feit dat in 1993 de Niro met "A Bronx Tale" als regisseur is gedebuteerd. De film handelt over een kind (als 9-jarige gespeeld door Francis Capra en als 17-jarige door Lillo Brancato) dat opgroeit in de wijk in New York die werd genoemd naar de Deen Jonas Bronk die de lap grond in 1641 van de indianen "afkocht".
De jonge Calogero wordt de beschermeling van een gangster als hij zittend op de stoep getuige is van een moord, maar besluit zijn mond te houden tegenover de politie. Deze gangster, Sonny, wordt gespeeld door Chazz Palminteri, die tevens de auteur is van het toneelstuk waarop de film is gebaseerd. Het uitgangspunt (de moord op de stoep) is trouwens autobiografisch, al is het vervolg (de bescherming door de mafia) wel gefingeerd. In de film wil de jongen immers ook gangster worden, terwijl zijn vader (gespeeld door De Niro zelf) wil dat hij gaat studeren. "Het ergste wat er is in het leven, is verspild talent. Verspil het jouwe niet," zegt de Niro in de film en dat motto plaatst hij graag ook boven zijn eigen leven.
Er is tevens een merkwaardige overeenkomst met "Mean streets" van Martin Scorsese waarmee De Niro zelf twintig jaar geleden in the picture liep, maar als je deze vergelijking maakt, wordt hij kregelig. Dat geldt ook als je verwijst naar "Taxi Driver" eveneens van Scorsese.
De film, die werd voorgesteld op het festival van Venetië, waar De Niro een Gouden Leeuw kreeg voor heel zijn carrière, speelt zich af in de sixties en als dusdanig is de soundtrack vol met doo-wop muziek erg leuk. De Niro is trouwens met het samenstellen van die soundtrack begonnen. Het verhaal speelt zich af in Little Italy, waar ook Scorsese b.v. opgroeide, maar niet De Niro: die groeide op in het kunstenaarsmilieu van Greenwich Village (zijn ouders waren beide kunstschilders), waar hij reeds op 10-jarige leeftijd met een acteursopleiding begon (sommigen willen hem zelfs reeds op 6 jaar laten beginnen - ach, misschien heeft hij in de kleuterschool ook wel de "washandjesdans" op z'n actief).
Toch vertelt de Niro graag dat hij tot een "streetgang" behoorde, net zoals de nog niet één jaar oudere Scorsese trouwens. Deze herinnert zich wél dat de Niro, toen hij 16 was, af en toe eens afzakte naar Little Italy, maar dan als een eerder verlegen jongeman. Wat terloops gezegd betekende dat die dramalessen niet veel hielpen, want zijn moeder had hem juist om van die schuchterheid af te geraken daarheen gestuurd. Toch maakte hij blijkbaar genoeg indruk, opdat Scorsese hem enkele jaren later terugzag op een feestje. En dat leidde dan weer naar zijn doorbraakrol in "Mean streets".
Maar terug naar de Niro als 16-jarige knaap. Op dat moment ging hij naar de High School for the Performing Arts. Wie "Fame" gezien heeft, kan zich moeilijk voorstellen dat dit de ideale omgeving was voor de Niro en inderdaad, even later vinden we hem terug bij The Dramatic Workshop en The Luther James Studio. Daarna stapte hij over naar Stella Adler van wie hij de stelregel "echt talent is goede keuzes kunnen maken" heeft overgehouden. Adler stond bekend als een hevige tegenstandster van "The Method", zoals Lee Strasberg de theorie van Stanislavski aanpaste aan Hollywood-normen. Nochtans is de Niro nadien overgestapt naar the Actor's Studio en nu heeft hij ook zijn eigen school the Institute of Method Acting gedoopt. Zijn bekendste leerling is Nicolas Cage. De Niro werkte in 1987 trouwens mee aan een documentaire over Strasbergs Actor's Studio van Annie Tresgot). Ook de acteurs waar de Niro naar opkijkt, zoals Marlon Brando, Montgomery Clift of James Dean komen uit de Studio. Zijn grootste idool echter niet. Maar dat kan ook moeilijk. Het is immers... Greta Garbo!
Een typisch staaltje van method acting laat de Niro zien als bokser Jake La Motta in "Raging Bull", alweer van Martin Scorsese. Beroemd is het feit dat hij hiervoor nog liever 30 kg aan gewicht won in plaats van met opgevulde kleren te werken. Om nog van de bokslessen te zwijgen. Voor de musical "New York, New York" (jawel, opnieuw van Scorsese) leerde hij dan weer saxofoon spelen op zo'n fanatieke manier (al moest hij in de film enkel doen alsof) dat zijn leermeester Georgie Auld hem "zo leuk als syfilis" vond. (Nu speelt hij geen sax meer, tenzij op speciale gelegenheden, zoals die keer met Bill Clinton, wiens verkiezingscampagne hij ondersteunde.)
"Ik neem mijn werk zeer ernstig," zegt de Niro, die bekend staat als een vervelend iemand wat interviews aangaat. Toch is dit niet uit verwaandheid ("het is even belangrijk jezelf niet te ernstig te nemen") maar omdat hij zijn privé-leven nauwgezet wil afschermen. Vast staat enkel dat zijn ouders reeds uit elkaar gingen toen hij amper twee was. Hij werd opgevoed door zijn moeder Virginia Admiral, wier kunstenaarsloopbaan er meteen aan was. Dat in tegenstelling tot zijn vader (eveneens Robert de Niro genaamd) waarvan zelfs werk te bezichtigen is in the Metropolitan Museum of Art.
Dat de Niro hier een aantal trauma's van meedraagt, is zeker, want het verschil tussen de mens en de acteur is immens. De Niro is nog steeds mensenschuw en kan zich amper uitdrukken. Aangezien hij ook fysiek redelijk klein is (wat in bijna geen enkele film opvalt), ziet hij er wat stuntelig en onbeholpen uit. Je zou bijna zeggen: Woody Allen. Maar wat een verschil als je beide mannen vergelijkt naar de manier waarop ze respectievelijk in films te zien zijn! Terwijl Woody Allen op het doek verdergaat met zijn psychoanalyse, wordt de Niro juist een heel ander iemand. Liefst compleet tegengesteld aan zichzelf. Als het te dicht in zijn buurt komt (zoals in "Stanley and Iris" b.v.), dan flopt de film totaal.
Naast alle reeds genoemde films draaide de Niro ook nog "The king of comedy", "Goodfellas" en "Cape Fear" met Scorsese. Maar hij weigerde (terecht) de rol van Christus in "The last temptation of Christ". In 1990 verleende hij zijn stem aan de documentaire "Martin Scorsese directs" van Joel Sucher en Steven Fischer. In Humo verklaarde hij: "Marty en ik denken vaak hetzelfde. We hoeven eigenlijk niet lang te praten over het werk zelf, of over praktische oplossingen. We hebben wel lange discussies over de moraal en de filosofie van een personage. 's Morgens, vóór we draaien, praten Marty en ik meestal een halfuurtje en dan kunnen we ons de rest van de dag elk met ons eigen werk bezighouden. Met andere regisseurs heb ik dat ook geprobeerd, maar dat is nooit zo goed gelukt."
Misschien heeft één en ander ook te maken met een ander adagium van hem, namelijk de opvatting dat "if it isn't on the page, it isn't on the stage", als het niet op het papier (lees: in het scenario) staat, komt het ook niet tot leven op de scène (of het witte doek). Duidelijk een opvatting die ook Scorsese deelt: bij het onafscheidelijke duo hoorde immers oorspronkelijk ook nog scenarist Paul Schrader (Taxi driver, Raging bull) en nu Nicholas Pileggi (Goodfellas, Casino). Het verklaart misschien ook wel waarom de Niro niet langer meer met die andere Italiaanse immigrant, Brian de Palma, werkt, waarbij hij wel met drie films debuteerde. Deze films kwamen immers op een improviserende manier tot stand. (Alhoewel dit toch niet meer van de latere de Palma kan worden gezegd, vandaar misschien dat de Niro toch schitterde als Al Capone in de Palma's "Untouchables".)
Volgens een confrater is hij zo'n perfecte cameleon dat hij eigenlijk alleen maar herkenbaar is aan de pukkel op zijn rechter jukbeen. Of is het zijn linker? In "Men in tights" laat Mel Brooks de pukkel van de acteur die King John vertolkt steeds weer elders opduiken...
Opmerkelijk is ongetwijfeld dat de Niro tot nu toe nog geen Shakespeare heeft gespeeld. Aan Terry Wogan verklaarde hij destijds dat dit geen toeval was. Hij léést hem liever, zegt hij.
Hij kwam ook in het nieuws omdat hij op kunstmatige wijze een tweeling liet verwekken bij zijn ex-vriendin, de 40-jarige kleurlinge Tookie Smith, eigenares van een catering bedrijfje. De Niro had reeds een zoon Raphael (toen 17) bij de zwarte mannequin Diahanne Abbott (haar zes jaar oudere dochter Oriana beschouwt hij ook als zijn eigen dochter), toen hij in 1980 van haar scheidde na vier jaar huwelijk om met Tookie op te trekken. In 1988 had ze een miskraam en daarna staakte het paar de pogingen om op een normale wijze kinderen te krijgen. In 1992 gingen ze uit elkaar en begon de Niro een verhouding met Naomi Campbell. Na haar "lesbische" clip met Madonna, verbrak hij ook deze relatie om naar een zekere Asia over te stappen. Maar in 1995 heeft men een door de Niro bevrucht eitje van Tookie ingeplant in een draagmoeder met een tweeling als resultaat.

Ronny De Schepper

Onvolledige filmografie
1965 The wedding party (Brian De Palma)
Figurant in Trois chambres à Manhattan (Marcel Carné) tijdens zijn studie aan de Alliance Française in Parijs.
1968 Greetings (Brian De Palma)
1969 The swap or Sam's song (Jordan Leondapoulos)
1970 Hi, mom! (Brian De Palma)
Bloody mama (Roger Corman)
1971 Jennifer on my mind (Noel Black)
The gang that couldn't shoot straight (James Goldstone)
Born to win (Ivan Passer)
1973 Bang the drum slowly (John Hancock)
Mean streets (Martin Scorsese)
1974 The Godfather II (Francis Ford Coppola): oscar voor de beste bijrol als Vito Corleone (Al Pacino kreeg een nominatie voor de beste hoofdrol, maar pakte ernaast).
1976 Taxi driver (Martin Scorsese): oscarnominatie voor zijn rol als Travis Bickle ("You talking to me?").
Novecento (Bernardo Bertolucci)
The last tycoon (Elia Kazan)
1977 New York, New York (Martin Scorsese)
1978 The deer hunter (Michael Cimino): oscarnominatie
1980 Raging bull (Martin Scorsese): oscar voor de beste hoofdrol
1981 True confessions (Ulu Grosbard)
1983 The king of comedy (Martin Scorsese)
1984 Once upon a time in America (Sergio Leone)
Brazil (Terry Gilliam)
Falling in love (Ulu Grosbard)
1986 The mission (Roland Joffé)
1987 Dear America, letters from Vietnam (Bill Couturié)
Angel heart (Alan Parker)
In The untouchables (Brian De Palma) speelt hij de rol van Al Capone.
1988 Midnight run (Martin Brest)
Dat jaar richt hij samen met Jane Rosenthal Tribeca Films op (naar het Triangle Below Canal Street-district, waar het hoofdgebouw is gelegen). Bij de eerste film, "Mistress" van Barry Primus, is hij enkel als producent betrokken (naast een klein cameo-rolletje als... producent die enkel een film wil ondersteunen als zijn liefje er een rol in krijgt). Het gebouw zelf heeft op het gelijksvloers een restaurant dat hij uitbaat samen met Sean Penn en Mikhail Baryshnikov. Daarboven is er een filmzaal en de rest van de kantoren wordt verhuurd, o.a. aan Miramax, die instaat voor de distributie van de "betere" film.
1989 Jacknife (David Jones)
1990 Stanley & Iris (Martin Ritt)
We're no angels (Neil Jordan)
Goodfellas (Martin Scorsese)
Awakenings (Penny Marshall): oscarnominatie voor zijn rol als Leonard Lowe, de patiënt van Dr.Malcolm Sayer (Robin Williams, mede door de Niro uitgekozen op basis van zijn vertolking in "Dead poets society"), gebaseerd op de schrijver van het boek, Dr.Oliver Sacks, tevens de auteur van het boek "The man who mistook his wife for a hat".
1991 Guilty by suspicion (Irwin Winkler)
Backdraft (Ron Howard)
Cape Fear (Martin Scorsese voor Tribeca)
1992 Thunderheart (Michael Apted voor Tribeca)
"Mad Dog and Glory", een film van John McNaughton, de maker van "Henry: portrait of a serial killer" in 1986, maar pas ter dezer gelegenheid in België uitgebracht. Alhoewel Robert de Niro niet bepaald schitterend was als komische acteur in "We're no angels", probeert hij het hier nogmaals, deze keer naast Bill Murray en Uma Thurman. In Cannes werd deze film over een gangster (Murray) die uit dankbaarheid voor het feit dat een politieman (de Niro) zijn leven heeft gered, hem voor een weekje een barmaid (Thurman) "uitleent", tamelijk goed ontvangen. Het uitgangspunt was provocerend, maar het einde valt weer helemaal in de Hollywood-plooien (cfr. "Indecent proposal"). Het scenario is van Richard Price ("Color of money", "Sea of love").
In 1993 draait Robert de Niro met zijn productiemaatschappij "Night and the City" van Irvin Winkler. In "This Boy's Life" van Michael Caton-Jones ("Scandal") gaat hij met Ellen Barkin en Leonardo Di Caprio (het jongetje uit "Gilbert Grape") meer de nostalgische toer op. Deze bewerking van het boek van Tobias Wolff handelt over sociale toestanden op het platteland in de jaren vijftig, via de reis van een jongen met zijn pas gescheiden moeder.
1995 A Bronx Tale (Tribeca)
Frankenstein (Kenneth Branagh)
1996 Casino (Martin Scorsese)
Heat (Michael Mann)
1997 "Marvin's room" (Jerry Zaks)
"Sleepers" (Barry Levinson)
Nadat in "The fan" Robert de Niro een obsessionele fan van sportheld Wesley Snipes is tot de liefde omslaat in haat en hij zich nogmaals in zijn "Cape Fear"-rol kan uitleven, was de Niro te zien in "Wag the Dog", een vlijmscherpe satire op mediamanipulatie en het politiek gekonkel in Washington. De Amerikaanse president wordt beschuldigd van verregaande seksuele intimiteiten met een padvindster. En wat doet zijn gehaaide adviseur (De Niro) om het schandaal de kop in te drukken? Hij haalt er een verwaande Hollywoodproducer (Dustin Hoffman) bij om een niet bestaande oorlog met Albanië te ensceneren, een virtual reality‑crisis die tot aan de nakende verkiezingen de aandacht moet afleiden van pers en bevolking.
Klinkt vertrouwd in de oren, nee? Dankzij een wonderlijke toevalstreffer belandde "Wag the Dog" in het heetst van Clintons Zippergate in de Amerikaanse bioscoop. De timing van de bioscoop‑release van "Wag the Dog" was zo mogelijk nog perfecter dan van "Primary Colors". Deze satirische prent van Barry Levinson belandde in de Amerikaanse zalen net op het moment dat de VS ermee dreigde Irak aan te vallen indien Sadam Hoessein zich niet onvoorwaardelijk neerlegde bij alle VN‑eisen. Was Clinton die oorlog niet aan het gebruiken als bliksemafleider voor zijn problemen op het thuisfront, nu de aantijgingen van Monica Lewinsky de voorpagina's beheersten?
Het Amerikaanse publiek wordt de laatste tijd door zijn filmpresidenten niet verwend. Eerst kregen we in "Absolute Power" van Clint Eastwood de prez als een SM‑minnende schurk van jewelste, bovendien nog gespeeld door Gene Hackman, de incarnatie van de modale Amerikaan. In "The Second Civil War" sleept de bewoner van het Witte Huis zijn land mee in het ondenkbare: de tweede burgeroorlog uit de geschiedenis. Zowel in "Wag the Dog" als in "Primary Colors" zou de president "nieuwe stijl" zich hebben vergrepen aan kleine meisjes. Het vervelende is dat al deze presidentiële figuren geloofwaardiger overkomen dan de enige positief heldhaftige supreme chief van de laatste tijd: Harrison Ford die in "Air Force One" eigenhandig de First Family moet redden uit de klauwen van goddeloze terroristen. Waar is de tijd gebleven dat presidenten in Hollywoodfilms steevast als eerbiedwaardig, aseksueel en honderd procent betrouwbaar werden afgeschilderd? Ideaal dat nog het best werd belichaamd door Henry Fonda (van "Young Mr.Lincoln" van John Ford tot "Fail Safe" van Sidney Lumet).
Het echte doelwit van "Wag the Dog" is echter minder Washington dan Hollywood; uiteindelijk is het minder Robert De Niro's probleemoplosser dan Dustin Hoffmans producer die de meeste aandacht voor zich opeist, de beste scènes en dialogen toegespeeld krijgt in het sardonisch script van David Mamet. Hoffman imiteert in zijn vertolking zowel de fysieke eigenaardigheden (onnatuurlijk gebronsd, buitenmaatse bril, opgeföhnd zwartgeverfd haar) als de megalomane trekjes van Robert Evans, op jonge leeftijd heerser van een studio ‑ Paramount ‑ maar ten val gebracht door overmoed, cocaïneverslaving en criminele connecties. (Patrick Duynslaeger)

Geen opmerkingen: