zondag 2 december 2007

Witlof from Belgium

ROCK'N'ROLL ONDER DE KERKTOREN

"In de jaren 70 werd aan de zangerstaal in volle groei stevige modern klinkende muziek toegevoegd en tekenen zich de resultaten af van de verspreiding van het muziekonderwijs, waar talrijke jongeren een basiskennis van muziek hebben opgedaan. Sedertdien gaat Vlaanderen stevig mee in de internationale rockscène." Minister Luc Martens gaat in zijn beleidsbrief voor muziek van 10 juli 1996 wel erg ver in zijn gevolgtrekkingen en het leggen van verbanden. In 1978 namen The Kids weliswaar hun eerste elpee op (overigens met als producer Leo “Evviva Espana” Caerts) en die hadden hun naam niet gestolen: zanger Ludo Mariman was weliswaar reeds 21, maar drummer Eddy De Haes was slechts 16 en zijn bassende broer Danny zelfs amper 12! Maar of dit een uitvloeisel van het muziekonderwijs was? Dat is alvast niet wat we in de realiteit hebben kunnen ervaren en wat evenmin tot uiting komt in het boek "Wit-lof from Belgium".
Alhoewel dit zeker niet bedoeld is als het ultieme naslagwerk over de Belgische pop, toch is het dankzij een uitermate groot streven naar volledigheid, een (helaas soms wat lukrake) index en vooral een indrukwekkende discografie (van de hand van godsdienstleraar Kris Dierckx) een werk geworden dat alvast heel wat kandidaat-auteurs van dergelijke overzichten zal afschrikken.
In de tekst zelf heeft men echter niet naar encyclopedische toestanden gestreefd, maar integendeel heeft men geopteerd voor een zeer speelse aanpak. Mijns inziens soms wat té speels, zo zijn er hoofdstukken waar in élke zin een woordspeling of iets van die strekking voorkomt. De talloze woordspelerige verwijzingen zullen het boek overigens binnen vijf jaar (of nog eerder) onleesbaar maken.
Alhoewel de schrijvers een latere herwerking niet uitsluiten, was het oorspronkelijk toch hun bedoeling om ook nu reeds iets "blijvends" over te houden. Dat is hen dus maar gedeeltelijk gelukt, al blijft het boek stukken beter dan dat welk door Guy De Pré werd uitgebracht n.a.v. de TV-reeks "De Préhistorie". Guy De Pré aast trouwens zeker op een politieke carrière? Om de twee bladzijden staat zijn foto in het boek van "De Préhistorie". Bovendien heb ik het maar zeer diagonaal gelezen, maar als alle informatie even correct is als die op p.164, waar men beweert dat "op 15 maart tijdens het wereldkampioenschap wielrennen Monseré om het leven komt" dan is het klaar voor de vuilnisbak.
De Prehistorie: jazz in België
De jazz werd in België tamelijk vlug geïntroduceerd, nl. reeds rond de eeuwwisseling, ook al was dat dan uitsluitend ragtime. Die muziek werd meestal als intermezzo gespeeld tussen het repertoire van de militaire kapellen door. Het was trouwens in het zog van John Philip Sousa dat de jazz hier ingang vond. Er bestaan uit die tijd nog partituren van Belgen die ragtime componeerden, maar de meest populaire (ene Fremaux) zijn de namen vergeten geraakt. België was een voorloper op het gebied van de jazz. Misschien was dat nog een beetje een erfenis van Adolphe Sax? Na de Eerste Wereldoorlog was in Brussel het eerste volledig zwarte orkest te horen. The Mitchell's Jazz Kings waren immers het vaste orkest van de Alhambra. De eerste Belgische jazzband ontstond in navolging daarvan in het Bistrouille A.D.O. Het is zelfs zo dat de eerste Europese jazzplaat (1927) voor een deel Belgisch is. Dat wil zeggen: ze werd weliswaar in Londen opgenomen, maar de producent (Félix Faeck) was Belgisch, evenals de uitvoerders (Chas Remue en The New Stompers). De populariteit van de jazz steeg nog meer toen Josephine Baker met haar Revue Nègre het Koninklijk Circus aandeed, waar overigens in 1931 een danswedstrijd à la "They shoot horses" plaatsvond. Een jaar eerder had de openbare omroep N.I.R. een eigen jazzorkest opgericht, geleid door Stan Brenders (een lid van The New Stompers).
Tijdens de bezetting viel er ook in België jazz te beluisteren, ondanks het feit dat de nazi's ze officieel verboden (het woord was wél taboe). Voor sommigen is Stan Brenders, de leider van de populairste big band tijdens de oorlog dan ook een held, terwijl hij voor anderen juist een collaborateur is. Opvallend is dat de muzikanten zich niet beperkten tot het spelen van jazz, maar dat ze ook dansmuziek op het repertoire namen.
Ook Etienne Verschueren ontdekte als een echte "swing kid" de jazz en de sax tijdens de oorlog. Op dat moment studeerde hij piano aan het KMC te Gent en hij vloog meteen aan de deur. Na de oorlog werd hij lid van The Belgian Bluebirds, die vooral in Duitsland voor Amerikaanse soldaten optraden. Leider was Micky Bunner en twee andere bekende leden waren bassist Roger Vanhaverbeke en een andere saxofonist Jack Sels, wiens leven in de film "Just friends" wordt geëvoceerd. In 1958 treedt Verschueren toe tot het orkest van Henry Segers van het toenmalige INR, om in 1963 over te stappen naar het zogenaamde variété-orkest van de NIR o.l.v. Fernand Terby. Nog geen jaar later kreeg hij de leiding van het BRT-dansorkest toegewezen, dat hij later als BRT-jazzorkest groot zal maken... tot het uit bezuinigingsoverwegingen wordt opgeheven.
Ook Toots Thielemans begon met de accordeon van zijn vader, waarop hij in Molenbeek de Internationale speelde. De grootste Belgische bijdrage aan de jazz is dan ook wellicht zijn "Bluesette". Aangezien van alle Belgen Thielemans de Tootste is, werd in 1992 "Bluesette" tot "hymne" van het Brusselse gewest uitgeroepen! Een andere belangrijke jazzclub was "La rose noire" waar in 1955 b.v. de big band van Jeannot Morales speelde met o.a. de Congolese zanger-gitarist Vicky Down, de violist Eddie Delatte, de saxofonisten Etienne Verschueren en Johnny Dover, de drummer Freddy Rottier, de trompettisten Louis De Haes, Bob Pauwels en Charlie Knegtel en de bassist Jean Warland.
Het belangrijkste feit is echter dat in 1955 Toots Thielemans in New York zijn eerste elpee maakt. Vijf jaar eerder, in 1950 verkocht de beloftevolle amateurwielrenner Juul Anthonissen zijn racefiets om zich met de opbrengst een platendraaier aan te schaffen. Een ongelooflijk verhaal als je hem jaren later in zijn volle glorie zag, maar wel de start van wellicht de belangrijkste collectie jazzplaten ter wereld. Juul was onder de indruk van die muziek gekomen door de bioscoop. Niet enkel door films als "Orchestra Wives" (met Glenn Miller), maar ook door de voorfilmpjes, eigenlijk de voorloper van videoclips, met muziek van Jimmy en Tommy Dorsey, Harry James, Count Basie, Duke Ellington enz. Die beïnvloedden tal van orkestjes, zoals ook een jazzorkest in Boom, waarvan Bobbejaan Schoepen, Kees Brug en de vader van Roland Van Campenhout deel uitmaakten.
De Vlaamse rock:
ze zullen hem niet temmen,
want hij is nooit wild geweest
Tussen 1953 en 1956 was België de grootste afnemer van Amerikaanse jukeboxes (b.v.Würlitzer) voor 78-toerenplaten. En dat in absolute cijfers! Maar alhoewel op 19 oktober 1958 Bill Haley de wereldtentoonstelling afsloot, bleven de hele jaren vijftig door vooral specimens als Jan Verbraeken, La Esterella, Henk De Bruin, Ray Franky en Enny Denita het mooie (?) weer maken. Zelfs een redactie als deze van Song Parade die bestond uit mensen die hun hart hadden verpand aan de Amerikaanse amuse­mentsmuziek en de jazz nam aanvankelijk tegenover rock'n'roll een erg ambivalente houding aan. Deze muziek voerde immers een faam van geweld en straatschenderij met zich mee en waar een figuur als Bill Haley nog moeiteloos geaccepteerd werd, bleef zelfs Elvis Presley geruime tijd taboe. Zo wordt in het novembernummer van 1956 met enthousiasme bericht over de "Rock'n'roll Show" die te Brussel heeft plaatsgegrepen en die georganiseerd werd in de dancing Sint-Sauveur (sic!) door Ciné Revue, Max Factor en Columbia Films - winnaars waren Mevr.Lili Holemans uit Brus­sel en de heer D.Van den Berghe uit Boom, benieuwd wat er van hen is geworden - maar op een andere plaats schrijft jazz-medewerker Pierre De Bie over Elvis Presley dat hij "ten onrechte" zanger wordt genoemd.
In het nummer van 27 maart 1957 verschijnt de uitslag van de "Song Parade Popularity Poll 1956-1957", die een typisch beeld geeft van de situatie op dat ogenblik. Bij de zangers wordt Nat King Cole gelauwerd, gevolgd door Frank Sinatra en Elvis Presley; bij de vrouwelijke vocalisten wint "Miss Que Sera" Doris Day, met in haar kielzog Caterina Valente en Ella Fitzgerald; als vocale groep beleven The Platters triomfen, hierbij The Four Aces en The Four Lads achter zich latend; bij de "grote orkesten" blijkt Lionel Hampton favoriet number one, gevolgd door... Helmut Zacharias die Count Basie verslaat (!); bij de "kleine formaties" verslaat Bill Haley zijn naaste concurrenten, zijnde de Louis Armstrong All Stars en Freddie Bell and The Bellboys, een groep die destijds aan de zijde van Bill Haley debuteerde in "Rock around the clock" en waarvan sinds jaar en dag niets meer werd vernomen; bij de solisten tenslotte gaat de hoofdtrofee naar de Engelse trompetist Eddie "Zambesi" Calvert, gevolgd door Louis Armstrong en Lionel Hampton.
Typisch is dat er een aparte klassering wordt voorzien voor "rock'n'rollartisten", en hier wint Elvis Presley moeiteloos het pleit vóór Bill Haley, Little Richard, Gene Vincent, Fats Domino en The Treniers.
Dezelfde namen vinden wij grosso modo in het nummer 37 van een jaar later terug, maar vocalist nummer één is nu veelzeggend genoeg Pat Boone, gevolgd door Elvis Presley als ongelukkige tweede en Nat King Cole als grote verliezer.
Nochtans zullen wij u geen verzamelaar van de religieuze en nationalistische fanaat Pat Boone aanraden, ook al komt hij wél en King Elvis niet voor op twee ietwat dubieuze verzamelaars, die onder de titel "Heroes of rock'n'roll' (MCA) n.a.v. een TV-serie (op Veronica als wij ons niet vergissen) werd uitgegeven. Dubieus omdat onder deze titel blijkbaar ook The Mamas and The Papas, Brian Hyland en zowaar zelfs filmac­teur Richard Harris thuis horen.
Hoe dan ook, de houding vanwege Song Parade tegenover vooral blanke rockers als Jerry Lee Lewis bleef moeilijk, maar zwarten als Little Richard en grote voorganger Louis Jordan konden zich in een uitgesproken sympathie verheugen, net als trouwens mr.Buona Sera Louis Prima - vanwege zijn jazzy achtergrond?
Want is de doorbraak van rock'n'roll in België redelijk laat gekomen, dan is de verbinding met de jazzwereld des te opvallender. Een de eerste figuren, Freddy Sunder met "Rio Rita", kwam net als z'n grote voorbeeld Louis Prima immers eerder uit de jazz-richting en werd zelfs als Amerikaan gepromoot. (*)
FREDDY SUNDER
Voor één keer kon men dus echter toch niet zeggen dat België het buitenland achterna huppelde als het over het ontstaan van rock'n'roll ging. Integendeel zelfs, nog voor "Rock around the clock" of "Jailhouse rock" onze kontreien zouden bereiken, had de Antwerpenaar Freddy Sunder reeds een boogie-versie van de country-klassieker "Kaw Liga" op de markt gebracht (in 1953). En die country-inbreng is nu precies wat rock'n'roll zou onderscheiden van de rhythm'n'blues die reeds vroeger bestond en die voor 90% het ritmische patroon van rock zou bepalen.
Wist Sunder echter veel! En zijn fans wisten nog minder. Zij waren immers in de waan gebracht (nog altijd in de euforie van de afloop van W.O.II) dat het hier een Amerikaans staatsburger betrof. Van zodra echter de ware nationaliteit van Sunder aan het licht kwam, riepen zijn vroegere fans in koor: "Mee iel Antwaarpe, mor nie mee maa!" Gelukkig kon Frits Sunderman aan de slag als studiogitarist (b.v. op "Kili Watch", "Eenzaam zonder jou" en "Sans toi mamie") en later zelfs als leider van de BRT-Big Band.
BURT BLANCA
Exit Sunder, welkom Burt Blanca. Ook hier deed men een beetje geheimzinnig over zijn afkomst (het was een Brusselaar met Brugse roots), maar gelukkig niet in die mate dat het publiek afkickte toen men erachter kwam dat dit niet het verloren gewaande tweelingsbroertje van Elvis Presley was. Blanca had zelfs over de zuidergrens een verdiend succes, zeker als men ermee rekening houdt dat hij ooit nog debuteerde in het beruchte baancafé "Virske de Fluitster" in Vilvoorde, waar nu een Decap-orgel speelt.
Dat heeft natuurlijk ook veel te maken met de houding die de goegemeente aannam tegenover het nieuwe rockverschijnsel, zoals Burt Blanca zo'n twintig jaar geleden in De Rode Vaan verklaarde: "Het rockfenomeen werd vooral komisch benaderd. Men vond het eigenaardig dat wij op het podium zo te keer gingen. Een orkest dat moest toch stijf blijven staan, nietwaar?"
Burt Blanca huppelde zowat over en weer tussen Engels en Frans ("Tout en fumée") en werd daardoor eigenlijk geen sant in eigen land, maar kwam wel aan de bak in Frankrijk.
DAN ELLERY
Dan Ellery van zijn kant nam onder zijn eigen naam vocale nummers op voor Philips ("Jealous tiger" is z'n bekendste) en met The Tigers instrumentals voor Newtone ("Tiger attack"). Het merkwaardige is dat daarbij vaak een hoofdrol werd vertolkt door een "naamloze" saxofonist. De composities waren meestal van Dan samen met ene Rocky Miller. Opvallend is wel dat ze veel Amerikaanser klonken (met name de invloed van de "twangy sound" van Duane Eddy op "Long Trail" is opvallend) dan de andere Europese groepen uit die tijd (behalve misschien de Franse, zoals Vince Taylor of Les Chaussettes Noires), die eigenlijk allemaal kopieën waren van The Shadows. Dat is wel jammer voor sologitarist Jeff De Visscher, die dan eerder aan de bak kan komen als begeleider van Jacky Delmone.
Nadien gaat Dan bij RCA spelen, maar buiten "Lumpin' Lips" zit daar niet veel soeps bij. Hij hervat zich echter met "Bop-a-lena" op Cardinal. Jeff De Visscher gaat dan bij Nancy & the Atlantics spelen ("We are happy" en "If you think"), een groep die in de richting van The Honeycombs gaat, maar waarin Nancy Dee reeds wordt vooruitgeschoven wat uiteindelijk zal uitmonden in een solocarrière, die evenwel weinig met rock’n’roll vandoen heeft.
Minder bekend is ene Billy Geens uit Averbode alias Bill Diddley die ondanks zijn naam eerder een Buddy Holly-kopie was die in 1958 debuteerde (Holly zong overigens ook de gelijknamige Bo Diddley-klassieker). Zijn groep, The Daltons, ging in 1963 ter ziele en daarna werd Diddley begeleid door The Hollywood Twisters of zelfs door The Pebbles! Net als Joe Meek kreeg ook Bill Diddley een slag van de molen in 1967, alleen pleegde hij gelukkig geen zelfmoord, maar integendeel: hij zag het Licht al hier op aarde! "Buddy Holly is een heilige. Hij toonde aan de jeugd hoe zich te gedragen. De Rolling Stones en dat soort groepen hebben die houding verbeestachtigd!" Alleluia.
PATER VISSER
Voor de Belgische kranten was rock'n'roll in het algemeen en Elvis Presley in het bijzonder natuurlijk de baarlijke duivel (denk aan het stukje in "De Gentenaar"). Alleen Hugo Claus kwam tegen die opvatting in opstand.
In die context is het nu wel tijd om even een misverstand recht te zetten dat nog steeds welig verder tiert. Dat de kerk rock'n'roll niet gunstig gezind is, dat kun je je namelijk wel inbeelden, maar echt hard kan men die stelling niet maken. Er zijn m.a.w. bij mijn weten, in ons land althans, nooit expliciete veroordelingen geweest van rockmuziek vanop de kansel. Tenzij door hier of daar een individu.
Maar daar stonden dan andere individuen tegenover, zoals Pater Visser van de abdij van Affligem die in het muziektijdschrift "Juke Box" verkondigt (in 1957!): "Als wij in de bladen schrijven, of op vergaderingen zeggen, dat Rock'n'Roll een zottekensspel is, dan halen die jonge gasten achter onze rug hun schouders op en lachen ze je uit. Dat negatieve in onze woorden of geschriften aanvaardt onze huidige jeugd niet meer. Zij vraagt enkel begrip voor hun leven en een hoger optillen van dat leven. Wij veroordelen te veel en wij verzorgen te weinig. Wie veroordeelt moet ook iets kunnen opbouwen. Het oude zegt de nieuwe jeugd weinig of niets meer. Er is aan deze jeugd niet veel gegeven of gezegd (in een taal, die hen aansprak) en daarom is zij haar eigen weg gegaan. Of beter gezegd niet haar eigen weg, want jeugd gaat geen eigen wegen, maar van de voorbeelden die hen aanspraken. Mij persoonlijk zegt Elvis Presley heel weinig; maar ik vind wel dat die jongeman, zowel in stem als in voordracht, de sfeer van de huidige jeugd weergeeft. Dat gebrokene, dat hese in zijn stem, het geraffineerde in zijn voordracht... En als men daarbij zijn figuur voor ogen heeft, dan kan men zich enigszins indenken, dat onze huidige jeugd zich daarin weervindt."
Wijze woorden, zeker als men deze houding vergelijkt, b.v. met die van de Communistische Partij die in die koude oorlogsjaren op die manier de kans aan zich voorbij liet gaan om de jeugd voor zich te winnen. In een licentiaatsverhandeling haalt Marniks Puype deze negatieve houding tegenover rock'n'roll zelfs aan als één van de redenen waarom de oplage van "De Rode Vaan" uiteindelijk zo klein werd dat men van een dagblad naar een weekblad moest overschakelen. Toen ik n.a.v. "20 jaar Sgt.Pepper's" er "De Rode Vaan" van 1967 op navlooide, bleek dat het uitbrengen van deze monumentale elpee de redactie totaal ontgaan was. De commentaar van toenmalig redacteur Vic Van Saarloos was ontnuchterend: "Och, wij hadden daar hoegenaamd geen belangstelling voor. Maar dat was in feite al een vooruitgang, want in de jaren vijftig hebben we werkelijk nog vurige pamfletten geschreven tegen Elvis Presley en zo."
Omdat vele platenwinkels zich nog “een opvoedende taak” voorhielden en nog liever failliet gingen dan die “beestenmuziek” uit het verderfelijke buitenland te importeren en "the real thing" dus moeilijk te krijgen was, huurden Albert Van Hoogten en Jean Van Hooren enkele mensen in om hits te coveren voor een budget-label (Teeny b.v.), plaatjes met twee A-kanten die dan tegen 39fr (i.p.v. de "normale" 66fr) werden verkocht. Ikzelf had zo "Personality"/"Keep it up" van Bell Records en natuurlijk ook tal van die fameuze Kraft-plaatjes die echter van mindere kwaliteit waren. Al zou ik wel graag weten wie deze plaatjes inspeelden en –zongen: bestaat er in Engeland niet iets dergelijks, waarbij het om de jonge Rod Stewart en Elton John blijkt te gaan?
Dat was ook de tijd dat de muziekuitgeverijen nog altijd meer te zeggen hadden dan de platenmaatschappijen, zodat het kon gebeuren dat iedere maatschappij hààr versie van een bepaalde hit liet opnemen. De hitparades werden dan ook nog altijd op basis van het lied (de muziekuitgeverij dus) en niet van de uitvoerder (de platenfirma) opgemaakt, vandaar dus die "gekke" hitparades van uit die tijd.
BOBBY SETTER
Opmerkelijk is dat reeds van bij het begin er ook Vlaamse rock wordt gemaakt: zelfs Will Tura, dé grote naam van het zogenaamde Lichte Lied in Vlaanderen, waagde zich oorspronkelijk aan The Everly Brothers, ofwel met een vertaling ("Bye Bye Love") of een soort “op de wijze van” ("Sproetje", geschreven door... Jan Theys!).
Will Tura, of beter gezegd Arthur Blanckaert, want toen had hij nog geen artiestennaam, was gedebuteerd op een “crochetwedstrijd” van Radio Kortrijk in 1955 met de toepasselijke naam “Weg met de zorgen”. Hij eindigde er tweede na de zestienjarige Bob Verhelst, die als prijs (net zoals veel later in “Idool”) een plaatje mocht opnemen, met name zijn interpretatie van “De Jodelende Fluiter” van Bobbejaan Schoepen. Bob Verhelst ging later studeren aan het Gentse Conservatorium, waar hij als Bobby Setter een rockgroepje samenstelde. In 1963 zag hij zich echter genoodzaakt de samenstelling van zijn groep helemaal om te gooien, want hij kreeg via een agentschap in Monaco de kans om een tournee te doen in Afrika, o.a. in Dakar en Abidjan en zijn conservatoriumvrienden kozen uiteindelijk toch maar voor een veilig bestaan in de klassieke richting.
Bobby Setter zou later vooral naam maken als begeleider van Fats Domino op zijn Europese tournees en door het intrappen van de deur van rockjournalist Jacky Huys, toen die een artikel geschreven had over zijn dochter (“dochter van Bobby en een Ierse”). Waarop Bobby zich onsterfelijk maakte door te repliceren: “Mijn vrouw is geen Ierse!!!”
Bobby Setter speelt ook op de originele “De Vogeltjesdans” zoals die werd uitgebracht door Louis Van Rijmenant. Aangezien het hier eigenlijk het nummer “Chip Chip” betreft van een Zwitsers accordeonist die zijn rechten had afgestaan, kreeg Setter de keuze om 1.500 fr. te incasseren als studiomuzikant ofwel mee te tekenen als componist. Hij koos voor het eerste, waardoor hij zo’n 33 miljoen door zijn neus geboord zag, als men het gebruikelijke tarief van 1 fr. per verkocht exemplaar hanteert...
INSTRUMENTALE ROCK
Maar er was ook "echte" rock met "Cecilia Rock" van The Jokers en "Protest Rock" van The Seabirds. En meteen ontbrandt ook de discussie over het gebruik van het Nederlands dat internationaal succes sowieso uitsluit. In diezelfde periode kunnen The Cousins immers wél world-wide scoren met het in een brabbeltaaltje gezongen scoutsliedje "Kili Watch", wat als het van Jan Hanlo was geweest als poëzie zou worden bestempeld. Gust Derese (bas), André en Guido Vande Meerschout (gitaar en zang) en Adrien Ransy (drums) waren als La Jeune Equipe gestart als balgroepje op de surboums van de jeunesse dorée. De naamsverandering kwam er toen ze werden gevraagd om op te treden in de gelijknamige dancing aan de Brusselse Grote Markt.
The Seabirds (oorspronkelijk een akoestische groep met de Aalsterse zanger Benny De Wilde en de Oostendse gitarist Sylvain Van Holme als Everly Brothers-kopie) waren eigenlijk nog een derivaat van de fameuze Kraft-singeltjes. Deze plaatjes hadden immers zo'n succes dat er met een heuse platenfirma (Helia) kon worden gestart. Naast The Seabirds debuteerden daar ook Danny Fisher & the Spoetniks bijvoorbeeld. Kraft-eigenaar Albert De Backer had van platen persen echter geen... kaas gegeten en door business-flaters ging het bedrijfje in 1963 reeds de fles op.
De Vlaamse muzikanten ontdekten dus de rock'n'roll pas, toen men in de V.S. en Engeland reeds meer de instrumentale toer opging. Daardoor zitten de eerste Belgische rockgroepen die de kop opstaken, helemaal in de sfeer van die instrumentale rage. Zo o.a. de Antwerpse Jokers, die op nummertjes als "Tabou" hun kunsten demonstreren.
The Jokers losten het taalprobleem inderdaad op door ook veel instrumentale nummers op te nemen. Gitarist Ronny Sigo kon er natuurlijk wel wat van! The Jokers gingen als hitparadegroep nog mee tot de twist-rage (nadien zullen zij nog lang in het - vooral Spaanse en Japanse - nightclub-circuit meedraaien). De drummer Gerald Pepermans was afkomstig van Temse (**). Zanger-gitarist Jos Clauwers (°1942) leek zozeer op Elvis dat hij in augustus 1965 even voor Elvis moest spelen in de film “Double Trouble”. Die speelde zich op een bepaald moment immers in Damme, Brugge en Antwerpen af, maar je ziet van hier dat The King zich daarvoor zou verplaatsen! In de jaren zestig was in het Waasland echter nog een groepje actief, The Jumpers, waarvan alvast één lid later carrière heeft gemaakt. Marc De Coen (°1948) werd later immers manager van o.a. Garry Hagger en Günther Neefs. Met Liliane St.Pierre stonden The Jumpers ook in voor de bijbelmusical "Glory Halleluja".
Typisch voor het Waasland is wel dat de twee beste groepen die het heeft voortgebracht, Theo and the Beat Boys en Papadock's BRC, het nooit tot een plaatopname hebben kunnen brengen. Theo en zijn makkers oefenen nu een beroep uit dat niks meer met de muziekbusiness te maken heeft, de mannen van Papadock's daarentegen zijn nog lange tijd actief gebleven. De oorspronkelijke leider, gitarist Luc Vermeulen, die de groep verliet toen deze onder impuls van drummer Erik De Volder van boogie-woogie overschakelde op parodierock-in-het-Vlaams, zit nu in een jazzgroepje zonder al te veel ambities. De gitaristen-gebroeders Vercruyssen en bassist Jean-Pierre Goossens, die ingehuurd werden om nadien de backing van De Volder en pianist Lukas De Bruycker te verzorgen, gingen naar The Bluebirds Big Band. Zowel De Volder als De Bruycker zijn ondertussen volledig het pad van het theater ingeslagen.
THE SIXTIES
In het begin van de jaren zestig scoort België zowaar een nummer één hit in de Verenigde Staten met "Dominique" van Soeur Sourire (gebaseerd op een thema uit de eerste beweging van het klarinetconcerto van Mozart), maar het is pas midden de jaren zestig dat België echt Europees gaat spelen. Niet alleen met Anderlecht op het voet­balveld maar ook op de hitparades, met mensen als Ferre Grignard, Jess & James, The Pebbles, The Wallace Collection en The New Inspiration, die o.a. Dave Berry begeleidden toen die ons land aandeed (toch is de componist met de naam "Berry" die de meeste van hun hits heeft geschreven niet Dave en zeker niet Chuck, maar het is wel een pseudoniem voor zanger Danny Sinclair, die eigenlijk Bracke heette).
The Wallace Collection kwam uit Brussel. Toch zaten er ook Vlamingen bij, zoals Sylvain Van Holmen. Sylvain Van Holmen startte bij de Oostendse beatgroep The Seabirds, waarvan naar eigen zeggen ook Reddy De Mey zou deel hebben uitgemaakt, om van daar bij de Waalse groep Sylvester's Team terecht te komen. Later werd deze groep uitgebreid tot de Wallace Collection die terecht een zeer groot succes oogstte, ook in het buitenland. The Wallace Collection scoorde een reusachtige hit met "Daydream", gebaseerd op enerzijds de wals uit het Zwanenmeer en anderzijds het andante cantabile uit het strijkkwartet, beide van Peter Tsjaikovski (***). Er spéélde bij de Wallace Collection immers ook een cellist en dan nog wel iemand uit het Nationaal Orkest van België, nl. Serge Ghazarian. In het begin van de jaren negentig is hij echter overleden. Het mag de Belgische pop weliswaar aan Jimi Hendrixen of Janis Joplinnen ontbreken, ook hier maait Pierke lustig met z'n zeis: Patrick Nebel, Koen De Bruyne, Ann Christy, Louis Neefs, Bert Bertrand, Dré Baekelant, Wilfried Devijver, Christopher Lühr, Harry Huysmans, Wim Decraene, Robert Mosuse, noem maar op.
FERRE GRIGNARD
Bij de dood van Ferre Grignard in 1982 schreef ik in De Rode Vaan wat naar mijn oordeel een ontroerend eerbetoon was, maar omdat ik mij had laten ontvallen dat het eigenlijk allemaal al lang gedaan was, kreeg ik een vlammende lezersbrief naar mijn kop (****). Alhoewel men dergelijke brieven beter naast zich neer legt, vond ik het toch een geruststelling om jaren later (19/4/2000 om precies te zijn) in Knack-Focus te lezen dat begeleider Miel Fingertips over die tijd verklaarde: "Toen woekerde zijn ziekte al. Ferre wilde nog wel zingen, maar hij kon het bijna niet meer. Het is tragisch om te zeggen, maar hij besefte niet dat het voorbij was."
Over Ferre Grignard doen allerlei stadslegenden de ronde. Zo bijvoorbeeld dat hij samen met Jimi Hendrix zou hebben gejamd in de fameuze Star Club in Hamburg, waar The Beatles ooit zijn begonnen. Het is wél waar dat Ferre in de Star Club heeft gespeeld (van 30 september tot 2 oktober 1966 om precies te zijn), maar Jimi Hendrix heeft zich daar toen niet laten zien. Anderzijds kan het wel zijn dat Ferre in die periode Jimi heeft ontmoet, toen zij allebei (maar los van elkaar uiteraard) in de studio's van de Duitse radio werden verwacht.
Daarnaast is er nog dit merkwaardige verhaal dat Wim Van Gansbeke me ooit eens heeft verteld in het Gentse Nieuwpoorttheater na een optreden van Jos Van Immerseel met zijn toenmalige echtgenote Maria Lindal. Onze Antwerpse pianovirtuoos zou samen met zijn Nederlandse collega Ton Koopman iets te maken gehad hebben met de provobeweging in Antwerpen, aldus Van Gansbeke. Het is echter ook mogelijk dat hij verwart met een andere Nederlander met de naam Koopman, die De Muze openhield en zijn Rolls Royce uitleende aan Ferre Grignard als deze een optreden had versierd in de Parijse Olympia. Maar volgens Van Gansbeke was het dus net omgekeerd: Ferre Grignard zou zijn Rolls hebben uitgeleend aan Ton Koopman om een recital te gaan geven in Parijs. En al lijkt dit dus onwaarschijnlijker dan de eerste versie, dan heb ik het ernstige radioprogramma "Gezocht Verleden" (26/10/97) cellist Jaap ter Linden toch een anekdote horen vertellen hoe men het clavecimbel van Koopman door het dak van die wagen trachtte te vervoeren!
En dan is er ook nog de ongelooflijke story van professor Chris Van den Wyngaert, die in 2004 werd benoemd als rechter aan het Joegoslavië-tribunaal. Die was in de jaren zestig immers "bevriend" met Ferre Grignard en heeft zelfs nog een elpee opgenomen!
MEISJES, ZE KOMEN GOED VAN PAS, MENEER
Nu goed, buiten deze laatste anekdote, zal in wat voorafging vooral de afwezigheid van ons vrouwelijk heir zijn opgevallen. Ook zij hebben immers weinig bijgedragen tot het welslagen van de onderneming. Het volstaat immers niet met te zéggen dat je je als Janis Joplin voelt (Della Bosiers), of een rockband achter je rokken te plaatsen (Leen Persijn met Hatch), of gewoon maar de vrouw van Roel van Bambost te zijn (Miek). Dat alles is volgens ons niet voldoende om te spreken van "rock". Het meest ondernemende meisje was ongetwijfeld Griet De Bock (°1943) die als Kate (van de Kennel en Clee's Five) in Salome's zeven sluiers de podia van de Vlaamse onderpastoors onveilig maakte. In de platenkoffer "Twintig jaar kleinkunst in Vlaanderen" werd, gezien de optiek van de samenstellers, van haar enkel "In het huis der schande" van Drs.P. opgenomen, waarbij het ons een troost is te weten dat haar vaste begeleider, Jean Blaute, toch van de partij is. Griet De Bock heeft nadien nog als actrice opgetreden in "De bittere tranen van Petra von Kant", "Vrouwen" (van Jan Decorte) en "Ulrike", de opera van Leo Geerts, maar in 1981 verdween ze (volgens de website van de Kennel) van de aardbodem. In werkelijkheid zat ze in Italië, samen met acteur Loet Hanekroot, die wij, gewone stervelingen, kennen als de grote directeur uit "De Collega's", maar zij zal hem wel hebben leren kennen (in de bijbelse betekenis van het woord) als regisseur van "Ulrike”. Nu wonen ze in Gent.
Jean Blaute zelf speelde vóór Clee’s Five en Kate’s Kennel bij The Eagles, een beatgroepje uit Zottegem dat o.m. Marino Falco (Marijn De Valck dus) begeleidde. Zij mogen dus niet worden verwacht met een andere groep uit ons land die onder die naam actief was over de taalgrens en o.m. Marc Aryan begeleidde (*****). Bij déze groep vonden we o.m. de later heel erg bekende jazzdrummer Bruno Castelucci terug en Ralph Benatar die in de discoperiode een internationaal gereputeerd producer werd. In de Verenigde Staten was er ook nog een groepje dat zich The Eagles noemde, maar dat is binnen deze context uiteraard totaal onbelangrijk.
JAZZ BILZEN
Jazz Bilzen was, zoals de naam het eigenlijk zelf al aangeeft, oorspronkelijk geïnspireerd was op het jazzfestival in het Waalse Comblain-la-Tour. Organisator Jan Coch in Het Belang van Limburg van 26/9/1986: "Wij hadden in die jaren een vzw gevormd die meer dan 130 leden telde en waarin zowel zestigers als tieners zaten. Zo goed als elke familie in Bilzen had wel een zoon of dochter die aan Jazz Bilzen meewerkte. Jazz Bilzen is eigenlijk uit het Davidsfonds en de Vlaamse Toeristenbodn ontstaan! In die groep zat zowat iedereen: leraars, middenstanders, arbeiders, bedienden, studenten... tot zelfs een priester en een topmanager van een groot Limburgs bedrijf toe."
Maar ook deze laatste kon blijkbaar niet voor voldoende financies zorgen om bijvoorbeeld The Stones en Jimi Hendrix naar Bilzen te halen. En let wel, we spreken hier niet over astronomische bedragen! The Rolling Stones vroegen welgeteld 375.000 fr., terwijl Jimi Hendrix voor 80.000 fr. twee keer naar Bilzen wou komen.
Ook het einde van het interview (overigens afgenomen door Jaak Smeets) is typisch Vlaams. Coch, nu een gesettelde advocaat, zucht: "Begin juli heb ik nog een keer de kriebels gehad. Ik wou naar het bluesfestival in Peer, terwijl mijn vrouw en mijn kinderen naar een pretpark wilden. Ik ben dus uiteindelijk met mijn bengels naar Molenheide geweest. En ik weet dat het een schande is, maar 's avonds dacht ik: ik heb me goed geamuseerd vandaag..."
TACHTIG WERD PRACHTIG
Op het einde van de jaren zeventig was er opnieuw een opleving van de Belgische pop en alhoewel het zoals altijd een samenspel van factoren betrof, was er toch één opmerkelijk verschijnsel: het BRT-programma "Hitring", gepresenteerd door Kurt Van Eeghem (herinner je zijn slogan "Tachtig wordt prachtig"). Eigenlijk is het befaamde (beruchte?) VTM-effect niets anders dan een tienvoudig "Hitring"-effect.
Sindsdien gaat het dus goed met de Belgenpop. En dat zeg ik dan niet omdat er in die tijd nogal wat verzamelelpees verschenen onder het motto "Dit is Belgisch", wat later een heus kwaliteitslabel voor de mode-industrie werd, want- eerlijk gezegd - er werd toen meer vinyl aan lokale producties verkwist dan goed was voor het ecologisch evenwicht. Dat zeg ik echter wél omdat de jeugdige leeftijd van het gros van de artiesten een wissel op de toekomst inhield.
Laten we beginnen met de elpee samengesteld voor de ASLK. Die eer komt haar zeker toe, want "Get sprouts" ("Haal die spruitjes!") is gewoonweg een superieur product, één van de beste verzamelelpees aller tijden. Technisch had de plaat een iets vollere klank mogen krijgen en om de homogeniteit niet te schaden hand The Plant (ex-Kommeniste) eruit gemogen, maar verder was het gewoon al wierook dat uit onze toenmalige (nog niet eens elektrische) schrijfmachine opsteeg. Namen noemen heeft weinig zin, al vermeld ik graag dat Toy mijn persoonlijke voorkeur wegdroeg, wat misschien ook wel een beetje te maken had met het feit dat drummer Marc Bonne voor hetzelfde regionale blad werkte als ik.
In de loop van de jaren tachtig bleek dat er toch een aantal belangrijke namen zouden standhouden: Dirk Blanchart van Luna Twist, Ludo Mariman van The Kids en natuurlijk Arno Hintjens van TC-Matic. Tien jaar eerder was ik totaal van de kaart van een groep genaamd Freckle Face. Op een week tijd ging ik naar twee optredens van hen kijken en vooral luisteren (beide in Gent: een benefietavond voor Release en een "gig" in een dancing op de Kuiperskaai) maar dan was Freckle Face ineens ook "weg". Zo'n vijf jaar later duikt dan in Gent (onder het patronaat van Karel Bogaert) een nieuwe groep op: Tjens-Couter. Op hun eerste elpee hoort men o.a. in "I can dance" nog die harde, wilde, ruwe rootsrock, veel harder en wilder als Freckle Face, maar wel met diezelfde ruwheid. En dat was niet te verwonderen. Achteraf blijkt Freckle Face namelijk de groep te zijn waarin Tjens-Couter debuteerde. Sindsdien kan alles, er zijn geen regels meer. Niet bij het koken (waardoor mijn moeder zowaar een fan van Arno werd) als wat het zingen van nummers van Brel en Ferré (over zijn geboorteplaats Oostende) betreft. Zelfs invloeden van Brecht, Weill en Tom Waits zijn hem niet vreemd, maar de basis blijft blues en rock, verdriet en liefde.
Voor de tweede elpee die tot stand kwam door een samenwerking tussen het popblad Riff, de opnamestudio Simnus en de platenmaatschappij Harvest (EMI), had ik iets meer reserves, maar toch lagen de kaarten ook hier nog goed. Die reserves kwamen dan ook hoofdzakelijk voort uit het feit dat als op de vorige elpee dan al jonge groepen stonden, ze hier nog een flink stuk jonger zijn. Of toch nog niet helemaal rijp. Ik zal niet ontken­nen dat een aantal groepen mij zelfs als totaal onbekend voorkwam, maar dat leidde dan soms toch tot prettige verrassingen (zoals b.v. met The Bet uit Meise).
Verder is het wel zo dat olie bovendrijft, daarmee bedoel ik dat de meest bekende groepen ook de beste zijn, zoals The Employees en Lavvi Ebbel (de enigen die ook op de spruitjeselpee staan), Chester Vavenue, Bucks Danny enz. Ook hier weer een miskleun (en véél erger dan The Plant): ene Benjamin Lew, geknipt voor Hara Krishna of Baghwan, mag gedurende een aantal minuten zijn gang gaan. En dat op een elpee die "Beat Boys" heet!
Anderzijds dient wel opgemerkt dat dergelijke verzamelelpees misleidend kunnen werken. Indien bv. de nieuwe single en openingstrack de vijfde elpee van Machiavel, "Fly", erop had gestaan, had ik deze groep vast bij de "goeden" geteld. Helaas blijkt ook "New Lines" alweer de verwachtingen niet in te lossen. Over de eerste twee elpees kan ik geen oordeel vellen omdat ik ze nooit heb gehoord, maar nadat de derde ("Mechanical Moonbeams") zwaar beladen was met een achterhaalde Deep Purple-sound uit de late jaren zestig en ze op de vierde ("Urban games") hadden ontdekt dat ondertussen iedereen op reggae was overgeschakeld, gingen ze met “New Lines” weer een andere (hardere) toer op. "Een groep heeft het recht steeds iets nieuws te brengen," aldus een Machiavellist tijdens een interview op RTL, en dat is juist, maar bij Machiavel lijkt het ons te zeer een krampachtig zoeken naar een eigen sound.
The Kids en Toy verdwenen in 1982 in de quasi-anonimiteit, The Bet bracht een aanvaardbare, maar toch ietwat ontgoochelende elpee uit (nr.3 van De Rode Vaan uit dat jaar), die weliswaar werd overtroffen door de Beatles-persiflage, "A world of Machines" (21, 29), maar geen van deze groepen drukte echt z'n stempel op het voorbije jaar. Evenmin zit die kans erin voor De Kommeniste, Harry & C enz., de talloze jongeren die zich aan het succes van Raymond hebben opgetrokken om het in hun moedertaal te proberen. Terecht wees een (zij het niet onpartijdige) lezer er ons dan ook op (toenmalig manager Herman Schuermans in de RV nr. 4) dat het wel eens De Kreuners zouden kunnen zijn die met de palm zouden gaan lopen. De Meester zelf (RVHG, dus) dook zijdelings hier en daar nog eens op : ofwel in de Young Lovers-tournee van Jean Blaute (13, 41, 44), ofwel op de goede singel van De Waterlanders (25) of de mini-elpee van Kamagurka (50). Voor echte vernieuwing zorgden echter Allez Allez (13) en Luna Twist (7, 50).
Die nieuwe sound vond men in die tijd echter vooral in het New Beat-wereldje. Nog steeds wordt ons landje op die manier hoog aangeslagen in de wereldwijde evolutie naar dance en house. Men kan zich afvragen hoe dat op die manier is kunnen evolueren. Soms geeft men een heel ingewikkelde uitleg gaande van Telex en Front 242 om zo uiteindelijk bij de Confetti's te arriveren. Voor mij is het een uitleg als een andere. Geef mij maar eerder die van Luc De Vos, de zanger van Gorki, in zijn boek “De rest is geschiedenis”: “We schrijven het einde van de jaren tachtig, de beginperiode van de New Beat. Eerst wist ik niet wat ik hoorde. Er dreunde in deze gelagzaal (de Boccaccio, RDS) een dreun die eindeloos voortging (…) Een decennium later zou dit medium, de dance, uitgroeien tot de ene ware soundtrack voor de film van het leven van de jongeren van vandaag. (…) De dance verdrong de popmuziek. Popmuziek was te ver doorgedrongen op het terrein van de communicatie en de metacommunicatie. Popmuziek was louter commentaar gewroden en op den duur naast het leven gaan staan. Dat kon niet blijven duren. Doodvermoeiend was het.” (p.51)
Als de cijfers bekendgemaakt worden over de platenverkoop in ons land gedurende de periode 1979-1983, blijkt hieruit o.m. dat de verkoop van langspeelplaten van bijna twaalf miljoen in 1979 was teruggelopen tot nog geen zeven miljoen in 1983. Een daling dus met veertig procent, voor de platenindustrie hoog genoeg om zelf eens bij de regering aan de bel te gaan hangen. De nooit goed doorgedrongen verkoop van voorbespeelde cassettes volgde "uiteraard" deze curve, maar verrassend steeg de verkoop van singles met ongeveer één miljoen (van 11.931.000 naar 12.643.000). Het is duidelijk: de mensen, en dan vooral de jongeren, hebben nog steeds behoefte aan fonoplaten maar ze zijn in deze crisistijd gewoon te duur geworden. Vandaar dat er prijsbewust wordt gewinkeld. Een single mag dan nog relatief erg duur zijn, ten opzichte van een elpee (die toch vaak "opgevuld" wordt met minderwaardig werk) is ze nog best te betalen.
WANNEER KOMT DE MESSIAS TERUG?
In de jaren zeventig plugden in het hele land Nederlandszingende groepen hun gitaren al eens in een versterker, maar meestal zonder succes: platenmaken was er zelfs nauwelijks bij. Toch konden in het Leuvense groepen als Freakadel, met Wilfried De Vijver, en de groep waaruit hij overgestapt was, Het Luk Tegenbos' Smartensemble, een publiek vinden voor een soort rock’n’roll die, vooral bij Luk Tegenbos, sterk visuele, en vaak ook echt leuke kantjes had. Een hoogtepunt van veel Smartensemble-shows was de Leuvense blues ("Stoasse Blues") die Big Bill (toen nog Krakkebaas) telkens bracht, maar omdat de groep nooit echt kon kiezen tussen professionaliteit en amateurisme, en er anderzijds in het ernstige Vlaanderen toch maar weinig mensen bereid zijn te lachen, ging de groep eind '75, op de fles. Big Bill ging solo verder en bassist Mich Verbelen zou uiteindelijk bij Raymond van het Groenewoud terechtkomen.
De Vlaamse rock zou immers niet echt van de grond komen voor hij zijn Messias gevonden had, en die kwam dan in de persoon van de gewezen Verminnen-begeleider Raymond van het Groenewoud, die samen met de uit Pendulum gevallen Erik Van Neygen en ex-Mad Curry-ritmesectie Eddy Verdonk en Jean Vandooren "Louisette" opzette, de eerste echte Vlaamse rockgroep. Hun debuutsingle ("Maria, Maria, ik hou van jou") was meteen klassieker, maar omdat niemand dat inzag flopte hij. Later, nadat “Meisjes” op de goegemeente was losgelaten, zou het een echte cultklassieker worden, maar dat is weer een ander verhaal...

Ronny De Schepper
(met heel veel dank aan Jan Mestdagh voor het ooggetuigeverslag uit de jaren vijftig en aan Luc De Ryck voor geheugensteuntjes voor wat de jaren zestig en zeventig betreft)

(*) Louis Prima zou trouwens ook later nog z'n invloed doen gelden, o.a. op Marino Falco (Marijn De Valck) met "Hopla met de beentjes, Marie", Salix Alba ("I can't resist") of Two Men Sound ("Feeling better"). In navolging van de toen heersende rage van spaghetti-westerns sprak men in het begin van de jaren zeventig dan van spaghetti-rock.
(**) Danny Fisher had begin jaren zeventig nog een hit in Vlaanderen met ‘Just another guy’, een nummer dat oorspronkelijk de B-zijde sierde van ‘The minute you’re gone’ van Cliff Richard. ‘Just another guy’ werd dan ook geschreven door Neil Diamond. Anno 2007 treedt Danny Fisher nog steeds op, deze keer met The Old Jokers. Of er buiten Gerald Pepermans nog andere leden van de vroegere Jokers meespeelden, weet ik niet.
(***) Toen de groep over zijn hoogtepunt was, stapte Sylvain eruit en dook de studio in om zich te ontfermen over zeer verschillende stijlen, zoals Marijn De Valck, The Kids en The Machines. Zelf bleef hij actief bij Two Men Sound, samen met Lou Deprijck en Pipou.
(****) In die tijd werkte ik samen met de reeds genoemde Bluebirds aan een rock-opera en zo had ik een optreden van Ferre in jeugdhuis ’t Centrum in Sint-Niklaas bijgewoond. The Bluebirds verzorgden immers het voorprogramma. En tegelijk vormden wij op die manier ook het enige publiek, want er was geen kat op afgekomen.
(*****) De eerste begeleidingsgroep van Aryan heette Les Chabrolls. Zijn thuisbasis was toen nog Knokke, een Franstalige enclave aan de rand van Vlaanderen. Het is niet duidelijk of de groep gewoon van naam veranderde of dat het ook om totaal andere muzikanten gaat. Evenmin kan ik bevestigen of de naam afkomstig is van de Franse filmregisseur Claude Chabrol.

Geen opmerkingen: