dinsdag 18 december 2007

Pitte

ONSCHULD EN HUIVER UIT DE KINDERTIJD
Op 23 november 2000 opende schrijver Pol Hoste in de kapel van de begraafplaats Campo Santo aan de Antwerpsesteenweg te Sint‑Amandsberg een kleine, maar prachtige tentoonstelling openen van zijn vriend eric vande Pitte. Een reeks figuratieve, ietwat geheimzinnige schilderijen vormen samen een project dat speciaal voor deze ruimte werd bedacht. Het was een must voor iedereen die eens wil verpozen en in gedachten opnieuw in zijn of haar jeugd wil verwijlen.
De tentoonstelling kreeg een prachtige titel mee, "Et tout en blanc, le choeur des anges" (helemaal in het wit, het koor van de engelen), die echter tegelijk ook afschrikt. Wie in Vlaanderen het Frans als voertaal gebruikt, wordt immers nog altijd met een scheef oog bekeken. En eric vande Pitte gebruikt altijd het Frans voor zijn tentoonstellingen. Zo heette zijn vorige project "Dans le jardin il y a des arbres et des fleurs". Maar Vlaams-nationalistische heethoofden kunnen meteen gesust worden: het heeft alles te maken met de fascinatie van de kunstenaar voor zinnetjes uit een handboek Frans.
De tentoonstelling in het Campo Santo wil ons meenemen op een tocht door de tegelijk engelachtige en demonische kinderwereld. Zo valt vooral het tweeluik op dat onder de titel 'Voilà une fille' en 'Voici un garçon' een centrale plaats inneemt. Zij hangen links en rechts van het altaar dat door de opstelling van een derde schilderij (op de rugzijde) aan wie de kapel betreedt de blik op dat "opdringerige" altaar ontneemt. "Bovendien moet men onmiddellijk kleur bekennen," monkelt Pitte (zoals hij zich laat noemen, vandaar allicht dat hij "eric vande" met kleine letter schrijft): "Kiest men de kant van de jongens of van de meisjes?"
Daarnaast zijn er veertien kleinere tekeningen met oud blauw potlood (misschien herinnert men zich nog dergelijke dikke potloden, met aan de andere kant een rood gedeelte) op verkleurd zijdepapier te zien, die zijn opgesteld als de veertien staties van een kruisweg. Als kind had eric vande Pitte de gewoonte om getekende geheimpjes op kleine papiertjes in de tuin te verstoppen en ook deze werkjes werden op die manier maandenlang blootgesteld aan zon, regen en vriesweer. Door het vouwpatroon krijgen de tekeningen iets van een mozaïek van tegeltjes van Delfts porselein.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling werd de multipel "Voilà une fille. Voici un garçon" uitgegeven als twee fosforoplichtende zeefdrukken op zijdepapier in een oplage van 15 exemplaren (kostprijs 5.000 fr.). Om de overeenkomst met de kleinere tekeningen te benadrukken, werden ook deze zeefdrukken opgeplooid, zij het (gelukkig) niet tot zo'n klein bolletje verfrommeld papier.
"Die grote schilderijen heb ik ook niet geplooid, uiteraard, maar om de verwijzing naar de tekeningen te behouden, heb ik het doek zo geprepareerd dat de verf lichtjes uitloopt. Samen met het fosforpigment dat ik heb gebruikt, verwijst dit naar jeugdherinneringen die stilaan beginnen te vervagen, maar af en toe toch weer onverwacht oplichten."
Sinds hij in 1986 voor het eerst bekendheid kreeg met zijn project "Pitte schrijft zich in", heeft eric vande Pitte steeds variaties gebracht op hetzelfde thema. Hij is dus duidelijk gefascineerd door zijn eigen kindertijd en door de kindertijd in het algemeen, die voor hem een mengeling is van angsten, fantasieën, schuldgevoelens, onschuld en huiver. Alhoewel geboren in Kortrijk (op 02.08.1950), groeide eric vande Pitte op in Torhout. "Ik heb een moeilijke kindertijd gehad. Het was er één van constante verbazing over de grotemensenwereld," zegt Pitte.
"Als kind was ik al geïnteresseerd in kunstboeken die ik ging ontlenen in de bibliotheek, vandaar de verwijzing hiernaar in 'Pitte schrijft zich in', waarbij ik dummies van fictieve titels voorzag in de zin van 'Pitte aan zee' en zo (naar analogie met de Tiny-reeks). De kaft was telkens een beroemd schilderij, waarin ik mezelf als kleine jongen had verwerkt (b.v. in een go-cart). Marc Reynebeau schreef dan voor ieder van de verhalen en fictieve korte inhoud. Maar goed, zo stelde ik vast dat die boeken veel duurder waren dan andere en ook dat ze meestal in het Frans waren. Voor mij werd het Frans dus de taal van de kunst."
"Voor mij is het Frans op de eerste plaats de taal van de erotiek," zeg ik. "Dat hangt er nauw mee samen," geeft Pitte me onmiddellijk gelijk. "Kijk, ik heb een strenge katholieke opvoeding gekregen en de onzedige gedachten die me tijdens de vele verplichte uren in de kapel door mijn hoofd speelden, heb ik hier vorm gegeven. Vandaar ook de titel die verwijst naar het geslachtsloze van de engelen. Het is met andere woorden het puberale ontdekken van het andere geslacht, wat tot de nodige angsten en problemen aanleiding geeft. Want als kind ervaar je die opkomende seksualiteit als een last. Op het eerste gezicht zie je op de schilderijen bijvoorbeeld twee kinderen, die perfect onschuldig en gelukkig lijken, maar als je goed kijkt, ontdek je allerlei demonen, die ik heb verborgen in hun haar of hun kledij."
Dat er in het werk van eric vande Pitte steeds plaats is voor humor en relativering blijkt ook uit het feit dat hij ergens, net als Buth in zijn Thomas Pips-tekeningen, een muis heeft verborgen. In dezelfde speelse lijn liggen twee op de hoge muren geschilderde fosforfiguren, die als bij donker weer of 's avonds alle lichten van de kapel gedoofd worden, plotseling oplichten. Dan verschijnen achter het altaar twee stoeiende kinderen: een jongen die een meisje achterna zit.
Voor zijn studies aan het Hoger Instituut Sint‑Lukas kwam Pitte naar Gent en, zoals zovele studenten die verliefd werden op de Arteveldestad, is hij er blijven plakken. Hij werd er lid van Amada en gelukkig zijn zij die deze oude blaadjes hebben bewaard, want zij bezitten nu enkele tekeningen van Pitte. Weliswaar niet gesigneerd. "Dat mocht niet. Dat was de periode dat men ons voorhield: jij bent als individu niets, de revolutie is alles. Het was overigens ook de periode dat Renaat Willockx er met mijn lief vandoor ging. Die twee feiten deden voor mij de deur dicht."
Ondertussen had hij in Delta, het Amada-café van Torhout, weliswaar gelijkgezinden leren kennen als Jan Mestdagh, Leen Van Damme en Michel Mommerency, maar de kunst ging nu de voornaamste plaats in zijn leven innemen. Reeds in 1992 werd hij gevraagd voor de groepstentoonstelling "Modernism in Painting" in het Museum voor Moderne Kunst te Oostende. Daarna volgden onder meer "Woord en Beeld in de Belgische Kunst" in het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen en "Grafiek op de Grens", zowel in het Provinciaal Centrum voor Beeldende Kunst te Hasselt als in De Brakke Grond in Amsterdam en het Cultureel Centrum Scharpoord van Knokke. En als vriend van Pol Hoste was hij natuurlijk ook één van diens "Genodigden", vroeger dit jaar in het Bijlokemuseum.

Geen opmerkingen: