zondag 30 december 2007

Londen

Na veertien dagen Hastings ga ik in september 1971 nog een week naar Londen waar ik met een andere Susan (*) naar Ten Years After ga. Zij is de dochter van mijn huisbazin, die verder ook nog onderdak biedt aan Sammy Nelson, de Noord-Ierse internationaal van Arsenal, en twee jongere spelers, een Davies uit Wales en een Hamish uit Schotland, waarvan ik later niets meer heb vernomen. Het grappigste was nog dat ik, geen voetbalfanaat zijnde (ik heb bijvoorbeeld een uitnodiging om mee te gaan naar Arsenal afgeslagen!), vooral contact zocht met de vijfde logé, een kunststudent. Maar, guess what, die kunststudent was nog meer voetbalgek dan de drie profspelers samen!
In het voorprogramma van Ten Years After stond een groepje dat (terecht) hartstochtelijk werd uitgejouwd en later nochtans “redelijk” bekend zou raken als... Supertramp. Tussen de twee in tokkelde een Cat Stevens-achtig figuur wat op een akoestische gitaar. Zijn naam was Keith Christmas. Van hem heb ik nooit meer iets vernomen.
Alvin Lee vertelt nu dat hij zich in die tijd niet zo goed voelde (**), maar daar viel dan toch niet veel van te merken!
Dat hele concert kostte overigens fifty cent, die ik van mijn huisbazin meteen cadeau kreeg toen ze hoorde dat ik haar dochter er mee naartoe ging nemen, want het arme kind was erg toe aan een avondje uit. Ze was namelijk pas gescheiden. Maar ofwel kende zij haar dochter niet goed, ofwel maakte het deel uit van een diabolisch plan, maar de dochter in kwestie was zeker geen treurend besje. Tijdens het concert bood zij mij een witte substantie aan om te snuiven (wat ik nogal verbouwereerd afwees, want het was de eerste keer dat ik daarmee in aanraking kwam) en toen ik na het concert voorstelde om het feest nog wat langer te laten duren, stelde ze onmiddellijk her place voor. Ik moet wel toegeven dat ik ietwat ongelukkig de wending Let’s spend the night together (verdomde popmuziek!) had gebruikt. Ook hiervoor was ik helaas nog wat te groen achter de oren.
Dat huis van Susans moeder lag in Muswell Hill, wat een merkwaardig toeval is, want popliefhebbers zullen wel weten dat omstreeks dezelfde tijd The Kinks hun elpee “Muswell Hillbillies” aan het inblikken waren.
Op een dag zat ik op een bank in een parkje van Muswell Hill wat te niksen, als op een bepaald moment een langharig individu (een beetje een lookalike van Sparrow uit Hastings) met een t-shirt van Jimi Hendrix aan naast mij komt postvatten. We raken in gesprek en hij nodigt mij uit voor een wandeling. Het lijkt mij wel een interessante kerel, dus ik stem toe. Onderweg begint hij zich echter merkwaardig te gedragen. Zo komen we o.a. op een bepaald moment een speelgoedwinkel tegen, waar in het uitstalraam zo van die soldaatjes (het waren eigenlijk vooral ridders) te zien zijn. Mijn gezel wil dat ik ze voor hem koop. Ik kom ervan af met het smoesje dat ik geen geld op zak heb.
Even verder verrast hij me weer, maar deze keer met nog iets veel minder aangenaams. Hij zegt namelijk: “Wat zou je nu doen, mocht ik plotseling een revolver tegen je hoofd zetten?” Ik weet niet meer wat ik dààrop heb geantwoord. Alleszins bleek het gelukkig een puur hypothetische vraag te zijn (zo één van die waarop Jean-Luc Dehaene niet wil antwoorden), want hij had blijkbaar geen wapen op zak. Toch begin ik me zo stilletjesaan goed zorgen te maken, ook al omdat we op een ellenlange rechte weg lopen, waaraan maar geen eind schijnt te komen en het nog steeds niet duidelijk is wààr hij met mij naartoe wil.
Gelukkig stopt hij op een bepaald moment toch bij een huis. Een villa zelfs. De bewoners blijken een alternatief koppel te zijn (ze waren lezers van The Morning Star, de Engelse Rode Vaan, stel je voor!) en we worden er goed ontvangen. De man slaagt erin me even apart te nemen en legt uit dat de jongen in wiens gezelschap ik mij bevind “zwaar gestoord” is door overmatig druggebruik. We bedenken een smoes om afscheid te nemen en ik word door de vriendelijke man weer naar mijn logies gevoerd. Maar het was uiteraard een onprettig voorval dat mij altijd zal bijblijven.
Twee jaar later, in augustus 1973 ga ik met Sonia eveneens naar Hastings en Londen. Over Hastings valt nog wel 't een en 't ander te vertellen (zie aldaar), maar van Londen herinner ik me alleen dat we naar het fameuze spektakel "Oh! Calcutta!" gingen kijken, maar dat we er bij de pauze reeds de brui aan gaven.
Later zal ik nog een aantal keren naar Londen gaan, vooral in de periode dat ik bij M.V. was. Die was immers geïnteresseerd in antiek en geregeld staken we dan ook de plas over om “inkopen” te doen. Soms was dat gewoon gezellig, zoals op Portobello Road (zie verder), maar soms was het ook in poepsjieke gelegenheden, zoals die keer in een hotel (St.George?) toen ik niet meeging, maar in de bar op haar bleef wachten. Dan kwam daar zo een typische butler langs met een karretje met daarop allerlei gebak en – natuurlijk - “tea”.
Nog leuker was het voorval in de Olympia Fair. Hier “moest” ik wel meegaan, want daar was er niet zo'n prachtige bar om de tijd te verdrijven. Ik had voor de gelegenheid mijn beste kostuum uit de kast gehaald, maar toch was het overduidelijk dat ik enkel een “pakjesdrager” was. Maar precies wegens dat kostuum werd meteen ook duidelijk dat ik ook niet “louter” een loopjongen was. Rara, wat zou ik dan wel kunnen zijn...?
Kun je het daarom die dame uit Nice (aan de Azurenkust, jawel) kwalijk nemen dat ze eens voorzichtig en delicaat kwam informeren hoeveel “mijn prijs” wel was? Ikzelf was alvast niet geshockeerd, integendeel, ik moet toegeven dat ik geflatteerd was en dat ik heel even zelfs heb nagedacht over een “leugentje om bestwil”. Maar mijn vriendin rook onraad en kwam de belaagster beleefd maar kordaat verdrijven.
Op 12 juni 2003 ging ik met Gaby terug naar Londen. Deze keer kwamen we dus van Liverpool (zie aldaar) en we maakten de tocht dan ook alweer met Virgin Express, maar we hadden bijgeleerd: als men op voorhand zijn tickets bestelt, wordt het al heel wat goedkoper (zij het nog altijd veel duurder dan onze NMBS die het vaak zo hard te verduren heeft). In Londen nemen we de metro, want we logeren bij Tony & Julie Mullins in Earlsfield nabij Wimbledon.
Oorspronkelijk waren we van plan in het hartje van Londen onze figuurlijke tenten op te slaan, met name in de buurt van Notting Hill, maar sedert de gelijknamige film, waarin de populaire filmvedette Anna Scott (gespeeld door Julia Roberts) de vreselijk gewone boekhandelaar William Thacker (wie anders dan Hugh Grant) ontmoet en voor hem valt (want “she too is just a girl standing in front of a boy, asking him to love her”) rijzen de prijzen daar (zelfs voor een kort verblijf) de pan uit. Om het in mensentaal uit te drukken: Madonna heeft zich daar een stulpje aangeschaft, om nu nog maar gewoon dié te noemen...
Dus kwamen wij in Wimbledon terecht, waar uiteraard vaak ook tennissers logeerden. Onze gastheren noemden een paar namen, maar aangezien mijn interesse hiervoor zo goed als nihil is, heb ik er niet veel van onthouden. Maar heb ik dat goed verstaan: zat ook Xavier Malisse erbij? Of was het dan toch Olivier Rochus?
Dezelfde avond nog geeft het supersympathieke koppel ons een gratis rondleiding met hun wagen door Londen, wat vooral voor Gaby een reuze-ervaring is. Bij mij was het meer een prettig weerzien (ik was hier zoals gezegd een paar keer eerder, zoals het een goede germanist betaamt). Wat ook voor mij nieuw is, is een restaurant dat Tony ons per se wil laten zien, ook al moet je reserveren om er binnen te kunnen: het Sarastro restaurant in Drury Lane. Dat is vlakbij het operagebouw van Covent Garden en de ondertitel is dan ook “the show after the show”. Volgens Tony is het een apart mengsel van operazangers die er gratis optreden en wat meer pikant amusement. “The atmosphere of an oldfashioned classy brothel,” vat hij samen. We kijken er reeds naar uit, maar zoals gezegd, men moet reserveren, dus vanavond eindigen we dan maar in zo’n typische pub, waar onze gastheren (die van onze leeftijd zijn en bovendien eveneens in de journalistiek werkzaam, zij het dan vooral wat opmaak betreft) kind aan huis zijn en we dan ook meteen worden opgenomen in de sfeer. Het weer is prachtig (dat zal het de hele tijd ook blijven) en we drinken gewoon op straat. Al vlug wordt er natuurlijk ook gezongen. Een bobby komt langs om ons de raad te geven het wat kalmer aan te doen, maar de sfeer blijft gezellig.
's Anderendaags gaat onze eerste “zelfstandige” uitstap uiteraard richting Notting Hill en Portobello Road. Zoals (bij mijn weten) altijd is de antiekmarkt er weer in volle gang en de uitstap is dus zeker de moeite waard. Alleen jammer dat ik de informatie die ik van Greg Ball had ontvangen over de locaties waar “Notting Hill” precies gedraaid werd, vergeten ben. Die hebben we dus niet gezien. En evenmin een ander opvallend winkeltje met de naam van Coco de Mer: dit erotische salon biedt naast pikante lingerie en speeltjes ook sessies aan met afternoon champagne waarin kandidaten worden ingewijd in de kunst van spanking of dirty talk. Hierover gesproken: in de buurt is er ook een uitstekend S&M-restaurant. S&M staat hier echter wel voor “sausages and mashed potatoes”, overigens mijn lievelingskost. Wat ik wél toevallig tegen het lijf loop is het huis waar George Orwell heeft verbleven.
Een bezoekje aan het Globe Theatre (zaterdag 14 juni) mag natuurlijk ook niet ontbreken. Bij onze terugkomst worden we door Tony en Julie uitgenodigd op een barbecue in hun tuin.
Op zondagnamiddag proberen we een voorstelling in Covent Garden mee te pikken, maar dat lukt uiteraard niet. En ook Sarastro is weer volzet. Toch is het geen maat voor niets. Er is vanalles te doen op de pleinen rond de opera en het weer is zoals gezegd weer fantastisch.
Om Tony en Julie te bedanken voor de rondrit en de barbecue nodigen we hen ’s avonds uit om samen iets te gaan eten. Zij kiezen zelf een Italiaans restaurantje in de buurt uit, waar ze alweer kind aan huis zijn (het zijn Bourgondiërs, zoals alle goede journalisten) en het inderdaad gezellig toeven blijkt.
Natuurlijk willen we ook eens een tochtje maken in “The London Eye”, ook al heeft Gaby hoogtevrees en ikzelf claustrofobie. Toch zal het nogal meevallen omdat we opzettelijk een kalmere dag (maandag 16 juni) hebben uitgekozen, zodat we ruimte zat hebben in onze “gondel”. Ook het vele glas (voor het uitzicht uiteraard, want daar is het ‘m precies om te doen) doet wonderen. En vooral: gelukkig zullen we pas enkele uren voor ons vertrek, dus nà ons eigen tochtje, kunnen vaststellen dat dit reuzerad inderdààd kan komen vast te zitten. (Ik moet toegeven dat er geen paniek uitbrak bij de inzittenden, ook al werden ze er slechts met mondjesmaat – gondel per gondel – uitgelaten.)
Vooraleer terug te keren moeten we op dinsdag toch eens gaan zonnebaden in Hyde Park. Daar zijn we uiteraard niet alleen. Een beetje moeilijk om aan spijs en drank te geraken, dat wel, maar voor de rest is ook hier de stemming weer opperbest. Dit is werkelijk een droomvakantie.
Aangezien mijn moeder zo’n tennisfan is, dring ik er bij Tony op aan om, vooraleer te vertrekken op woensdag 18 juni, toch eens naar de terreinen van Wimbledon af te zakken. Dit is de enige tegenvaller. Er is haast niks te zien en zelfs het nemen van een onnozele foto bij het hek bezorgt me problemen. Dat is namelijk verboden.
Bij het afscheid willen Julie & Tony ons nog het boek van Harry Potter meegeven, waarin ik was beginnen te lezen, maar ik besluit het toch maar in het station te kopen. Tenslotte zijn zij zo’n grote fans dat ze het boek toch maar zouden missen. Ikzelf vind het zeker niet slecht, maar een echte fan word ik toch niet. Dat in tegenstelling tot Gaby die het boek na mij heeft gelezen en sindsdien ook alle anderen!

Ronny De Schepper

(*) Zie Hastings.
(**) “Ik heb nooit deel willen uitmaken van de muziekindustrie, maar een jaar na Woodstock was ik dat plots wél. Tot het festival zelf bleef het redelijk stil: voor ons was Woodstock gewoon een van de vele festivals. Het jaar daarna bleven we in kleine zaaltjes spelen. Maar toen kwam de film uit... Ik begon me een commercieel product te voelen, verloor het contact met mezelf. Waar was die working class boy die alleen maar blues wilde spelen? Later zegden mensen me dat ik zo groot had kunnen zijn als Eric Clapton. Maar ik hoef niet in elk land een huis en een Ferrari. In 1974 ging Ten Years After uit elkaar. De andere groepsleden toeren vandaag nog altijd onder de oude groepsnaam, maar zonder Alvin Lee. Dat is toch boerenbedrog? Maar ik maak me er ook niet te druk over. Het is maar muziek, en ik wil niet mijn hele leven in advocatenkantoors slijten. En live speel ik nog altijd songs als I'm going home. Die klinkt geen twee keer hetzelfde.” (GVA, 2/11/2007)

Geen opmerkingen: